Dit is een reactie op het hierboven genoemde artikel dat verscheen in de “Spiritual Connections" Vol 13 Jan-April '96. We citeren de belangrijkste delen van het artikel en onder de citaten staan onze opmerkingen. De titel van het artikel is afgekort tot SPDR en de naam van de auteur tot Bhakti Charu Swami. Het artikel stond beschreven op pagina 6 tot en met 8 van de bovenstaande publicatie.
“Toen Srila Prabhupada sprak over wie zou gaan initiëren na het heengaan van Zijne Goddelijke Genade, noemde hij enkele van zijn discipelen, maar hij verklaarde dat zij niet konden initiëren tijdens zijn aanwezigheid op deze planeet. Zolang hij aanwezig was, konden ze initiëren ten behoeve van hem. Op dat moment stelde Tamal Krsna Gosvami de volgende vraag aan Srila Prabhupada: ‘Is dit zoals een Rtvik?’ Srila Prabhupada antwoordde, “Ja zoals een Rtvik’.”
(Pagina 6 SPDR)
Het bovenstaande is grotendeels een verzinsel. Bhakti Charu Swami beweert dat het bovenstaande gesprek plaatsvond op het moment dat Srila Prabhupada “enkele van zijn discipelen benoemde”. Namen van discipelen werden alleen op 7 juli 1977 specifiek genoemd, er werden 9 discipelen geselecteerd door Srila Prabhupada, en daarna steeg dit aantal op 9 juli naar 11. Srila Prabhupada heeft de volgende beweringen, in tegenstelling tot wat Bhakti Charu Swami beweert, niet gedaan:
a. Dat de benoemde discipelen alleen initiëren ten behoeve van Srila Prabhupada ten tijden van zijn aanwezigheid
b. Dat ze zullen initiëren ten behoeve van zichzelf na Srila Prabhupada’s heengaan.
Niet alleen werden de punten a) en b) niet genoemd, maar Srila Prabhupada verklaarde juist het tegenovergestelde:
Tamal Krsna: Deze mannen (9 zijn er aangesteld). Ze kunnen ook de tweede initiatie uitvoeren. Dus toegewijden hoeven u niet meer te schrijven voor de eerste en tweede initiaties. Ze kunnen schrijven naar de persoon die het meest dichtbij is. Maar al deze personen zijn nog steeds uw discipelen. Iedereen die initieert doet dit ten behoeve van u.
Srila Prabhupada: Ja
(S.P. Gesprek 8 juli 1977)
"Nu Srila Prabhupada deze vertegenwoordigers benoemd heeft, mogen tempelpresidenten voortaan aanbevelingen voor eerste en tweede initiatie sturen naar één van deze vertegenwoordigers die zich het meest dichtbij hun tempel bevindt… De nieuwe geïnitieerde toegewijden zijn discipelen van Zijne Goddelijke Genade A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupada"
(Brief van 9 juli aan alle GBC’s en tempelpresidenten)
Srila Prabhupada verklaart hier duidelijk dat de toekomstige discipelen toebehoren aan hem. Hij spreekt niet over het stoppen van het ritvik stelsel, maar gebruikt juist het woord ‘voortaan’, wat ‘van nu af aan’ betekent. Tevens zegt hij niet dat de genoemde personen ooit initiërende goeroes zullen worden.
Nadat de namen van de discipelen waren genoemd, verklaart Bhakti Charu Swami dat Tamal Krsna het volgende vroeg:
“Worden ze zoals Rtvik?”
Iedereen die het gesprek van 7 juli en de brief van 9 juli bestudeert, zal zien dat het bovenstaande nooit gebeurde, het is een puur verzinsel. Een soortgelijk gesprek heeft wel plaatsgevonden, maar dit was twee maanden voordat discipelen werden benoemd. Het vond plaats op 28 mei 1977, waar Satsvarupa Maharaja de volgende vragen stelde:
Satsvarupa dasa Goswami: Dan gaat onze volgende vraag over initiaties in de toekomst, specifiek voor het moment dat u niet langer bij ons bent. We willen weten hoe eerste en tweede initiaties worden uitgevoerd.
Srila Prabhupada: Ja, ik zal sommigen van jullie aanbevelen. Nadat dit is geregeld, zal ik sommigen van jullie aanbevelen om te handelen als waarnemende acarya’s.
Tamal Krsna Goswami: Wordt dat ritvik acarya genoemd?
Srila Prabhupada: Ritvik. Ja.
(28 mei 1977, kamergesprek)
Toen Srila Prabhupada op directe wijze werd gevraagd over het initiatiestelsel dat men moest hanteren na zijn heengaan, antwoordde hij duidelijk dat het een ritvik stelsel zou worden. Dit staat lijnrecht tegenover beide beweringen van Bhakti Charu Swami – a) & b).
Later in het gesprek vraagt Satsvarupa opnieuw aan Srila Prabhupada over wie de eigenaar van de toekomstige discipelen wordt.
Satsvarupa: Dus ze kunnen worden beschouwd als uw discipelen?
Srila Prabhupada: Ja, ze zijn discipelen, waarom overwegen wie….
(Gesprek 28 mei, 1977)
Hoewel sommige mensen hebben gespeculeerd over wat Srila Prabhupada misschien gezegd zou hebben als Tamal Krsna hem zijn zin zou laten afmaken, is zijn eerste antwoord erg duidelijk. “Ja, ze zijn discipelen…”Als Bhakti Charu Swami zijn beweringen a) & b) ondersteund had willen zien, had Srila Prabhupada het volgende moeten antwoorden: “Nee, ze zijn geen discipelen…”. Het is duidelijk dat Srila Prabhupada opnieuw de beweringen a) en b) compleet tegenspreekt en dus ook de fundering van Bhakti Charu Swami’s thesis.
Het lijkt erop dat Bhakti Charu Swami verschillende delen van gesprekken door elkaar heeft gehaald en heeft samengevoegd en verdraaid zodat deze toevallig het ‘veelvoudig acarya opvolgingsstelsel’ (M.A.S.S, het stelsel dat wordt aangehangen door de GBC) ondersteund. We zijn ervan overtuigd dat hij dit niet bewust heeft gedaan, maar het zou wel verstandig zijn als hij zorgvuldig bestudeert wat Srila Prabhupada daadwerkelijk heeft gezegd en dat hij niet via zijn imperfecte speculatie bedenkt wat Srila Prabhupada misschien wel of niet gezegd zou hebben.
Later in hetzelfde gesprek dat in mei plaatsvond, verklaart Srila Prabhupada wel dat zijn discipelen goeroes worden, maar alleen als hij de instructie hiervoor geeft:
Srila Prabhupada: "Als ik de instructie geef om goeroe te worden, wordt hij goeroe. Dat is alles."
Aangezien Srila Prabhupada in dit gesprek duidelijk zegt dat er alleen goeroes zullen komen als hij het hen opdraagt, kan dit gesprek logischerwijs niet de instructie zelf zijn. Het is wel duidelijk dat Srila Prabhupada de intentie had om Ritviks aan te stellen die na zijn heengaan actief zouden zijn. Dit was dan ook exact wat hij deed op 9 juli 1977.
“… Srila Prabhupada stelde voor dat zijn discipelen in verschillende geografische gebieden initiatie konden geven ten behoeve van hem. Zolang hij aanwezig was, konden ze initiatie geven ten behoeve van hem, maar na zijn heengaan zouden ze initiëren namens zichzelf en de discipelen zouden van hem zijn.”
(Pagina 6 SPDR)
Het lijkt er wederom op dat Bhakti Charu Swami een gesprek verzint, tenzij Bhakti Charu Swami toegang heeft tot opnames en documenten die nog niet eerder uitgegeven zijn. Opnieuw voegt hij de gesprekken van 28 mei en 8 juli en de brief van 9 juli op creatieve wijze samen. Srila Prabhupada spreekt deze thesis van Bhakti Charu Swami in alle drie de gevallen tegen. Het enige dat Srila Prabhupada zegt over de Ritviks is dat ze zijn aangesteld voor de periode na zijn heengaan (28 mei) en dat ze ‘voortaan’ zullen handelen (9 juli instructie); en dat men alleen goeroe kan zijn als hij degene specifiek een instructie geeft om goeroe te worden- en dat heeft hij nooit gedaan.
Misschien zinspeelt Bhakti Charu Swami op de volgende zin uit de 28 mei conversatie:
Srila Prabhupada: "...men moet geen goeroe worden in mijn aanwezigheid, dus daarom ten behoeve van mij.”
Hierboven staat alleen dat men geen goeroe kan worden in zijn aanwezigheid. Er staat niet:
-
Dat de genoemde discipelen, na het heengaan van Srila Prabhupada, moeten stoppen met hun Ritvik werkzaamheden.
of
-
Dat ze, na het stoppen met hun werkzaamheden als Ritvik, gelijk diksa goeroe kunnen worden, zelfs zonder instructie hiervoor.
In het gesprek op 28 mei doet Srila Prabhupada geen enkele uitspraak die ook maar in de buurt van de boventaande punten 1) en 2) komt.
“Later kwam iemand met een theorie naar voren waarbij Srila Prabhupada gewild zou hebben dat zijn discipelen, als ritvik acarya’s, zouden initiëren ten behoeve van hem, en dat deze geïnitieerde discipelen toebehoorden aan Srila Prabhupada. Feitelijk was Srila Prabhupada erg tegen dit concept. Hij verklaarde eens dat dit de fout van het Christendom was. Het Christendom accepteert geen aanwezige goeroe. Ze denken dat Jezus de enige is die initieert en dat er geen acarya meer komt. Daarom is het doorgeven van geestelijke kennis gestopt…”.
(P6. SPDR)
De grote hoeveelheid onzin maakt het lastig om op deze passage te reageren. Het is duidelijk dat Bhakti Charu Swami niet heeft bestudeerd wat Srila Prabhupada heeft gezegd over het Christendom. Daarvan in de plaats verzint hij dingen die Srila Prabhupada nooit heeft gezegd.
Waar heeft Srila Prabhupda ooit gezegd dat het Christendom verkeerd is omdat men een verkeerd stelsel volgt? Nergens. Hij had geen kritiek op het feit dat men Heer Jezus als geestelijk leraar accepteerde. Hij had alleen kritiek op het feit dat Christenen de leer van Christus niet volgden:
Vrouwelijke toegewijde: Is Jezus in de Parampara?
Srila Prabhupada: Ja, Hij zegt, “God is er. En ik ben de zoon van God”. Dat is de parampara.
(B.G. Lezing ’75)
Tamal Krishna: Kan een Christen in dit tijdperk, zonder geestelijk leraar, maar via de Bijbel, het bereiken ….
Srila Prabhupada: Als je de Bijbel leest dan vol je de instructies van Jezus Christus. Dat betekent dat je de geestelijk leraar volgt.
Tamal Krishna: Ik refereerde naar een levende geestelijk leraar.
Srila Prabhupada: Geestelijk leraar is geen kwestie van… De geestelijk leraar is eeuwig..[…] Je zegt “door de Bijbel te lezen”, wanneer je de Bijbel leest dan betekent het dat je de geestelijk leraar volgt die wordt vertegenwoordigd door een geestelijke in de lijn van Jezus Christus.
(Ochtend wandeling, Seattle, 2.10.68)
Srila Prabhupada: ““…Of de christenen volgen Christus, een grote persoonlijkheid. Mahajano yena gatah sa panthah. Jullie volgen één of andere mahajana, grote persoonlijkheid(…). Jullie volgen een acarya, zoals christenen de acarya Christus volgen. De moslims volgen acarya Mohammed. Dat is goed. Je moet een acarya volgen (…) evam paramparapraptam.”
(Kamerconversatie Srila Prabhupada, 20/5/75, Melbourne)
Srila Prabhupada: “Dit wordt de goeroe-parampara genoemd, de geestelijke erfopvolging.. Dit is ons proces. We krijgen kennis van Krsna, de meest perfecte. Of je krijgt kennis van Jezus Christus, dat is ook perfect, omdat de bron perfect is.
(Gesprek in Duitsland 19.6.74)
Srila Prabhupada: “Iemand die wordt geleid door Jezus Christus krijgt zeker bevrijding.”
(Perfecte vragen, perfecte antwoorden, hoofdstuk 9).
"Als Mohammed de dienaar van God en Heer Jezus Christus de zoon van God zijn, hoe kan de geestelijke erfopvolging dan gestopt zijn? De geestelijke erfopvolging begint immers bij God, dus hoe kun je tot de conclusie komen dat er geen geestelijke erfopvolging is?”
(SPL aan Vrndavana Candra, 19/7/70).
“… kortom de toegewijden van heer Jezus Christus bereiken de hemelse planeten”
(SPL to Bhagavan Das, 21/31/70)
Het is daadwerkelijk beangstigend hoeveel Bhakti Charu Swami’s begrip van het Christendom, en over hoe een bonafide acarya handelt, verschilt met de leer Srila Prabhupada. Srila Prabhupada onderwees precies het tegenoverstelde:
“De fysieke aanwezigheid is onbelangrijk” (SP Lezing 19/1/67)
“…Men hoeft niet direct om te gaan met bevrijde personen, maar men moet ze middels filosofie en logica begrijpen…" (S.B. 3.31.48)
“We moeten daarom associëren door vibratie en niet door fysieke aanwezigheid. Dat is werkelijke associatie.” (SP lezing SB, 18/08/68)
“De aanhangers van het Rtvik initiatiestelsel kiezen voor een stelsel dat eigenlijk was afgekeurd door Srila Prabhupada zelf. Ze zeggen dat Srila Prabhupada de goeroe is en dat niemand gekwalificeerd is om goeroe te worden”.
(SPDR pagina 7)
Ten eerste kiezen wij geen ritvik stelsel, Srila Prabhupada heeft hiervoor gekozen in zijn laatste bestuurlijke richtlijn over initiaties dat staat beschreven in het document van 9 juli 1977. Dit document is persoonlijk door Srila Prabhupada ondertekend; wij hebben die keuze niet gemaakt.
Ten tweede zeggen wij niet dat niemand gekwalificeerd is, we zeggen simpelweg dat iedereen in ISKCON de instructies van Srila Prabhupada moet volgen. Juist als men gekwalificeerd is, wil men Srila Prabhupada’s directe instructies volgen. Nergens in de geschriften staat dat een gekwalificeerd persoon tegen de instructies van zijn geestelijk leraar moet ingaan en direct een diksa goeroe moet worden.
“Van Brahma tot aan Srila Prabhupada was er een lijn van de geestelijke erfopvolging, maar op deze manier zal het stoppen.”
(SPDR pagina 7.)
Wie heeft er gezegd dat de lijn van de geestelijke opvolging zal stoppen? Het parampara stelsel is eeuwig en wordt persoonlijk onderhouden door de Allerhoogste Heer zelf. Volgens Srila Prabhupada zal de sankirtan beweging, en dus vanzelfsprekend ISKCON, nog 9.500 jaar bestaan. In vergelijking met de eeuwigheid is 9.500 jaar niet veel. Dit is de periode waarin Srila Prabhupada de huidige acarya blijft, tenminste binnen ISKCON. Voorgaande acarya’s zijn voor duizenden of zelfs miljoenen jaren aangebleven als ‘huidige’ acarya, en er is daarom niks om druk over te maken:
"… in de Bhagavad-Gita staat beschreven dat de Gita miljoenen jaren geleden werd onderwezen aan de Zongod, maar Krisna heeft slechts drie namen genoemd in dit parampara stelsel, namelijk; Vivisvan, Manu, en Iksvaku. Deze onderbrekingen kunnen daarom het parampara stelsel niet ontdoen van kennis. We moeten leren van de autoriteit van de acharya van de sampradaya waartoe te behoren."
(SPL Dayananda 684-12)
“Hij staat erg in het middelpunt, maar degenen die zich na Srila Prabhupada’s heengaan hebben aangesloten bij ISKCON moeten worden geïnitieerd door een huidige goeroe.”
(SPDR pagina 7.)
Dit is wederom een verzinsel. Nergens heeft Srila Prabhupada ooit ook maar verklaard:
a. Dat hij na zijn heengaan niet meer toegankelijk is voor initiatie.
of
b. Dat men na zijn heengaan een fysiek ‘aanwezige’ diksa goeroe moet kiezen.
Als Srila Prabhupada inderdaad zulke instructies heeft gegeven aan de GBC en tempelpresidenten, waarom heeft niemand deze dan gezien?
Misschien kan Bhakti Charu Swami deze belangrijke documenten met ons delen, zodat we deze kwestie kunnen sluiten.
“De directe geestelijk leraar is de vertegenwoordiger van Narada Muni: Er is geen verschil tussen de instructies van Narada Muni en van de huidige geestelijk leraar. Zowel Narada Muni als de huidige geestelijk leraar onderwijzen dezelfde leer van Krishna.” (S.B 6.5.22)
(
Pagina 7 SPDR.)
Het is interessant dat Bhakti Charu Swami benadrukt dat: ‘Er geen verschil is tussen de instructies van Narada Muni en van de huidige geestelijk leraar’. We hopen dat hij dit in gedachte houdt als hij in de toekomst spreekt over het Christendom en over het initiatiestelsel dat onze ‘huidige geestelijk leraar’ heeft ingevoerd.
Onderwijst Srila Prabhupada dat men fysiek aanwezig moet zijn om te kunnen handelen als ‘huidige schakel’?
a. De woorden ‘huidige schakel’ komen slechts één keer voor in alle boeken van Srila Prabhupada; er is daarbij geen verwijzing naar de fysieke aanwezigheid. Als de fysieke aanwezigheid essentieel zou zijn dan zou er dit zeker zijn genoemd.
b. Volgens het woordenboek verwijst het woord ‘huidig’ niet naar een fysieke aanwezigheid.
c. Woordenboekbetekenissen die worden toegekend aan het woord ‘huidig’ zijn toepasbaar op een fysiek afwezige geestelijk leraar en zijn boeken:
‘meest recent’, algemeen bekend, beoefend of geaccepteerd’, ‘wijdverbreid’, ‘momenteel geldig’. (Collins Engels woordenboek). Zover we kunnen zien kan al het bovenstaande worden toegepast op Srila Prabhupada en zijn boeken.
d. Srila Prabhupada verklaarde dat zijn boeken voor de komende 10.000 jaar zouden gelden als de wet. Srila Prabhupada wilde daarom dat de boodschap van het Bhagavatam alleen van hem afkomstig zou zijn, aangezien we alleen zijn boeken lezen. Srila Prabhupada verklaarde echter ook dat de boodschap van het Bhagavatam moet komen van de ‘huidige schakel’ in de lijn van de geestelijke erfopvolging.
“… om de echte boodschap van het Srimad Bhagavatam te ontvangen, moet men de huidige schakel, of de geestelijk leraar benaderen in de lijn van de geestelijke erfopvolging.”
(SB.2.9.7, betekenisverklaring)
Srila Prabhupada moet daarom de ‘huidige schakel’ wel zijn.
e. Srila Prabhupada gebruikt tevens de term ‘directe geestelijk leraar’ als synoniem voor ‘huidige schakel’. Bhakti Charu Swami heeft deze term zelf geciteerd in het bovenstaande citaat. Zoals echter duidelijk wordt uit de definitie van het woord ‘direct’, is de fysieke aanwezigheid niet nodig om ‘direct’ te zijn:
‘Zonder bemiddeling’, ‘het meest dichtbij op het gebied van relaties’.
(Collins English Dictionary).
Deze definities versterken de mogelijkheid van een directe relatie met Srila Prabhupada zonder de noodzaak van tussenpersonen, wederom onafhankelijk van de fysieke aan- of afwezigheid.
f. Aangezien er voorbeelden zijn van discipelen die initiëren terwijl hun goeroe fysiek aanwezig is, lijkt het erop dat er geen directe relatie is tussen zijn fysieke aanwezigheid en zijn status als huidige schakel. Met andere woorden; als het mogelijk is om zelfs de volgende schakel te zijn terwijl je eigen goeroe fysiek aanwezig is, waarom zou een acarya die is heengegaan dan geen huidige schakel kunnen blijven?
Concluderend zien we geen bewijs dat aantoont dat de fysieke aan- of afwezigheid bepalend is om als huidige schakel te functioneren.
“Alle acarya’s uit onze lijn zijn nitya siddhas, eeuwige wezens. Maar zij zijn momenteel niet op deze planeet aanwezig. Daarom kunnen de levende entiteiten die momenteel op deze planeet aanwezig zijn zich niet direct aan hen verbinden. Zij hebben een bemiddelaar nodig en dat is de goeroe.”
(Pagina 7 SPDR)
Wij zijn het ermee eens dat alle initiërende acarya’s uit onze lijn nitya siddha’s zijn, eeuwig bevrijde zielen. Volgens Srila Prabhupada kan alleen een mahabhagavata initiëren(CC Madhya lila 24. 330), en zelfs dan alleen als er toestemming voor is.
Wederom verzint Bhakti Charu Swami zijn eigen siddhanta dat nergens is te vinden in één van Srila Prabhupada’s boeken.
Bhakti Charu Swami wilt dat wij goeroes accepteren, terwijl deze goeroes zelfs door het bestuurlijk orgaan dat ze heeft gekozen op dubbelzinnige wijze worden behandeld. Jayadvaita Swami heeft middels een duidelijke opsomming laten zien hoe de GBC momenteel ‘de parampara in leven houdt’:
“Het woord aangesteld is nooit gebruikt. Maar er zijn ‘kandidaten om een initiërende goeroe te worden’. Na het stemmen zullen degenen die de procedures doorkomen, worden benoemd tot ‘ISKCON-GOEDGEKEURDE’ of ‘ISKCON-geautoriseerde’ goeroes. Om je vertrouwen te verhogen: Aan de ene kant moedigt de GBC je aan om geïnitieerd te worden door een bonafide geautoriseerde ISKCON goeroe en om hem te vereren als God. Daarentegen hanteert het een gedetailleerd stelsel van wetten die van kracht zijn als je ISKCON-geautoriseerde goeroe valt. We kunnen het niet kwalijk nemen als men denkt dat de rol van goeroe zelfs voor de GBC nog steeds moeilijk te begrijpen is.” (Jayadvaita Swami 'Where the Ritvik People are Right' '96).
Het moet worden toegegeven dat het M.A.S.S. (meervoudig) acarya stelsel, zoals hierboven beschreven, niet alleen nooit eerder in de geschiedenis van het Gaudiya Vaisnava is voorgekomen, maar nog belangrijker is dat het nooit is beschreven of onderwezen door Srila Prabhupada.
“Stel dat ISKCON de theorie accepteert dat men een goeroe kan accepteren die niet op de planeet aanwezig is, dan zullen sommigen misschien zeggen dat ze door Bhaktisiddhanta Sarasvati, of door Gaura Kisora Dasa Babaji, of nog beter door Rupa Goswami geïnitieerd willen worden. Anderen zullen kiezen voor Caitanya Mahaprabhu? Of waarom Krsna zelf niet?”
(Pagina 8 SPDR)
Opnieuw lijkt Bhakti Charu Swami behoorlijk in de war over Srila Prabhupada’s laatste instructie. De brief van 9 juli verklaart dat nieuwe toegewijden de discipelen van Zijne Goddelijke Genade A. C. Bhaktivedanta Swami Prabhupada worden. Nergens in de brief staat dat we initiatie kunnen nemen van andere acarya’s, of van Krsna. Srila Prabhupada is de huidige schakel en is daarom momenteel degene die initieert in onze sampradaya, niemand anders, of ze nou wel of niet fysiek aanwezig zijn. Als iemand naar ons toekomt en vertelt dat hij geïnitieerd wilt worden door Srila Bhaktisiddhanta dan vertellen we hem dat hij de instructie uit de 9 juli brief zou moeten volgen.
“Degenen die het ritvik stelsel aanhangen plezieren Srila Prabhupda eigenlijk niet, ze zijn eigenlijk een verstorende factor voor hem. Hij wilt hen niet in ISKCON omdat ze vol met afgunst zitten,….. Maar kijk naar degenen die het ritvik stelsel aanhangen…. Geestelijk zijn ze al dood”.
(SPDR pagina 8)
De bovenstaande uitspraken zijn ongepast om tenminste vier redenen:
-
Om een dergelijke uitspraak op integere wijze te kunnen maken, zou Bhakti Charu Swami elke ritvik aanhanger hebben moeten ontmoet en zorgvuldig hebben geanalyseerd. We weten dat hij dit niet heeft gedaan, zelfs niet degenen die hun voorkeur hebben uitgesproken, niet te spreken over de honderden die minder uitgesproken zijn.
-
Zelfs als hij de waarheid spreekt, heeft dit geen invloed op de discussie, aangezien dit een argumentum ad hominem betreft, - een klassiek foutieve manier van argumenteren.
-
Zulke uitspraken spreken andere senior Vaisnavas tegen. Jayadvaita Maharaja eigent bijvoorbeeld de volgende eigenschappen toe aan sommige ritvik aanhangers:
“Oprecht, intelligent, bedachtzaam en toegewijd aan Srila Prabhupada en Krsna.”
(Jayadvaita Swami 'Where the ritvik people are right' '96).
-
De bewering dat ritviks Srila Prabhupda verstoren is erg provocatief. Soortgelijke uitspraken hebben ervoor gezorgd dat ritvik aanhangers zijn geslagen en bedreigd. Het is ook erg onvolwassen van Bhakti Charu Swami om zulke uitspraken te doen terwijl al het bewijs erop wijst dat Srila Prabhupada het ritvik stelsel goedkeurt.
Het is ironisch dat één van de grootste exponenten van de Vaisnava filosofie zich zo onbeleefd uitspreekt over grote aantallen toegewijden, zeker omdat zijn eigen filosofisch standpunt zo slecht onderbouwd is.
Conclusie:
-
Bhakti Charu Swami noemt zijn artikel “Srila Prabhupada verslaat Ritvik”, terwijl hij deze uitspraak, waarin hij aangeeft dat het ritvik stelsel onjuist is, geen enkele keer ondersteunt met een citaat van Srila Prabhupada.
-
Zijn artikel bestaat louter uit verwarring en foutieve ‘gesprekken’ in combinatie met foutieve filosofische aannames; dit alles zonder bewijs van Srila Prabhupada.
-
Niet alleen ondersteunen Srila Prabhupada’s instructies en filosofie de thesis van Bhakti Charu Swami niet, ze spreken het op elk gebied compleet tegen.
We willen de GBC nederig, en met alle respect, melden dat Bhakti Charu Swami misschien toch niet de juiste persoon is om te raadplegen over de ritvik kwestie. In plaats van zijn misconcepties te betrekken op Srila Prabhupada, zou hij op zijn minst moeten worden aangemoedigd om het bewijs grondig te bestuderen.
Als dit artikel een overtreding heeft begaan tegen Bhakti Charu Swami dan bieden wij onze verontschuldigingen, we willen hem simpelweg behoeden voor toekomstige genante vertoningen.
Terug naar homepage