DE LAATSTE INSTRUCTIE
Bewijst dat Srila Prabhupada de initiërende Goeroe is van ISKCON
Door :
Krishnakant
Voorwoord door Dr. Kim Knott
Hoogleraar in Religieuze Studies, University of Leeds, GB
Oorspronkelijk op verzoek aangeboden aan een gekozen commissie
van ISKCONs GBC in oktober 1996.
ISKCON Revival Movement
Een Engelstalig boek
De Laatste Instructie
Gepubliceerd door de ISKCON Revival Movement (IRM)
ISBN/EAN: 978-90-815803-1-1
Voor meer informatie kunt u schrijven naar:
Back to Prabhupada
PO Box 1056
Bushey
GREAT BRITAIN
WD23 3XH
E-mail de auteur Krishnakant op:
irm@iskconirm.com
Web: www.iskconirm.com
© 1996
Alle rechten gereserveerd
Spiraalgebonden
:
1997
2000 kopieën
Spiraalgebonden
:
1998
3000 kopieën
Eerste Editie
:
Nov. 2001
2000 kopieën
Tweede Editie
:
Jul.
2002
3000 kopieën
Derde Editie
:
Sep. 2004
1000 kopieën
Vierde Editie
:
Mar. 2006
2000 kopieën
Vijfde Editie
:
Sept. 2008
2000 kopieën
(Alleen de Engelse uitvoeringen)
Inhoud
Voorwoord door Dr. Kim Knott ---------------------------------------------
v
Voorbeschouwing---------------------------------------------------------------
vii
Inleiding --------------------------------------------------------------------------
xiii
Het bewijs ------------------------------------------------------------------------
1
Bezwaren die rechtstreeks in relatie staan met Srila Prabhupada’s
laatste instructie
--------------------------------------------------------------
7
De “Aanstellingsopname”
---------------------------------------------------
31
Andere Gerelateerde Bezwaren
--------------------------------------------
41
Conclusie
-----------------------------------------------------------------------
78
Wat is een
Ritvik
?
-------------------------------------------------------------
80
Diagrammen
-------------------------------------------------------------------
82
Relevante citaten uit Srila Prabhupada’s leringen
• Moet de goeroe fysiek aanwezig zijn? -----------------------------------
85
• Volg de instructie, niet het lichaam --------------------------------------
89
• De boeken zijn genoeg -----------------------------------------------------
91
• Srila Prabhupada is onze eeuwige goeroe-------------------------------
93
Bijlagen
9 juli 1977, Brief:
“Aan alle GBC en tempelpresidenten”
----------------
97
10 juli 1977, Brief --------------------------------------------------------------
99
11 juli 1977, Brief -------------------------------------------------------------- 101
21 juli 1977, Brief -------------------------------------------------------------- 103
31 juli 1977, Brief -------------------------------------------------------------- 105
Srila Prabhupada’s
W
ilsverklaring
(4 juni 1977)
en Codicil
(5 november 1977)
-------------------------------------------------------------- 109
Kamer Conversaties -----------------------------------------------------------
114
Tamal Krishna’s Pyramide Huis Bekentenissen ------------------------- 120
Zijn Goddelijke Genade A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupada
Oprichter-Acharya van de Internationale Gemeenschap voor Krishna Bewustzijn
Voorwoord op
De Laatste Instructie
door
Dr. Kim Knott, Hoogleraar in Religieuze Studies, University of Leeds, GB
Bij het bestuderen van een onlangs gepubliceerd artikel over de mening van ingewijden en
buitenstaanders ten aanzien van Srila Prabhupada, merkte ik dat ik recht wilde doen aan
de verschillende visies van toegewijden over de geestelijke erfopvolging en de rol van de
goeroes na het heengaan van Srila Prabhupada in 1977. Natuurlijk was ik me bewust van
de regelmatige crisisperioden nadat er weer een goeroe was gevallen, en van het verdriet en
de verslagenheid van hun geïnitieerde discipelen, godbroeders en godzusters. Zoals velen
hoopte ook ik dat de goeroehervormingen eind jaren tachtig ISKCON’s leiderschaps- en
initiatieproblemen zouden oplossen. Toen ik bij het voorbereiden van dit artikel opnieuw over
de kwestie nadacht, las ik enkele argumenten voor en tegen het huidige stelsel, evenals het werk
van andere geleerden over goeroes en opvolging. Het was kennelijk nog steeds een actueel
thema. In de meest recente studie over ‘The Parampara Institution’ in deel 5 van het ‘
Journal
of Vaisnava Studies’
behandelt Jan Brzezinski verschillende aspecten van dit onderwerp en
benadrukt hij het belang van gekwalificeerd, charismatisch leiderschap in de ISKCON van
de toekomst. Zijn visie is een van de velen, maar het geeft aan hoe cruciaal dit onderwerp
is en dat het zowel binnen als buiten de Hare Krishna-beweging alle interesse verdient.
Eind 1996 werd mij gevraagd
De Laatste Instructie
te lezen, mijn mening te geven en de vragen
die erin werden gesteld te bespreken. Al lezende leed het voor mij geen twijfel dat dit onderwerp
van groot belang was voor de ISKCON; en ook bij veel toegewijden bleek het gevoelig te liggen. In
mijn ogen riep het belangrijke theologische vragen op over geestelijke autoriteit en de overlevering
ervan,derelatievandediscipelenKrishna’svertegenwoordiger,degoeroe,enhetjuisteonderwerp
van devotionele verering.Als buitenstaander kan ik het onderwerp niet goed beoordelen (noch de
argumenten voor en tegen het
acharya
-stelsel correct afwegen).Wat ik wel kan, is deze presentatie
aanbevelen als een serieuze poging om te beargumenteren dat Srila Prabhupada een stelsel van
ritvik
-goeroes heeft opgericht, met de bedoeling dat zij discipelen zouden initiëren in zijn naam.
Ik hoop dat het werk aandachtig gelezen en uitgebreid bediscussieerd wordt, niet omdat ik deze
visie deel of afkeur, maar omdat de diepgaande problemen die hier naar voren worden gebracht,
aandacht vereisen op alle niveaus. Elke toegewijde heeft een daadwerkelijk belang in deze zaak.
Het is ongetwijfeld onverstandig voor een buitenstaander om door het schrijven van een dergelijk
voorwoord hierbij betrokken te raken, maar mijn beweegredenen blijven mijn interesse in de
Hare Krishna-beweging en mijn goodwill jegens haar toegewijden.
Kim Knott, februari 1997
v
vii
Voorbeschouwing van de vijfde editie
Het is inmiddels een decennium geleden dat in 1996 de eerste editie van
De Laatste
Instructie
geprint werd. Oorspronkelijk schreef ik
De Laatste Instructie
om de discussie
over Srila Prabhupada’s instructies betreffende initiatie binnen de ISKCON aan te
wakkeren. Iedereen die de beweging kent, zal bevestigen dat het artikel flink wat
discussie heeft losgemaakt. Het doel van deze verhandeling om dit onderwerp onder
de aandacht te brengen, is dus bereikt.
De leiding van de ISKCON kan moeilijk nog beweren niet op de hoogte te zijn van
de door Srila Prabhupada persoonlijk ondertekende juridische documenten, waarin
hij duidelijk zijn intentie verklaart om de enige initiërende (
diksa
-) goeroe te blijven
voor de spirituele beweging die hij oprichtte. Het zijn deze juridische documenten die
de kern van
De Laatste Instructie
vormen, die nu verspreid is over de hele wereld en
beschikbaar is op internet. Er zijn echter nog steeds landen waar
De Laatste Instructie
nog vertaaldmoetworden.(In februari2006 warende volgendevertalingenbeschikbaar:
Engels, Frans, Spaans, Duits, Russisch, Chinees, Hindi, Bengaals, Kannad; met
Tsjechisch, Nederlands, Tamil en Italiaans onderweg). De ISKCON-leiders hebben de
distributie ervan in alle ISKCON-centra echter verboden. Om deze redenen zijn er vele
ISKCON-volgelingen die het document nog moeten lezen, ondanks alle controversie
en berichtgeving in de media. Maar voor de leiding van de ISKCON en de goeroes is
onwetendheid ten aanzien van Srila Prabhupada’s instructie over spirituele initiatie in
ieder geval geen aannemelijk excuus meer. In de introductie van
De Laatste Instructie
hebben we gesteld dat:
“(...) het ons hoogst onwaarschijnlijk lijkt dat iemand opzettelijk een directe
opdracht van de oprichter-
acarya
niet gehoorzaamt of anderen ertoe aanzet deze
niet te gehoorzamen.”
Gezien het ontwijken, verbloemen en met geweld verborgen houden van
De Laatste
Instructie
en de regelrechte leugens erover, moet het bovenstaande punt wellicht
herzien worden.
Er is nu een wereldwijde organisatie, genaamd
ISKCON Revival Movement (IRM)
,
met
De Laatste Instructie
als fundament, en speciaal opgericht om de conclusies ervan
te verspreiden. Er is een website met meer dan 100 artikelen (www.iskconirm.com) van
dezelfde auteur en er wordt elk kwartaal een kleurenmagazine uitgegeven, genaamd
Back to Prabhupada
(
Terug naar Prabhupada
), dat gratis wordt verspreid onder
duizenden abonnees wereldwijd. Ook de media heeft wereldwijd aandacht besteed aan
de activiteiten van de IRM, waaronder talloze artikelen en uitzendingen op de BBC. De
IRM heeft ook presentaties gehouden op grote academische conferenties, waaronder
de
International Cultic Studies Association, CESNUR en de American Academy of
Religion
. Tevens zijn er artikelen van de auteur van De Laatste Instructie gepubliceerd
doorverschillendeacademischeeneducatieveuitgevers,waaronder
ColumbiaUniversity
Press, Firma KLM, Continuum International Publishing en Facts on File.
Via deze
media is de IRM in wetenschappelijke kringen geaccepteerd als een hervormende
viii
De Laatste Instructie
kracht binnen de ISKCON. Sinds de oprichting van de IRM zijn de conclusies uit
De
Laatste Instructie
overgenomen door een groeiend aantal ISKCON toegewijden en
centra verspreidt over de wereld.
Veelgestelde vragen over de ISKCON Revival Movement (IRM)
1. Wat is de IRM?
De IRM is een organisatie die bestaat uit ISKCON-toegewijden uit de hele wereld,
die de Gemeenschap weer terug op de rails willen krijgen in overeenstemming met de
instructies van zijn oprichter, Srila Prabhupada.
2. Waarom bestaat de IRM?
De spirituele zuiverheid en het algemeen aanzien van de ISKCON zijn enorm gedaald
sinds het fysieke heengaan van zijn oprichter op 14 november 1977. Srila Prabhupada
heeft in 1966 de ISKCON eigenhandig opgericht als een groot geschenk aan de wereld
en toen hij heenging was het een groeiende, dynamische beweging, een baken van
licht voor de mensheid. Helaas valt de beweging momenteel uiteen, een feit dat door
de toenmalige GBC-voorzitter Ravindra Svarupa Das werd toegegeven in een memo
die mei 2000 is verstuurd:
“Daarom blijft de vraag: Wat moeten we dus doen? Hoe moeten we omgaan met
onze gepolariseerde en uiteengevallen gemeenschap?”
Deze achteruitgang is veroorzaakt doordat men op verschillende punten afwijkt van Srila
Prabhupada’s instructies en normen, met als belangrijkste dwaling dat hij is verwijderd
als
diksa
-goeroe van ISKCON. De ISKCON Revival Movement streeft ernaar de
ISKCON in zijn vroegere glorie, puurheid en filosofische zuiverheid te herstellen, door
alle instructies en normen die Srila Prabhupada heeft gegeven opnieuw in te voeren,
beginnend met zijn rol als enige autoriteit en
diksa
-goeroe van de ISKCON. Het
standpunt van de IRM wordt uiteengezet in de verhandelingen
De Laatste Instructie
en
No Change in ISKCON Paradigm.
Beiden zijn ook beschikbaar op onze website:
www.iskconirm.com.
3. Staat de IRM los van de ISKCON?
Het is een beweging binnen een beweging, samengesteld uit ISKCON-leden die ernaar
streven de gemeenschap te hervormen en te doen herleven.
4. Heeft de IRM het doel om een nieuwe beweging te vormen?
Nee. De IRM wil de oorspronkelijke ISKCON herstellen, zoals nagelaten door Srila
Prabhupada. Wanneer dit is bereikt, zal de IRM opgeheven worden.
5. Wat voor verschil zal het herstel van Srila Prabhupada als enige
diksa
-goeroe maken?
ix
Voorbeschouwing
Ten eerste is het meest fundamentele uitgangspunt van het spirituele leven dat we alleen
vooruitgang kunnen maken als we de instructies van de goeroe volgen. Als de goeroe
ons om melk vraagt en we brengen hem water, hoe kan hij dan tevreden zijn? En als
de goeroe niet tevreden is gesteld, hoe kunnen we dan ooit Heer Krishna bereiken?
Ruim drie decennia lang heeft de ISKCON niet gedaan wat Srila Prabhupada heeft
opgedragen. Vanaf het moment dat Srila Prabhupada ons fysiek heeft verlaten,
hebben we hem niet toegestaan om ook maar één persoon te initiëren via het
ritvik
-,
ofwel vertegenwoordigende stelsel. Dit is het enige initiatie-stelsel dat hij ooit heeft
geautoriseerd binnen ISKCON. Wanneer de ISKCON-leden zijn instructie opnieuw
beginnen te volgen, stellen zij automatisch Heer Krishna tevreden en daarna kan het
spirituele succes niet uitblijven. Bovendien zal partijvorming uitgesloten zijn, doordat
iedereen als directe discipel dezelfde relatie heeft met Srila Prabhupada. Voor het eerst
in dertig jaar zal er weer een gezamenlijke teamgeest zijn, waarbij iedereen werkt voor
hetzelfde doel – het dienen en verheerlijken van Srila Prabhupada en Sri Krishna. Veel
ISKCON-’goeroes’ zijn ten prooi gevallen aan uitgesproken zondige activiteiten; en
bij het verlaten van de organisatie nemen zij vaak honderden tot duizenden dollars en
vele volgelingen met zich mee. Dit aanhoudende verlies van bezit, geloofwaardigheid
en leden zal verdwijnen als ons geloof alleen in Srila Prabhupada wordt gesteld, en
niet in feilbare vervangers. Het geld dat nu overgeheveld wordt van discipel naar de
ongeveer 80 ‘goeroes’, in de vorm van
daksina
(gedoneerd geld), zal in plaats daarvan
naar tempels gaan en deze sterk en gezond maken.
6. Waarom is de IRM er zo zeker van dat zijn standpunt correct is, en dat van
de GBC niet?
De IRM ziet zijn standpunt als correct omdat het gebaseerd is op ondertekende,
wettige documenten, gericht aan de gehele beweging. Aan de andere kant heeft de
GBC minstens drie volstrekt tegenstrijdige standpunten gepresenteerd (waarvan er
geen enkele gebaseerd is op wettige documenten) en technisch gezien heeft ze dus
geen standpunt, laat staan een correcte. We wijzen er ook op dat deze verschillende
standpunten niet alleen elkaar tegenspreken, maar ze spreken ook soms zichzelf tegen.
Neem nou alleen de simpele vraag wanneer Srila Prabhupada zijn opvolgers als
diksa
-
goeroe van de ISKCON zou hebben geautoriseerd. Drie officiële GBC- publicaties
geven drie verschillende antwoorden:
a)
On My Order Understood
(GBC, 1995):
Srila Prabhupada gaf de instructie om
goeroe te worden op hetzelfde moment dat de toegewijden de instructie kregen om
namens hem te handelen, en dit gebeurde op
7 juli 1977
(p. 28 in
Gurus and Initiation
in ISKCON,
GBC 1995).
b)
Disciple Of My Disciple
(H.H.Umapati Swami, 1997):
Elf
diksa
-goeroes waren er
op
28 mei 1977
helemaal klaar voor, aangezien ‘
ritvik
’ ´uitvoerend
acarya
´ betekent,
wat hetzelfde is als ‘
diksa
-goeroe´.
c)
Prabhupada’s Order
(Badrinarayan das, 1998)
: Op
9 juli 1977
fungeerden de elf
x
De Laatste Instructie
volledig als goeroe, maar ze hielden zich in Srila Prabhupada’s aanwezigheid simpelweg
aan de etiquette.
Hierboven zien we dat de GBC drie verschillende data heeft gegeven waarop Srila
Prabhupada zijn opvolging zou hebben bekrachtigd
. a)
verwijst naar een gesprek in
de tuin,
b)
verwijst naar een vergadering tussen Srila Prabhupada en een aantal van
zijn senior discipelen, terwijl
c)
verwijst naar de ondertekende instructie over initiatie
waarnaar dit boekje is vernoemd. Dus elke verklaring van de GBC laat een ander
standpunt zien. Om de zaken nog erger te maken:
Op hun jaarlijkse bijeenkomst in Mayapurin maart 2004, trok de GBC officieel het
artikel
On My Order Understood
terug, officieus werd toegegeven dat het “leugens”
bevatte en dat het de “waarheid verdraaide”. Het was dit artikel dat in eerste
instantie de aanleiding vormde voor het schrijven van
De Laatste Instructie
(zie
inleiding) en het feit dat het nu zo beschamend teruggetrokken is, rechtvaardigt
het standpunt van de IRM des te meer.
Het is duidelijk dat de GBC verward is over het moment waarop de opvolging van
diksa-
goeroes geautoriseerd werd. De IRM meent dat dit onvermijdelijk is, aangezien Srila
Prabhupada nooit vervangende
diksa-
goeroes heeft aangesteld, maar alleen
ritviks
; en
het was dit
ritvik
-stelsel dat hij in het leven heeft geroepen, zonder opdracht om het ooit
te beëindigen. Op grond hiervan stellen wij dat de GBC eerst een eenduidig standpunt
moet innemen, en alleen daarna zullen wij de efficiency ervan kunnen beoordelen.
Het droevige is dat, zelfs vandaag de dag, iedereen die de tegenstrijdige beweringen
van de GBC ter discussie stelt, meedogenloos de gemeenschap wordt uitgejaagd.
Krishnakant
september 2008
Wilt u meer informatie wilt over de IRM, inclusief een gratis abonnement op ons
tijdschrift, of heeft u vragen over de inhoud van De Laatste Instructie, dan kunt u de
auteur e-mailen:
irm@iskconirm.com
of
bezoek onze website:
www.iskconirm.com
xi
Voorbeschouwing
Inleiding
Dit boekje is een nederige poging om Srila Prabhupada’s instructies te presenteren
over hoe hij initiaties wilde voortzetten binnen de Internationale Gemeenschap voor
Krishna Bewustzijn (ISKCON); de instructies die hij de Governing Body Com-
mission (GBC) heeft nagelaten. Hoewel we verwijzen naar enkele verhandelingen
en artikelen die gepubliceerd zijn door senior ISKCON-toegewijden, zijn onze
belangrijkste referenties het GBC-handboek voor initiatie, genaamd Gurus And Initia-
tion In ISKCON (
GII
), en de verhandeling On My Order Understood, die genoemd
wordt onder sectie 1.1 van de ‘Wetten van de ISKCON’:
“De GBC accepteert de verhandeling, genaamd ‘On My Order Understood’,
met daarin de laatste
siddhanta
van Srila Prabhupada’s wens om de geestelijke
erfopvolging te laten doorgaan na het heengaan van Zijne Heiligheid. [zie deel 2:
GBC Positie verhandelingen in dit deel.]” (
GII
, p.1)
In
GII
heeft de GBC duidelijk verklaard te willen afrekenen met onduidelijkheid en
tegenstrijdigheid in de voorschriften en wetten voor goeroes, discipelen en de
guru-
tattva
van de ISKCON in het algemeen, om op deze manier een definitieve
siddhanta
(filosofische conclusie) vast te stellen. We bidden oprecht dat dit inderdaad het doel
van deze verhandeling is.
In het belang van een grotere samenhang en filosofische zuiverheid vinden wij
dat er toch nog één of twee tegenstrijdigheden niet volledig behandeld worden in
GII
en waarbij nader onderzoek en discussie wellicht verheldering geven. Hoewel
sommige
zaken
radicaal
en
pijnlijk
kunnen
lijken,
vinden
we
dat
deze
tegenstrijdigheden toch gemeld moeten worden, zodat verwarring en afdwalingen
minder snel zullen plaatsvinden in de toekomst. Het zou niet voor het eerst zijn dat een
goeroestelsel binnen de ISKCON grondig wordt herzien. In het verleden zijn symbolen
verwijderd, ceremonieën ingekort en patronen aangepast – allemaal zonder al te veel
langdurige verstoringen.
Vanuit
een
totaal
perspectief
bekeken,
is
de
ISKCON
ongetwijfeld
de
belangrijkste
gemeenschap
op
de
planeet.
Constante
waakzaamheid
is
daarom nodig om te zorgen dat de ISKCON nog geen fractie van een haar
afwijkt van de bestuurlijke en filosofische eigenschappen, zoals deze door onze
stichter-
Acarya
zijn uiteengezet. Srila Prabhupada benadrukte constant dat
we niet moeten veranderen, uitvinden of speculeren; we moeten simpelweg
doorgaan met het uitbreiden van wat hij zo aandachtig en ijverig heeft neergezet.
Zijn honderdste verjaardag (1996) lijkt het aangewezen moment voor een gron-
dig onderzoek naar de wijze waarop we Srila Prabhupada’s missie voortzetten.
We zijn er heilig van overtuigd dat het huidige goeroestelsel binnen de ISKCON
volledig in overeenstemming gebracht moet worden met Srila Prabhupada’s laatste
ondertekende instructie over deze kwestie; zijn laatste instructie over initiatie van
9
juli, 1977
(zie bijlagen, p. 97). Soms hebben mensen vraagtekens over het gegeven
dat deze brief een groter belang wordt toegedicht dan aan andere brieven of leringen.
xiii
xiv
De Laatste Instructie
Als verdediging herhalen we simpelweg een uitgangspunt dat de GBC zelf gebruikt
in het
GII
handboek:
“Logischerwijze weegt het belang van latere verklaringen zwaarder dan dat van
eerdere.”
(
GII
, p. 25)
Aangezien de brief van 9 juli inderdaad de
laatste
instructie over initiatie binnen de
ISKCON is, gericht aan de gehele beweging, moet deze gezien worden als een cat-
egorie op zichzelf. De volledige acceptatie en uitvoering van deze instructie botst op
geen enkele manier met de overige leringen van Srila Prabhupada, zoals zal worden
aangetoond.
We hebben geen interesse in complottheorieën, noch hebben we de bedoeling om
bloedige details van ongelukkige individuen in spirituele moeilijkheden op te halen.
Wat is gebeurd, is gebeurd. We kunnen zeker leren van gemaakte fouten, maar het is
beter de weg naar een mooie toekomst van hereniging en vergeving helpen banen,
dan te lang stil blijven staan bij schandalen uit het verleden. Volgens de auteur streeft
de overgrote meerderheid van de toegewijden er oprecht naar om Srila Prabhupada
te plezieren, dus lijkt het ons hoogst onwaarschijnlijk dat iemand opzettelijk een
directe instructie van onze oprichter-
Acarya
niet gehoorzaamt of anderen ertoe aanzet
deze niet te gehoorzamen. Desondanks lijkt het alsof de leiding van de ISKCON de
afgelopen negentien jaar steeds meer van wetenschappelijke en bestuurlijke details
afwijkt. Met het identificeren van deze grijze gebieden hopen wij onnodige obstakels
in
onze toegewijde dienst aan Srila Prabhupada en Krishna met wortel en al te helpen uitroeien
.
In dit boekje zullen we bewijs presenteren dat bestaat uit documenten die door
Srila Prabhupada persoonlijk uitgegeven en ondertekend zijn, en uit transcripten
van gesprekken, die allemaal door de GBC worden geaccepteerd als authentiek.
Daarna zullen we de inhoud en context van deze stukken aandachtig bekijken om te
beoordelen of ze letterlijk genomen moeten worden, of dat er aangepaste instructies
zijn die redelijkerwijs hun betekenis of toepassing veranderen. Ook zullen we alle
relevante filosofische problemen die dit bewijs oproept bespreken, en antwoord geven
op de meest voorkomende bezwaren op de letterlijke instructies van de 9 juli brief,
waarin de regels voor initiatie zijn vastgelegd. Tot slot bespreken we hoe het ‘officiële
acarya
-stelsel’, zoals beschreven in de instructie van 9 juli, ingevoerd kan worden
zonder veel verstoring.
Al onze argumenten zijn uitsluitend gebaseerd op de filosofie en instructies zoals Srila
Prabhupada deze in zijn boeken, brieven, lezingen en gesprekken heeft gegeven. We
smeken nederig om de genade van alle Vaisnava’s, zodat we tegen niemand overtred-
ingen begaan en het levenswerk van Zijne Heiligheid A.C. Bhaktivedanta Swami Srila
Prabhupada op geen enkele wijze verstoren.
1
Inleiding
Het Bewijs
I
edereen die Srila Prabhupada kende, merkte doorgaans zijn nauwkeurige karakter op.
Eén van zijn meest kenmerkende eigenschappen was dat hij grondige aandacht had voor
elk detail van toegewijde dienst; en voor degenen die hem persoonlijk dienden, was
dit het hoogste bewijs van zijn intense liefde en toewijding aan Heer Sri Krishna. Hij
wijdde zijn hele leven aan het uitvoeren van de opdracht van zijn geestelijk leraar Srila
Bhaktisiddhanta, en bij deze taak was hij onvoorstelbaar zorgvuldig. Hij liet niets aan
het toeval over en was altijd bezig zijn leerlingen te corrigeren, leiding te geven en te
berispen, in zijn streven de ISKCON op te richten. Zijn missie was zijn ziel en zaligheid.
Het zou volstrekt tegen Srila Prabhupada’s aard in zijn gegaan om zijn dierbare
gemeenschap vage, dubbelzinnige of discutabele verklaringen na te laten, en dat geldt
zeker voor zo’n belangrijke kwestie als toekomstige initiaties.
Bovendien had hij de gebeurtenissen rond de missie van zijn eigen geestelijk leraar
meegemaakt, en hij gaf meermaals aan dat men deze grotendeels werd vernietigd door
een ongeautoriseerd goeroestelsel. Met dit in gedachten, beginnen we met feiten die
niemand tegenspreekt:
Op 9 juli 1977 introduceerde Srila Prabhupada, vier maanden voor zijn heengaan,
een initiatiestelsel via ‘
ritvik
s’, oftewel ‘vertegenwoordigers van de
acarya
’. Srila
Prabhupada gaf de instructie dat dit ‘vertegenwoordigers van de
acarya
’ stelsel per
direct zou ingaan en blijvend diende te worden gevolgd, oftewel “voortaan”(zie bijlagen,
pagina 97). Deze bestuurlijke richtlijn, die verstuurd werd aan alle Governing Body
Commissioners (GBC’s) en tempelpresidenten van de Internationale Gemeenschap voor
Krishna-Bewustzijn, hield in dat nieuwe discipelen vanaf dat moment hun spirituele
naam, bidsnoer en
gayatri
-
mantra
zouden ontvangen van één van de elf genoemde
ritvik
s. De
ritvik
s moesten handelen ten behoeve van Srila Prabhupada; alle nieuw
geïnitieerden zouden discipelen van Srila Prabhupada worden. Srila Prabhupada gaf
de
ritvik
s volledige vrijheid ten aanzien van wie initiatie mocht ontvangen en maakte
duidelijk dat hij daarover niet meer geconsulteerd hoefde te worden (voor details over
de taken van een
ritvik
zie de paragraaf “Wat is een
Ritvik
?” op pag. 80).
Onmiddellijk na het heengaan van Srila Prabhupada, op 14 november 1977, stelde de
GBC dit
ritvik
-stelsel buiten werking. In 1978, ten tijde van Gaura Purnima, namen
de elf
ritvik
s de rol aan van zonaal
acarya
/
diksa
-goeroe en initieerden ze discipelen
uit eigen naam. Hun mandaat om dit te doen was een zogenaamde instructie van Srila
Prabhupada dat alleen zij hem als initiërend
acarya
mochten opvolgen. Enige jaren
later werd dit zonale
acarya
-stelsel vanuit eigen gelederen betwist en vervangen,
niet door het
ritvik
-stelsel in ere te herstellen, maar door het aanstellen van tientallen
nieuwe goeroes, alsmede door de introductie van een complex stelsel van onderlinge
controle om dwalingen tegen te gaan; in tegenstelling tot wat ons eerder was verteld,
zou de opdracht om goeroe te worden niet uitsluitend bedoeld zijn voor de elf, maar
voor iedereen die zich strikt aan de regels hield en een tweederde meerderheid van de
stemmen van de GBC ontving
.
1
De Laatste Instructie
2
Het bovenstaande relaas is geen politiek standpunt, maar een historisch feit dat
door iedereen wordt geaccepteerd, inclusief de GBC.
Zoals hierboven vermeld, werd de brief van 9 juli verstuurd aan alle GBC’s en
tempelpresidenten, en het blijft tot op heden Srila Prabhupada’s
enige
ondertekende
instructie over toekomstige initiaties, gericht aan de hele gemeenschap. ZH Jayadvaita
Swami schreef onlangs het volgende commentaar op de instructie van 9 juli:
“De autoriteit ervan is boven alle twijfel verheven[...] Deze brief schrijft
duidelijk een
ritvik
-goeroestelsel voor.”
(Jayadvaita Swami,
Where the
Ritvik
People are Wrong
, 1996)
De huidige onenigheid is ontstaan doordat de duidelijke en gezaghebbende instructie
op twee punten is aangepast:
Modificatiea):
Hetaanstellenvanvertegenwoordigersof
ritvik
swasslechtseentijdelijke
maatregel die direct na het heengaan van Srila Prabhupada beëindigd diende te worden.
Modificatie b):
Na het volbrengen van hun vertegenwoordigende taak zouden de
ritvik
s
automatisch
diksa
-goeroes worden die toegewijden konden initiëren; echter zouden zij
geen discipelen van Srila Prabhupada worden, maar discipelen van henzelf.
De hervomingen van het zonale
acarya
-stelsel, die rond 1987 plaatsvonden, lieten deze
twee modificaties ongemoeid, terwijl het fundament van dit stelsel juist is gebouwd
op die modificaties. We hebben a) en b) hierboven met ‘modificaties’ aangeduid,
aangezien deze stellingen noch in de brief van 9 juli zelf te vinden zijn, noch in enig
ander beleidsdocument van Srila Prabhupada.
Het GBC-document
GII
laat bovengenoemde modificaties duidelijk ongemoeid:
“Toen Srila Prabhupada werd gevraagd wie er na zijn heengaan zou initiëren,
verklaarde hij dat hij een aantal van zijn leerlingen zou “voordragen” en aan hen
de “opdracht” zou geven om tijdens zijn leven namens hem te initiëren en om
daarna“reguliere”goeroesteworden.Hundiscipelenzoudendan“kleindiscipelen”
van Srila Prabhupada worden.”
(
GII
, p.14)
Door de jaren heen zijn steeds meer toegewijden gaan twijfelen aan de legitimiteit van
deze uitgangspunten. Volgens velen zijn ze nooit goed onderbouwd en daardoor is er,
zowel binnen als buiten de gemeenschap, een knagend gevoel van twijfel en wantrouwen
gerezen. Tegenwoordig worden we via boeken, artikelen, nieuwsbrieven en websites
vrijwel dagelijks voorzien van updates over de ISKCON en haar vermeende ontspoorde
goeroestelsel. Iedereen die de beweging van Srila Prabhupada een warm hart toedraagt,
zal een antwoord op deze onenigheid verwelkomen.
Over één punt is iedereen het eens; Srila Prabhupada is de hoogste autoriteit voor alle
leden van ISKCON. Wat de bedoeling van zijn instructie dan ook was, het is onze taak
om deze uit te voeren. Een ander punt van overeenstemming is dat de 9 juli instructie
het enige ondertekende beleidsdocument over toekomstige initiaties is dat naar alle
leiders van de gemeenschap is verstuurd.
3
Het Bewijs
Het is opmerkelijk dat
GII
het bestaan van de brief van 9 juli niet eens vermeld,
hoewel alleen in deze brief de oorspronkelijke elf ‘
acarya
’s’ met naam genoemd
worden. Het is bedenkelijk dat dit is weggelaten, vooral omdat
GII
de ‘laatste
siddhanta
’ zou moeten geven voor het hele probleem.
Laten we nu de brief van 9 juli nauwkeurig bekijken om te zien of er werkelijk iets te
vinden is dat de bovenstaande modificaties a) en b) ondersteunt:
De instructie zelf
Zoals eerder vermeld staat er in de instructie van 9 juli dat het
ritvik
-stelsel
“voortaan”
dient te worden gevolgd. Het specifieke woord
‘voortaan’
heeft maar één betekenis,
namelijk ‘van nu af aan’. Dit komt overeen met Srila Prabhupada’s eerdere gebruik
en de betekenis van het woord. In tegenstelling tot andere woorden, kan er over dit
woord geen twijfel bestaan, aangezien er in het woordenboek maar één betekenis wordt
gegeven. In de andere 86 gevallen waarin Srila Prabhupada het woord
‘voortaan’
gebruikte, opperde niemand de mogelijkheid dat het woord iets anders kon betekenen
dan ‘van nu af aan’. ‘Van nu af aan’ betekent niet ‘van nu af aan totdat ik weg ben’.
Het betekent gewoon ‘van nu af aan’. In de brief staat er
niet
dat het stelsel na het
heengaan van Srila Prabhupada ongeldig is, of dat het stelsel
alleen
dient te worden
gevolgd gedurende zijn aanwezigheid. Bovendien is het argument dat het hele
ritvik
-
stelsel slechts op één woord berust – ‘
voortaan’
- onverdedigbaar, omdat de inhoud
van de brief niet verandert wanneer we het woord weglaten. Er blijft sprake van een
stelsel dat Srila Prabhupada vier maanden voor zijn heengaan heeft geïntroduceerd,
zonder nadere instructie om het af te schaffen. Zonder een dergelijk tegenbericht moet
deze brief worden gezien als Srila Prabhupada’s laatste instructie over initiatie, een
instructie die dus gevolgd dient te worden.
Ondersteunende instructies
In de periode na de brief van 9 juli hebben Srila Prabhupada en zijn secretaris andere
uitspraken gedaan, die er duidelijk op wijzen dat het
ritvik
-stelsel was bedoeld om
continu te worden gevolgd:
“...het proces voor initiatie dat in de toekomst gevolgd moet worden.”
(11 juli, 1977)
“...Ga door als
ritvik
en handel onder mijn hoede.”
(19 juli, 1977)
“...Ga door als
ritvik
en handel namens mij.”
(31 juli, 1977)
(Zie bijlagen)
In deze documenten vinden we woorden zoals “ga door” en “toekomst” die samen met
het woord “voortaan” duiden op het blijven voortbestaan van het
ritvik
-stelsel. Er is
geen uitspraak van Srila Prabhupada die er ook maar enigszins op wijst dat dit stelsel
na zijn heengaan zou moeten worden afgeschaft.
De Laatste Instructie
4
Vervolg-instructies
Toen het stelsel eenmaal in gebruik was, heeft Srila Prabhupada nooit een nieuwe
instructie
gegeven om het te beëindigen, noch heeft hij gezegd dat het na zijn heengaan
afgeschaft diende te worden. Misschien wist hij dat dit toch zou kunnen gebeuren en
schreef hij daarom in het begin van zijn testament dat het huidige “bestuurlijk stelsel”
van de ISKCON moest blijven zoals het was en dat het niet veranderd mocht worden- een
instructie die intact bleef in de wilsverklaring dat slechts negen dagen voor zijn heengaan
aan zijn testament werd toegevoegd. Dit was zeker de perfecte kans om het
ritvik
-stelsel
op te heffen, mits dit zijn bedoeling zou zijn geweest. De inzet van
ritvik
s behoorde tot het
‘bestuurlijk stelsel’, en dit kan als volgt kan worden geïllustreerd:
In 1975 werd in één van de eerste GBC- bepalingen verklaard dat de GBC de volle
verantwoordelijkheid zou krijgen over bestuurlijke zaken. Hieronder volgen enkele
bestuurlijke onderwerpen waarmee de GBC dat jaar te maken kreeg:
“Om de eerste initiatie te ontvangen moet men ten minste zes maanden fulltime
lid zijn. Voor de tweede initiatie moet er ten minste een jaar verstreken zijn na de
eerste initiatie.”
(GBC-bepaling nr. 9, 25 maart 1975)
“Methode voor het initiëren van
Sannyasi
s.”
(GBC-bepaling nr. 2, 27 maart 1975)
Deze bepalingen waren door Srila Prabhupada persoonlijk goedgekeurd. Ze bewijzen zonder
twijfel dat de wijze waarop initiatie werd gegeven, behoorde tot de bestuurlijke zaken.
Als Srila Prabhupada de
gehele
methodiek van het geven van initiatie beschouwt als een
bestuurlijke aangelegenheid, dan moet een element daarvan, namelijk de inzet van
ritvik
s
die spirituele namen geven, ook onder die noemer vallen.
Dus het veranderen van het
ritvik
-initiatiestelsel was een directe schending van Srila
Prabhupada’s testament.
Een andere instructie in het testament van Srila Prabhupada, die duidelijk maakt dat het
ritvik
-stelsel moet worden voortgezet, is dat het bestuur van zijn onroerende bezittingen in
India alleen gekozen kon worden uit zijn ‘geïnitieerde discipelen’:
“... opvolgende bestuurder(s) moet(en) worden aangesteld door de overige
bestuurders, mits de nieuwe bestuurder mijn geïnitieerde discipel is...”
(Srila Prabhupada’s wilsverklaring, 4 juni 1977)
Dit is alleen mogelijk als het
ritvik
- initiatiestelsel ook na het heengaan van Srila Prabhupada
actief blijft, anders zou de bron van potentiële bestuurders uiteindelijk opraken.
Bovendien bevestigde Srila Prabhupada in alle gesprekken over initiatie, die na 9
juli plaatsvonden, telkens weer het
ritvik
- initiatiestelsel. Hij gaf nooit enig signaal
dat het stelsel moest worden afgeschaft na zijn heengaan, of dat er goeroes klaar
waren om de rol van
diksa
-goeroe over te nemen. Er schijnt dus geen enkel direct
bewijs te bestaan dat de eerder beschreven modificaties a) en b) onderbouwt. Zoals
al is aangegeven vormen de modificaties – de afschaffing van het
ritvik
-stelsel
5
Het Bewijs
na Srila Prabhupada’s heengaan en vervolgens
ritvik
s die
diksa
-goeroes moesten
worden - de basis van het huidige goeroestelsel van ISKCON. Als deze ongegrond blijken,
is het zeker noodzakelijk dat de GBC dit radicaal overdenkt.
Het bovenstaande vormt de inleiding. De instructie zelf, de ondersteunende instructies
en de vervolginstructies bevestigen allen de voortzetting van het
ritvik
-stelsel. Alle
betrokkenen hebben toegegeven dat Srila Prabhupada
geen
instructie heeft gegeven
om het
ritvik
-stelsel na zijn fysieke heengaan te beëindigen. Verder wordt het feit dat
Srila Prabhupada op 9 juli het
ritvik
-stelsel heeft geïntroduceerd, door geen van de
betrokkenen betwijfeld. We hebben dus een situatie waarin de
acarya
:
1)
een duidelijke instructie heeft gegeven om het
ritvik
-stelsel te volgen;
2)
geen instructie heeft gegeven het
ritvik
-stelsel te beëindigen na zijn fysieke heengaan.
Als een discipel deze instructie niet opvolgt, is het rechtvaardig om hier een gegronde
reden voor te vragen. Het enige dat Srila Prabhupada ons werkelijk heeft opgedragen,
is om het
ritvik
-stelsel te volgen. Hij heeft nooit gezegd dat dit stelsel niet gevolgd
hoeft te worden, of dat het
alleen
gevolgd hoeft te worden in zijn fysieke aanwezigheid.
De bewijslast berust bij diegenen die het stelsel, dat onze
acarya
voor onbepaalde tijd
heeft ingevoerd, willen afschaffen. Dit spreekt voor zich; men kan niet zomaar in een
opwelling de opdracht van de goeroe negeren:
“...het proces is dat je de instructies van de geestelijk leraar niet verandert.”
(
C.c. Adi
7.76-81, Lezing, 2/2/67, San Francisco)
Als een discipel de directe instructie van de goeroe constant volgt, hoeft hij zich niet
te rechtvaardigen, vooral niet als hem is verteld deze constant op te volgen. Dat is een
basisprincipe – dit is wat het woord ‘discipel’ betekent:
“Wanneer men een discipel wordt, mag hij de instructie van de geestelijk
leraar niet veronachtzamen.”
(Srila Prabhupada BG-lezing, 11/2/75, Mexico)
Aangezien er geen direct bewijs aanwezig is dat het
ritvik
-stelsel zou
moeten worden afgeschaft na het heengaan van Srila Prabhupada, kan de
verwerping van dit stelsel alleen nog gebaseerd zijn op indirect bewijs.
Indirect bewijs zou kunnen voortkomen uit verklaringen rondom de instructie. Indien
deze verzachtende omstandigheden bestaan, kunnen zij als reden worden aangevoerd
voor de specifieke aanpassing van de gegeven instructie. We zullen nu de verklaringen
rond de instructie van 9 juli onderzoeken, om te zien of er misschien echt sprake is
geweest van zulke verzachtende omstandigheden en of dit de modificaties a) en b)
rechtvaardigt.
De Laatste Instructie
6
7
Het Bewijs
Bezwaren die rechtstreeks in relatie staan met
Srila Prabhupada’s laatste instructie
1. “De brief van 9 juli impliceert duidelijk dat het
ritvik
-stelsel alleen was
opgezet voor de periode dat Srila Prabhupada fysiek aanwezig was.”
Niets in de brief wijst erop dat de instructie alleen was bedoeld voor de periode dat Srila Prabhupada
fysiek aanwezig was. Sterker nog, de informatie in de brief rechtvaardigt alleen de voortzetting van
het
ritvik
-stelsel na het heengaan van Srila Prabhupada.
Het is veelbetekenend dat Srila Prabhupada
in zijn brief van 9 juli, drie keer vermeldt dat de nieuw geïnitieerden zijn discipelen moesten
worden.
De GBC hamert erop dat Srila Prabhupada het bewijs voor hun huidige goeroestelsel al
had gegeven, door te verklaren dat het een onschendbare wet is dat niemand in zijn aanwezigheid
initieert.
Dat Srila Prabhupada zo nadrukkelijk verklaarde dat toekomstige leerlingen aan hem
toebehoorden, geeft aan dat de instructie bedoeld was voor een periode waarin dit problemen
zou kunnen geven; namelijk na Srila Prabhupada’s heengaan.
Srila Prabhupada gebruikte al enkele jaren vertegenwoordigers om op kralen te chanten, vuur-
yajna
’s
uit te voeren, de
gayatri mantra
te geven, enz. Niemand vroeg zich ooit af wiens discipelen het
zouden worden. Gelijk aan het begin van de brief van 9 juli verklaarde Srila Prabhupada met nadruk
dat de aangestelde personen zijn “vertegenwoordigers” waren. Nieuw in deze brief was alleen dat
de vertegenwoordigers een officiële status werd toegekend; iets wat nauwelijks verward kan worden
met een directe opdracht om volledig
diksa
-goeroe te worden. De nadrukkelijke verklaring van Srila
Prabhupada dat het zijn discipelen zouden worden, was geheel overbodig geweest als het stelsel alleen
zou gelden tijdens zijn aanwezigheid, temeer daar hij er dan nog persoonlijk voor kon zorgen dat
niemand valselijk het geestelijk vaderschap van de discipelen zou opeisen. Zoals hierboven vermeld,
wordt dit punt
drie keer
benadrukt in een brief die voor de rest vrij kort en concreet is.
“Wanneer iets drie keer wordt benadrukt, is het een uitgemaakte zaak.”
(Srila Prabhupada BG-lezing, 27/11/68, Los Angeles)
In de brief van 9 juli staat dat de namen van de nieuw geïnitieerde discipelen naar Srila Prabhupada
gestuurd moesten worden. Kon men hieruit opmaken dat het stelsel alleen zou gelden tijdens de
fysieke aanwezigheid van Srila Prabhupada? Sommige toegewijden verklaarden dat dit het einde van
het
ritvik
- stelsel moest betekenen, aangezien de namen niet langer naar Srila Prabhupada gestuurd
konden worden.
Het is ten eerste belangrijk om op te merken waarom het noodzakelijk was dat de namen naar Srila
Prabhupadagestuurdwerden;zodatzekondenwordentoegevoegdaanzijn“geïnitieerdediscipelen”boek.
Uit het gesprek van 7 juli (zie bijlagen) wordt duidelijk dat Srila Prabhupada zich niet bezighield
met het toevoegen van nieuwe namen in dit boek; dit deed zijn secretaris. Verder bewijst de brief aan
Hamsadutta, die Tamala Krishna Goswami de volgende dag schreef, dat de namen gestuurd dienden te
worden om deze te noteren in het boek, en niet specifiek voor Srila Prabhupada zelf. Tamala Krishna
7
De Laatste Instructie
8
Goswami gaf in die brief een uitleg van zijn nieuwe
ritvik
-taken:
“… je moet de namen sturen, zodat ze opgenomen kunnen worden in het ‘Geïnitieerde
discipelen’ boek van Srila Prabhupada.”
(Brief aan Hamsadutta van Tamala Krishna Goswami, 10/7/77)
Er staat niet dat de namen naar Srila Prabhupada zelf moeten worden gestuurd. Deze procedure kon
makkelijk doorgaan na het heengaan van Srila Prabhupada. In de laatste instructie staat nergens dat
initiaties alleen doorgaan als Srila Prabhupada fysiek bij het ‘Geïnitieerde discipelen’boek aanwezig is.
Tevens is het sturen van de namen van nieuw geïnitieerde discipelen een activiteit die plaatsvindt
na
de initiatie. De namen konden alleen worden gestuurd nadat de discipelen al waren geïnitieerd.
Een instructie die geldt na de initiatie, kan daarom niet worden gebruikt om de procedures voor de
initiaties te hervormen of te onderbreken (de taak van de
ritvik
begint al ruim voor de werkelijke
initiatieceremonie). Of deze namen nu wel of niet naar Srila Prabhupada gestuurd worden staat los
van de initiatiemethode, aangezien de initiatie al heeft plaatsgevonden voordat de nieuwe namen
verstuurd werden.
Indien het een essentieel onderdeel van de ceremonie was dat de namen naar Srila Prabhupada werden
gestuurd, dan zou het stelsel al voor het heengaan van Srila Prabhupada ongeldig zijn, of constant het
risicolopenongeldigteworden.HetwasalgemeenbekenddatSrilaPrabhupadazijnlichaamelkmoment
kon verlaten. Het gevaar was dus aanwezig dat er niemand was om de namen naartoe te sturen (vanaf
de eerste dag dat de instructie werd gegeven). Stel bijvoorbeeld dat Srila Prabhupada de planeet zou
verlaten vlak nadat een discipel geïnitieerd werd via het
ritvik
-stelsel; dan zou deze discipel volgens
bovenstaande hypothese eigenlijk niet geïnitieerd zijn, simpelweg vanwege de tijd die de postdienst
vraagt. We vinden in de boeken van Srila Prabhupada geen vermelding dat het transcendentale proces
van
diksa
, dat vele levens kan duren om te voltooien, belemmerd kan worden door de invloed van
de postdienst. Zelfs tot op heden is er niets wat ervoor zorgt dat de namen niet in het boek genoteerd
kunnen worden. Op een passend tijdstip zou dit boek dan aan Srila Prabhupada kunnen worden geofferd.
2.
“In de brief staat niet specifiek ‘dit stelsel moet worden voortgezet na het
heengaan van Srila Prabhupada’; daarom was het een juiste beslissing om het
ritvik
-stelsel te beëindigen na het heengaan van Srila Prabhupada.”
De volgende punten kunnen in overweging worden genomen:
1.
In de brief van 9 juli staat ook niet: ‘Het
ritvik
-stelsel moet beëindigd worden na het heengaan van
Srila Prabhupada.’ Toch werd het meteen beëindigd na Srila Prabhupada’s heengaan.
2.
In de brief staat ook niet: ‘Het
ritvik
-stelsel moet functioneren zolang Srila Prabhupada nog onder
ons is.’ Toch functioneerde het tijdens zijn aanwezigheid.
3.
In de brief staat ook niet: ‘Het
ritvik
-stelsel is alleen actief totdat Srila Prabhupada heengaat.’ Toch
heeft men het ongeldig verklaard na zijn heengaan.
4.
In de brief staat ook niet: ‘Het
ritvik
-stelsel moet worden beëindigd’. Toch werd het beëindigd.
9
Bezwaren
Samengevat houdt de GBC vast aan de volgende beweringen:
• Het
ritvik
-stelsel moet worden beëindigd.
• Het
ritvik
-stelsel moet worden beëindigd na het heengaan van Srila Prabhupada.
Geen enkele van de bovenstaande beweringen komt voor in de brief van 9 juli, noch in
enig ander ondertekende instructie; desondanks vormen zij de basis van zowel het zonale
acarya
-stelsel als het huidige Multiple
Acarya
Successor System (het opvolgingsstelsel van meerdere
acarya
’s), of M.A.S.S., zoals we het voortaan zullen noemen. (In deze context gebruiken we het woord
acarya
in de sterkste betekenis van het woord; een initiërend geestelijk leraar, ofwel
diksa
-goeroe).
Het druist tegen alle logica in om te beweren dat het
ritvik
-stelsel moest worden beëindigd na Srila
Prabhupada’s heengaan, alleen omdat de brief niet aangeeft hoelang het stelsel actief moet zijn. In de
brief staat ook niet specifiek dat het
ritvik
-stelsel gevolgd moet worden op 9 juli. Dus volgens deze logica
kan het net zo goed helemaal niet gevolgd worden. Zelfs wanneer geaccepteerd wordt dat “voortaan”
minstens duurt tot het einde van de eerste dag van de instructie, staat er niet dat het gevolgd dient te
worden op 10 juli. Dus misschien had het toen al afgeschaft moeten worden.
Hetistegenstrijdigomenerzijdsteverklarendathet
ritvik
-stelselnietgeldigkanzijnnaSrilaPrabhupada’s
heengaan, omdat er in de brief niet wordt verklaard dat het stelsel na deze tijdsperiode nog actief is,
maar dat men het stelsel wel 126 dagen (vier maanden) heeft geaccepteerd, terwijl er ook nergens in
de brief wordt gesproken over 126 dagen. Desondanks lijkt iedereen er vrede mee te hebben dat het
stelsel gedurende deze periode moest functioneren. Tenzij we het woord ‘voortaan’ letterlijk opvatten
als ‘voor onbepaalde tijd’, hadden we het stelsel op elk moment na 9 juli kunnen beëindigen, dus
waarom is er dan gekozen om het stelsel te beëindigen vanaf Srila Prabhupada’s heengaan?
In de 86 keren dat Srila Prabhupada het woord gebruikte, of in de gehele geschiedenis van de Engelse
taal, betekende het woord ‘voortaan’ nooit:
“Elk moment totdat de opdrachtgever heengaat.”
Toch denkt men momenteel dat het woord “voortaan”, in de brief van 9 juli, deze betekenis heeft.
De brief zegt simpelweg dat het
ritvik
- stelsel “voortaan” gevolgd dient te worden. Dus waarom
werd het stopgezet?
3. “Bepaalde instructies kunnen logischerwijs niet voortgezet worden na
het heengaan van Srila Prabhupada en hieruit is af te leiden dat ze alleen
geldig waren tijdens zijn aanwezigheid; iemand zou bijvoorbeeld de taak
kunnen hebben om ‘voortaan’ Srila Prabhupada’s reguliere massage
te geven. Misschien is de
ritvik
-instructie eenzelfde soort instructie?”
Als het onmogelijk is om een instructie uit te voeren, bijvoorbeeld het geven van een massage nadat
Srila Prabhupada was heengegaan, is het logisch dat deze niet langer uitgevoerd wordt. De taak van een
discipel is simpelweg om een instructie te volgen totdat het onmogelijk wordt deze nog langer te volgen,
of totdat de geestelijk leraar de opdracht verandert. De vraag is of het mogelijk is om het
ritvik
-stelsel
te volgen zonder de fysieke aanwezigheid van de persoon die het heeft opgezet.
Het
ritvik
-stelsel is juist
specifiek
opgezet om zonder enige fysieke betrokkenheid van Srila Prabhupada te
De Laatste Instructie
10
kunnen functioneren. De voortzetting van het
ritvik
-stelsel na zijn heengaan, zou in elk opzicht identiek
zijn aan de manier waarop het werd uitgevoerd tijdens Srila Prabhupada’s aanwezigheid. Na 9 juli was
Srila Prabhupada niet meer betrokken; dus zelfs in dat stadium functioneerde het stelsel al alsof hij was
vertrokken. Om die reden kunnen we niet zeggen dat het heengaan van Srila Prabhupada ervoor heeft
gezorgd dat het
ritvik
-stelsel niet functioneel of werkzaam kan zijn, aangezien zijn heengaan niet van
invloed is op het functioneren van het stelsel.
Met andere woorden; aangezien het stelsel specifiek
was opgezet om te functioneren alsof Srila Prabhupada niet op de planeet was, kan zijn vertrek
van deze planeet op zichzelf het stelsel niet ongeldig maken.
4. “Het feit dat de instructie ‘alleen’ in een brief werd gegeven en niet in
een boek, geeft ons het recht om het op indirecte wijze te interpreteren.”
Dit ‘brieven versus boeken’ argument is in dit geval niet van toepassing, aangezien het geen gewone
brief was. Over het algemeen schreef Srila Prabhupada een brief als antwoord op een specifieke vraag
van een individuele leerling, of om individuele leiding of kastijding te geven. In deze gevallen kunnen
de oorspronkelijke vraag, situatie of afwijkend gedrag natuurlijk ruimte geven voor interpretatie. Niet
alles in de brieven van Srila Prabhupada kan universeel worden toegepast (in een brief adviseerde
hij bijvoorbeeld een toegewijde die niet goed met kruiden kon omgaan, alleen te koken met een
beetje zout en koenjit; duidelijk een advies dat niet was bedoeld voor de hele Beweging). Zijn laatste
instructie over initiatie kan echter niet op dezelfde wijze geïnterpreteerd worden, aangezien het niet
geschreven was als antwoord op een specifieke vraag van een bepaald individu, of naar aanleiding
van een situatie of gedrag van een leerling.
De brief van 9 juli was een procedurele instructie of
een beleidsdocument, dat naar elke leider binnen de Beweging is verstuurd.
De brief doorliep dezelfde fases als elke belangrijke instructie die Srila Prabhupada uitvaardigde en
waarvan hij wilde dat deze zonder interpretatie gevolgd werd. Eerst liet hij het opschrijven, daarna
keurde hij het goed en vervolgens werd het naar zijn leiders gestuurd. Hij had er bijvoorbeeld één
laten sturen op 22 april, 1972 met als aanhef aan ‘ALLE TEMPELPRESIDENTEN’.
“De taak van de zonale secretaris is erop toe te zien dat alle
spirituele principes goed gevolgd worden in alle tempels binnen
zijn zone. Anders zal elke tempel onafhankelijk en zelfgericht zijn.”
(SP Brief aan Alle Tempelpresidenten, 22/4/72)
Srila Prabhupada gaf niet elke keer bij het uitvaardigen van een belangrijke instructie een nieuw
boek uit, ongeacht een instructie nu wel of niet na zijn heengaan moest worden gevolgd. De
vorm waarin de instructie is uitgebracht geeft daarom geen reden voor indirecte interpretaties,
noch vermindert het op enige manier de geldigheid ervan.
11
Bezwaren
5. “Ten tijde van de instructie speelde er misschien een aantal zaken
op de achtergrond die uitsluiten dat de instructie, na het heengaan van
Srila Prabhupada, moest worden ingevoerd?”
Als dergelijke omstandigheden bestonden dan zou Srila Prabhupada deze hebben benoemd in de brief, of
in een bijgevoegd document. Srila Prabhupada gaf altijd genoeg informatie om zijn instructies correct uit te
kunnen voeren. Hij ging er zeker niet vanuit dat zijn tempelpresidenten allemaal mystieke gedachtelezers
waren en dat hij daarom alleen gefragmenteerde en incomplete richtlijnen hoefde te geven, die later op
telepathische wijze zouden worden begrepen.
Als Srila Prabhupada bijvoorbeeld de bedoeling had om het
ritvik
-stelsel na zijn heengaan te laten stoppen,
dan had hij de volgende zeven woorden aan de brief van 9 juli toegevoegd– “Dit stelsel zal stoppen na mijn
heengaan”. Een snelle blik op deze brief vertelt ons dat hij wilde dat het stelsel “voortaan” zou worden
voortgezet (zie bijlagen, p. 97).
Soms beweerd men dat het
ritvik
-stelsel alleen is opgezet omdat Srila
Prabhupada ziek was.
Toegewijden kunnen wel of niet bewust zijn geweest van de mate waarin Srila Prabhupada ziek was;
maar hoe kunnen we verwachten dat ze uit een brief, die niets zegt over zijn gezondheid, kunnen
afleiden dat dit de enige reden is waarom deze was uitgevaardigd? Wanneer heeft Srila Prabhupada
gezegd dat zijn instructies altijd geïnterpreteerd moesten worden aan de hand van zijn laatste medische
rapport? Waarom zouden de mensen die de laatste instructie over initiatie ontvingen,
niet
aannemen
dat de brief een algemene instructie was, die gevolgd diende te worden zonder interpretatie?
Srila Prabhupada had al aangekondigd dat hij naar Vrindavan was gekomen om zijn lichaam te verlaten.
Omdat hij
tri-kala-jna
(bewust van verleden, heden en toekomst) is, was hij zich hoogstwaarschijnlijk
bewust dat hij binnen vier maanden zijn lichaam zou verlaten. Hij had de laatste instructie in het leven
gebracht, zodat de beweging kon worden voortgezet. Zijn wilsbeschikking en andere documenten
met betrekking tot de BBT (Bhaktivedanta Book Trust) en de GBC waren al opgesteld en hadden
als specifiek doel om sturing te geven na zijn naderende heengaan. Het enige onderwerp dat nog niet
was geregeld, was de manier waarop initiaties uitgevoerd zouden worden na zijn heengaan. Op dat
gebied bestond er nog steeds onzekerheid over hoe dit geregeld diende te worden. De instructie van 9
juli verhelderde voor iedereen hoe initiaties precies voortgezet dienden te worden in zijn afwezigheid.
Kortom, je kunt geen instructie veranderen door gebruik te maken van informatie waar de ontvangers
van de instructie geen toegang tot hadden. Waarom zou Srila Prabhupada opzettelijk een instructie
geven waarvan hij op voorhand wist dat niemand het kon volgen, omdat in de instructie relevante
informatie achterwege was gelaten? Als het
ritvik
-stelsel alleen was opgezet omdat hij ziek was, dan
zou Srila Prabhupada dit gezegd hebben in de brief of in een begeleidend document.
Er is geen geval bekend waarin Srila Prabhupada zich opzettelijk op een dubbelzinnige en een niet-
informatieve manier opstelde, zeker niet bij het instrueren van de hele beweging. Srila Prabhupada
heeft nooit iets op een onachtzame manier ondertekend en wanneer men het belang van de betreffende
instructie in acht neemt, is het ondenkbaar dat hij informatie heeft weggelaten dat ook maar
enigszins
van vitaal belang kon zijn.
De Laatste Instructie
12
6. “Bevat de ‘aanstellingsband’ geen relevante informatie die de brief
van 9 juli in een duidelijk kader zet en waardoor de instructie alleen van
toepassing is tijdens de fysieke aanwezigheid van Srila Prabhupada?”
In GBC’s handboek
GII
, is de conversatie van 28 mei 1977 het enige bewijs dat geleverd wordt ter
ondersteuning van de modificaties a) en b). Het lijkt erop dat
GII
toegeeft dat er geen ander instruerend
bewijs is dat direct gerelateerd is aan de taken van de
ritvik
s na Srila Prabhupada’s heengaan:
“Ondanks dat Srila Prabhupada zijn eerdere verklaringen niet herhaalde, werd er
begrepen dat hij van deze discipelen verwachtte dat ze in de toekomst zouden gaan
initiëren.”
(
GII
, p.35)
Omdat dit het
enige
bewijs is, wordt er een sectie exclusief gewijd aan deze 28 mei conversatie en dit
is op pagina 31 van dit boekje te vinden. Dat er in de brief van 9 juli niet gerefereerd wordt naar dit
gesprek en Srila Prabhupada ook niet eiste dat een kopie van het opgenomen gesprek met de laatste
instructie werd meegestuurd, zegt eigenlijk al genoeg. Hieruit kunnen we met het volste vertrouwen
afleiden dat het geen enkele informatie kan bevatten dat van invloed is op de laatste instructie. Om
precies te zijn, werd het gesprek van 28 mei pas enkele jaren
na
het heengaan van Srila Prabhupada
uitgebracht. Er wordt dus wederom van ons verwacht dat we een duidelijk geschreven instructie
veranderen op basis van informatie die niet beschikbaar was voor de mensen aan wie de instructie was
gegeven. Zoals later zal blijken, bevat de mei conversatie niks dat de laatste instructie tegenspreekt.
Een algemene regel is dat latere instructies van de goeroe altijd boven eerdere instructies gaan; de
laatste instructie is de laatste instructie en moet worden gevolgd:
“Ik kan veel dingen tegen je zeggen, maar wanneer ik iets direct tegen je zeg,
dan doe je dat. Je eerste taak is om dat te doen, je kunt niet discussiëren –
‘meneer, u zei eerst dat ik dit moest doen’
, nee dat is niet je taak, wat ik nu tegen
je zeg, dat doe je, dat is gehoorzaamheid, daar valt niet over te discussiëren.”
(Srila Prabhupada S.B. Lezing, 14/4/75, Hyderabad)
Op dezelfde manier gaf Heer Krishna in de
Bhagavad-Gita
heel veel instructies aan Arjuna. Hij sprak
over verschillende vormen yoga, van
Dhyana
tot
Jnana
, maar dit werd allemaal overstegen door de
laatste instructie:
“Denk altijd aan Mij en wordt Mijn toegewijde”- moet worden opgevat als de laatste
instructie van de Heer en dient opgevolgd te worden.
(Teachings of Lord Caitanya, hoofdstuk 11).
De laatste instructie die gegeven werd door Sankaracarya, “
bhaja Govinda
”, was ook bedoeld om veel
van zijn eerdere uitspraken te vervangen – feitelijk allemaal. Zoals in de introductie van dit boekje
wordt vermeld, erkent de GBC dit zelf ook als een logische grondstelling:
“Logischerwijzeweegt hetbelang van latere verklaringen zwaarderdandatvaneerdere.”
(
GII
, p. 25)
Het is niet mogelijk om een ‘latere’ uitspraak dan de
laatste
te hebben. Daarom moeten we volgens
de eigen logica van de GBC het
ritvik
-stelsel volgen.
13
Bezwaren
7. “Srila Prabhupada heeft vaak gezegd dat al zijn leerlingen goeroes
moesten worden. Dit bewijst toch zeker wel dat Srila Prabhupada niet
de bedoeling had het
ritvik
-stelsel permanent te laten voortbestaan?”
Srila Prabhupada heeft nooit een
diksa
-goeroe aangewezen of iemand opdracht
gegeven om na zijn heengaan
diksa
-goeroe te worden. Men heeft deze bewering
nooit kunnen bewijzen en veel senior leiders binnen ISKCON hebben dit dan ook
toegegeven:
“En het is een feit dat Srila Prabhupada nooit heeft gezegd “Oke, hier
is de volgende
acarya
of hier zijn de volgende elf
acarya
s en zij zijn de
geautoriseerde goeroes voor de Beweging, voor de wereld”. Hij heeft dat
niet gedaan.”
(Ravindra Svarupa das, San Diego debat, 1990)
Srila Prabhupada heeft ondubbelzinnig verklaard dat een
diksa
-goeroe een
mahabhagavata
(hoogste stadium van Godrealisatie) en specifiek door zijn eigen
geestelijk leraar
geautoriseerd
moet zijn. Hij heeft het goeroeschap van personen die
niet op de juiste wijze zijn gekwalificeerd en geautoriseerd, altijd sterk veroordeeld.
Hieronder citeren we uit Srila Prabhupada’s boeken waar de kwalificaties van een
diksa
-goeroe worden vermeld:
Maha-bhagavata
-srestho brahmano vai gurur nrnam
sarvesam eva lokanam asau pujyo yatha harih
maha-kula-prasuto’ pi sarva-yajnesu
diksitah
sahasra-sakhadhya yi ca na guruh syad avaisnavah
“De goeroe moet op het hoogste platform van toegewijde dienst gesitueerd zijn. Er zijn
drie klassen van toegewijden en de goeroe moet geaccepteerd worden uit de hoogste
klasse.”
(
C.c. Madhya
, 24.330, betekenisverklaring)
“Wanneer iemand de hoogste positie van
maha-bhagavata
heeft bereikt, dient hij
geaccepteerd te worden als goeroe en dient hij op dezelfde manier als Hari, de
Persoonlijkheid Gods, aanbeden te worden.Alleen een dergelijk persoon is geschikt voor
de positie van een goeroe.”
(
C.c. Madhya
, 24.330, betekenisverklaring)
Naast de kwalificatie onderwees Srila Prabhupada dat de specifieke autorisatie van
de voorgaande
acarya
is vereist, voordat iemand als een
diksa
-goeroe kan optreden:
“Over het geheel genomen kan je misschien inzien dat hij geen bevrijd persoon is en
daarom kan hij niemand initiëren in het Krishna Bewustzijn. Het vereist een speciale
spirituele inzegening van hogere autoriteiten.”
(Srila Prabhupada Brief aan Janardana,
26/4/68)
“Men moet initiatie nemen van een bonafide geestelijk leraar uit de geestelijke
erfopvolging en die is geautoriseerd door zijn voorgaande geestelijk leraar. Dit wordt
diksa
-
vidhana
genoemd”
. (S.B. 4.8.54, betekenisverklaring)
De Laatste Instructie
14
Indiase man:
Wanneer bent u de geestelijk leider van Krishna
Bewustzijn geworden?
Srila Prabhupada:
Wat zegt u?
Brahmana
nda:
Hij vraagt wanneer u de geestelijk leider van Krishna
Bewustzijn bent geworden?
Srila Prabhupada:
Toen mijn Guru Maharaja mij dit opdroeg. Dit is de
goeroe-
parampara
.
Indiase man:
Is het…
Srila Prabhupada:
Probeer het te begrijpen. Ga niet te snel. Een goeroe kan
eengoeroewordenwanneerzijngoeroehemditopdraagt.
Dat is alles. Anders kan niemand goeroe worden.
(Srila Prabhupada
Bg.
Lezing, 28/10/75)
Volgens Srila Prabhupada kan men dus alleen een
diksa
-goeroe worden indien de
kwalificatie
en
de autorisatie
in orde zijn. Srila Prabhupada heeft dergelijke goeroes
niet geautoriseerd, noch heeft hij gezegd dat zijn discipelen gekwalificeerd waren om
te initiëren. Integendeel, vlak voor 9 juli noemde hij hen nog steeds ‘geconditioneerde
zielen’ en gaf hij aan dat waakzaamheid essentieel was om te voorkomen dat personen
zich als goeroe zouden voordoen (zie bijlage, gesprek 22 april 1977).
Bewijs dat wordt gebruikt om een alternatief voorhet
ritvik
-stelsel te ondersteunen,
is in drie basiscategorieën onder te verdelen:
1.
Srila Prabhupada’s frequente oproep dat iedereen goeroe moet worden, vaak samen
gebruikt met het
“amara ajnaya guru hana”
vers uit de
Caitanya-caritamrta.
2.
Een aantal persoonlijke brieven waarin Srila Prabhupada spreekt over zijn discipelen
die na zijn heengaan optreden als
diksa
-goeroe.
3.
Andere verklaringen in Srila Prabhupada’s boeken en lezingen waarin het principe
van discipelen die
diksa
-goeroes zullen worden, genoemd wordt.
Eerst kijken we naar categorie 1):
De instructie dat iedereen goeroe moet worden staat in het volgende vers uit de
Caitanya-caritamrta
en werd vaak door Srila Prabhupada geciteerd:
“Instrueer iedereen om de instructies van Krishna volgen, zoals deze
worden gegeven in de
Bhagavad-Gita
en het
Srimad-Bhagavatam
. Wordt
op deze manier een geestelijk leraar en probeer iedereen in dit land te
bevrijden.”
(C.c.
Madhya
, 7.128)
Uit de betekenisverklaringen die volgen op dit vers wordt echter duidelijk wat voor
soort goeroe
iedereen
moet worden volgens Heer Caitanya:
“Dat betekent dat men thuis dient te blijven, de Hare Krsna
mantra
chant en de instructies van Krsna predikt, zoals deze zijn gegeven in
de
Bhagavad-Gita
en het
Srimad-Bhagavatam
.”
(
C.c. Madhya
, 7.128,
betekenisverklaring)
15
Bezwaren
“Men kan een huisman blijven, arts, een technicus of wat dan ook.
Het maakt niet uit. Men dient alleen de instructies van Sri Caitanya
Mahaprabhu te volgen, de Hare
Krsna
maha
-
mantra
te chanten en familie
en vrienden te instrueren over de leringen uit de
Bhagavad-Gita
en het
Srimad-
Bhagavatam
[...] Het beste is om geen discipelen te accepteren.”
(
C.c. Madhya
, 7.130,
betekenisverklaring)
We kunnen zien dat deze instructies niet vereisen dat de goeroes eerst een bepaald
niveau van realisatie bereiken, voordat ze kunnen handelen als goeroe. Het verzoek is
onmiddellijk. Hieruit blijkt duidelijk dat iedereen simpelweg aangemoedigd wordt om
hun kennis te verspreiden en door dit te doen worden zij
siksa
of instruerende goeroes.
Dit wordt verder verduidelijkt door de voorwaarde dat de
siksa
-goeroe in die positie
dient te blijven en
niet
daarna een
diksa
-goeroe moet worden:
“Het beste is om geen discipelen te accepteren.”
(
C.c. Madhya
, 7.130, betekenisverklaring)
Het accepteren van discipelen is de voornaamste zaak van een
diksa
-goeroe, terwijl
een
siksa
-goeroe slechts door moet gaan met het uitvoeren van zijn taken en zo goed
mogelijk het Krsna Bewustzijn moet prediken. Uit de betekenisverklaringen van Srila
Prabhupada blijken duidelijk dat Heer Caitanya, in het bovenstaande vers, eigenlijk
siksa
-goeroes autoriseert en geen
diksa
-goeroes. Dit wordt ook overduidelijk uit de vele
andereverwijzingenwaarinSrilaPrabhupadaiedereenaanmoedigtomgoeroeteworden:
“
yare dekha, tare kaha, krsna-upadesa.
Je hoeft niks te verzinnen. Je
herhaalt alleen wat Krishna al gezegd heeft. Maak geen aanvulling,
vervalsing. Dan word je goeroe [...] Ik kan misschien een dwaas zijn,
een schurk [...] Dus we moeten dit pad volgen, dat jij goeroe wordt en
je naaste mensen en kennissen bevrijdt, maar spreek de gezaghebbende
woorden van Krsna. Dan zal het werken [...] Iedereen kan het doen. Een
kind kan het doen.”
(Srila Prabhupada avond
darshan
, 11/5/77, Hrsikesh)
“Omdat mensen in de duisternis verkeren, hebben we vele miljoenen
goeroes nodig om ze te verlichten. Daarom is de missie van Caitanya
Mahaprabhu, […] Hij zei “Iedereen van jullie, wordt goeroe.”
(Srila Prabhupada Lezing, 21/5/76, Honolulu)
“Je zegt simpelweg […] Krisnna zegt “Denk altijd aan Mij en wordt
mijn toegewijde. Aanbid Mij en breng Mij je eerbetuigingen.” Doe dit
alsjeblieft. Dus als je één persoon ertoe kan brengen deze dingen te doen,
word je goeroe. Is dat moeilijk?”
(Srila Prabhupada Gesprek, 2/8/76, New Mayapur)
“Een echte goeroe is hij die onderwijst wat Krsna heeft gezegd... Je zegt
simpelweg, ‘Dit is dit.’ Dat is alles. Is het een erg moeilijke taak?”
(Srila Prabhupada Lezing, 21/5/76, Honolulu)
“…‘Maar ik ben niet gekwalificeerd. Hoe kan ik goeroe worden?’ Er is
De Laatste Instructie
16
geen kwalificatie nodig... Onderwijs simpelweg iedereen die je ontmoet in
dat wat Krsna heeft gezegd. Dat is alles. Je wordt goeroe.”
(Srila Prabhupada Lezing, 21/5/76, Honolulu)
(Verbazingwekkendgenoeghebbenenkeletoegewijdencitatenzoalshierbovengebruikt
als rechtvaardiging voor ‘minimaal gekwalificeerde
diksa
-goeroes’
*(1)
, een begrip
dat nooit in ook maar één van de boeken, brieven, lezingen of gesprekken van Srila
Prabhupada is genoemd.)
Een voorbeeld van een goeroe die als enige kwalificatie heeft dat hij herhaalt wat hij
heeft gehoord, kan gevonden worden in elke
bhakta
introductiecursus binnen ISKCON.
Het is daarom volkomen duidelijk dat de bovenstaande citaten eigenlijk uitnodigingen
zijn om instruerende geestelijk leraren of
siksa
-goeroes te worden. Dit weten we omdat
Srila Prabhupada de veel strengere eisen om
diksa
-goeroe te worden, al in zijn boeken
aan ons heeft uitgelegd:
“Wanneer iemand de hoogste positie van
maha-bhagavata
heeft bereikt,
dient hij als goeroe geaccepteerd te worden en op dezelfde manier als
Hari aanbeden te worden. Alleen een dergelijke persoon is geschikt om
de positie van een goeroe te bekleden.”
(C.c.
Madhya
, 24.330, betekenisverklaring)
“Men dient initiatie te nemen van een bonafide geestelijk leraar uit
de geestelijke erfopvolging, die geautoriseerd is door zijn voorgaande
geestelijk leraar. Dit wordt
diksa
-
vidhana
genoemd.”
(S.B. 4.8.54, betekenisverklaring)
In het bovenstaande citaat zegt Srila Prabhupada dat de instructie om een initiërende
goeroe te worden, specifiek van de eigen goeroe ontvangen dient te worden. De algemene
instructie van Heer Caitanya is 500 jaar aanwezig geweest. Het is dan vanzelfsprekend
dat Srila Prabhupada met “
amara ajnaya guru hana
” niet bedoelde dat het betrekking
heeft op
diksa
. Waarom zouden we anders nog een specifieke opdracht van onze directe
acarya
nodighebben?DealgemeneinstructievanHeerCaitanyamoetbetrekkinghebben
op
siksa
, niet op
diksa
-goeroe.
Diksa
-goeroe is de uitzondering, niet de regel. Terwijl
Srila Prabhupada daarentegen miljoenen
siksa
-goeroes voor ogen had, bestaande uit
mannen, vrouwen en kinderen.
We kijken nu naar categorie 2):
Er was een handvol toegewijden met teveel zelfvertrouwen die stonden te springen
om hun eigen discipels te initiëren in de aanwezigheid van Srila Prabhupada. Aan hen
schreef Srila Prabhupada brieven die gebruikt worden om het M.A.S.S. te ondersteunen.
Srila Prabhupada had een vrij standaard benadering voor het omgaan met dergelijke
ambitieuze individuen. In het algemeen vertelde hij hen dat ze strikt getraind moesten
blijven en dat ze in de toekomst, na zijn heengaan, leerlingen mochten accepteren:
“Ten eerste waarschuw ik Acyutananda, probeer niet te initiëren. Je
bent nu niet in een juiste positie om iemand te initiëren. […] Laat je niet
verleiden door zulke
maya
. Ik train jullie allen om geestelijk leraren te
17
Bezwaren
worden in de toekomst, maar wees niet overhaast.”
(Srila Prabhupada Brief aan Acyutananda en Jaya Govinda, 21/8/68)
“Enige tijd geleden heb je mijn toestemming gevraagd om een aantal leerlingen te
accepteren. De tijd dat jij veel discipelen zal krijgen door je krachtige prediken,
komt snel dichterbij.”
(Srila Prabhupada Brief aan Acyutananda, 16/5/72)
“Ik heb gehoord dat er enige aanbidding van andere toegewijden is gericht aan jou
zelf. Het is natuurlijk gepast om eerbetuigingen te bieden aan een Vaisnava, maar niet
in de aanwezigheid van de geestelijk leraar. Na het heengaan van de geestelijk leraar
zal het tot dat stadium komen, maar wacht nu. Anders zal het partijen creëren.”
(Srila Prabhupada Brief aan Hamsadutta, 1/10/74)
“Blijf strikt getraind en dan ben je een bonafide goeroe, en kan je via hetzelfde principe
discipelen accepteren. Maar als een vorm van etiquette is het gebruikelijk dat je tijdens
het leven van jouw geestelijk leraar, de toekomstige discipelen naar hem brengt. En in
zijn afwezigheid of heengaan, kan je zonder limiet discipelen accepteren. Dat is de wet
van geestelijke erfopvolging. Ik wil zien dat mijn leerlingen bonafide geestelijk leraren
wordenenKrsnaBewustzijnwijdverspreiden.DatzalmijenKrsnazeergelukkigmaken.”
(Srila Prabhupada Brief aan Tusta Krsna, 2/12/75)
Het is interessant om op te merken dat de
GII
de bovenstaande ‘wet’ citeert als ondersteuning voor
de M.A.S.S. doctrine, terwijl in hetzelfde document wordt benadrukt dat het helemaal geen wet is:
“In de geschriften wordt meermaals beschreven dat discipelen initiatie geven in de
aanwezigheid van de goeroe, […] In de geschriften staat er niet specifiek beschreven
dat een discipel geen discipelen accepteert in aanwezigheid van zijn goeroe.”
(
GII
, p. 23)
Het verlangen naar aanbidding en volgelingen is eigenlijk een diskwalificatie van een geestelijk leraar.
We kunnen ons alleen maar verwonderen over de kracht van het valse ego. Zelfs in de aanwezigheid van
de meest machtige
acarya
die de aarde ooit heeft gekend, waren er personen die zichzelf ruimschoots
gekwalificeerdvoeldenomhuneigendiscipelenteinitiëren,rechtvoordeogenvanSrilaPrabhupada!
*(2)
Het is duidelijk dat Srila Prabhupada een specifieke reden had om deze toegewijden te schrijven dat zij
discipelen mochten accepteren in de toekomst; om ze simpelweg nog een tijdje in toegewijde dienst
te betrekken. Door deze toegewijden te vertellen dat ze discipelen mochten accepteren als ze nog
een tijdje zouden wachten, wilde Srila Prabhupada hen simpelweg in devotionele dienst behouden.
Hierdoor zou er op zijn minst de mogelijkheid bestaan dat na verloop van tijd hun ambitieuze mentaliteit
gezuiverd zou worden.
Nederige toegewijden die ijverig hun toegewijde dienst uitvoerden en zich onzelfzuchtig opofferden
aan hun geestelijke leraar, zouden nooit een brief hebben ontvangen die hun een stralende toekomst
als
diksa
-goeroes beschrijft. Waarom zou Srila Prabhupada alleen het
diksa
-goeroeschap beloven aan
degenen die het meest ambitieus en daardoor het minst gekwalificeerd waren?
Het klopt dat men na het heengaan van Srila Prabhupada vrij is om te initiëren. Net zoals iemand
in Engeland vrij is om een auto te besturen wanneer hij zeventien jaar is geworden. We moeten de
volgende twee voorwaarden echter niet vergeten. Ten eerste moet men gekwalificeerd zijn om te rijden
De Laatste Instructie
18
en ten tweede moet men geautoriseerd zijn om te rijden door middel van het rijbewijs dat aan hem is
toegekend. De lezer kan zijn eigen parallellen trekken.
Een andere brief die wordt gebruikt ter ondersteuning van het M.A.S.S verklaart:
“Vanaf 1975 zal iedereen die alle bovenstaande examens hebben gehaald, specifiek
gemachtigd worden om te initiëren en de Krsna Bewuste populatie te vergroten.”
(Srila Prabhupada Brief aan Kirtanananda, 12/1/69)
Rechtvaardigt het bovenstaande citaat de beëindiging van de laatste instructie over initiaties?
Aangezien men hier persoonlijke brieven gebruikt om het
ritvik
-stelsel te beëindigen, gebruiken
we in dit geval Srila Prabhupada’s ‘wet van geestelijke erfopvolging’. Het eerste deel van de
‘wet’ stelt dat een discipel niet als een initiërend
acarya
mag handelen in fysieke aanwezigheid
van zijn eigen goeroe. Aangezien dit de ‘wet’ was, is het duidelijk dat deze brief niet kan
refereren aan discipelen van Srila Prabhupada die zelfstandig initiëren;
Srila Prabhupada was
in 1975 nog steeds op de planeet.
We kunnen daarom alleen concluderen dat hij in 1969 al
een soort ‘waarnemend’ initiatiestelsel aan het overwegen was. Het bleek dat Srila Prabhupada
in 1975 inderdaad toegewijden zoals Kirtanananda ‘gemachtigd’ of geautoriseerd heeft om op
gebedsnoeren te chanten en initiaties namens hem uit te voeren. Het lijkt erop dat de bovenstaande
brief het toekomstig gebruik van vertegenwoordigers voor initiatie voorspelt. Later noemde
hij deze vertegenwoordigers ‘
ritvik
s’ en legde hij hun functie vast in de instructie van 9 juli.
Wederom zou het ondoordacht zijn om te suggereren dat Srila Prabhupada eigenlijk de autorisatie
zou hebben gegeven aan Kirtanananda om als een
sampradaya
initiërende
acarya
te handelen,
op voorwaarde dat hij een paar examens moest halen.
“Iedereen die de opdracht van Heer Caitanya onder leiding van Zijn bonafide
vertegenwoordiger volgt, kan een geestelijk leraar worden. En ik heb de
wens dat in mijn afwezigheid, al mijn discipelen bonafide geestelijk leraren
worden om het Krsna Bewustzijn over de gehele wereld te verspreiden.”
(Srila Prabhupada Brief aan Madhusudana, 2/11/67)
Het bovenstaande citaat zou moeten aangeven dat Srila Prabhupada wel over
diksa
-goeroes moet
hebben gesproken toen hij aangaf dat zijn discipelen geestelijk leraar moesten worden, aangezien
ze al
siksa
-goeroes waren. Srila Prabhupada kan echter ook zijn algemene aanmoediging aan alle
discipelen om goede
siksa
geestelijk leraren te worden en te blijven, simpelweg hebben herhaald. Er
wordt in het bovenstaande citaat zeker niet gesproken over discipelen die
eigen
discipelen initiëren of
accepteren. De term “bonafide geestelijk leraar worden om Krsna Bewustzijn over de gehele wereld
te verspreiden” is net zo toepasbaar op een
siksa
-goeroe.
Zelfs wanneer brieven als deze wel doelen op een ander type goeroestelsel, kunnen ze alsnog niet
gebruikt worden om de laatste instructie van 9 juli te veranderen, aangezien deze instructies niet zijn
herhaald voor de rest van de beweging. De betreffende brieven werden tot 1986 zelfs niet gepubliceerd.
Soms wordt aangenomen dat enkele van deze persoonlijke brieven uitgelekt waren naar andere leden
van de gemeenschap. Dit kan wel of niet het geval zijn, maar het is belangrijk om in te zien dat deze
manier van verspreiding nooit is opgezet, of persoonlijk is goedgekeurd, door Srila Prabhupada. We
hebben geen bewijs gezien dat Srila Prabhupada ooit opdracht gegeven heeft om aan alles en iedereen
zijn privé correspondentie te verspreiden. Hij heeft één keer terloops voorgesteld dat zijn brieven
19
Bezwaren
gepubliceerd konden worden “als er tijd was”, maar hij heeft nooit gesuggereerd dat kennis van deze
brieven per se nodig was om het M.A.S.S. op de juiste wijze uit te voeren.
Om aan te tonen hoe men in 1977 moest handelen, kan men alleen officieel bewijs gebruiken dat in
die tijd al beschikbaar was. Als zulke brieven werkelijk essentiële informatie zouden bevatten over het
verloop van initiaties voor de komende tienduizend jaar, zou Srila Prabhupada de publicatie en massale
distributie toch zeker wel tot een zaak van het hoogste belang hebben gemaakt. Er was namelijk een
redelijke mogelijkheid dat niet al zijn leiders zijn persoonlijke correspondentie hadden gelezen en als
gevolg hiervan geen helder begrip hadden over hoe initiaties dienden plaats te vinden na zijn heengaan.
We weten dat dit meer dan aannemelijk is, aangezien de gehele GBC op 28 mei 1977 nog steeds niet
op de hoogte van Srila Prabhupada’s plan was (zie bijlage, gesprek van 28 mei).
Het bovenstaande toont aan dat het ondoordacht en ongepast is om de instructie van 9 juli te veranderen
op basis van dit handjevol brieven. Als deze brieven essentiële bijlagen van zijn laatste opdracht
waren, dan zou Srila Prabhupada dit ongetwijfeld duidelijk hebben gemaakt in de instructie zelf of
in een begeleidend document.
Op het gebied van initiaties benoemde hij uiteindelijk alleen vertegenwoordigers van de
acarya
(
ritvik
s).
Als laatst zullen we kijken naar categorie 3):
Er zijn meerdere uitspraken in de boeken en lezingen van Srila Prabhupada gebruikt om de verwerping
van het
ritvik
-stelsel te rechtvaardigen. We zullen dit bewijs nu nader onderzoeken.
We vinden in Srila Prabhupada’s boeken alleen de algemene kwalificaties van een
diksa
-goeroe. Er
wordt nergens specifiek beschreven dat zijn eigen discipelen
diksa
-goeroes zouden worden. De citaten
herhalen juist telkens weer het punt dat men hooggekwalificeerd en geautoriseerd moet zijn, voordat
men überhaupt kan proberen een
diksa
-goeroe te worden:
“Degene die nu de leerling is, is de volgende geestelijk leraar. En men kan geen
bonafide en geautoriseerde geestelijk leraar zijn, tenzij men strikt gehoorzaam is
geweest aan zijn geestelijk leraar.”
(
S.B
. 2.9.43, betekenisverklaring)
De bovenstaande instructie geeft geen vrijspel om te initiëren, enkel en alleen omdat de goeroe de
planeet heeft verlaten. Er wordt niet eens gesproken over een goeroe die de planeet verlaat; alleen het
idee dat autorisatie en gehoorzaamheid noodzakelijk zijn. We weten ook dat men eerst het platform
van
maha-bhagavata
moet hebben bereikt.
Sommige toegewijden verwijzen naar de sectie in
Easy Journey to Other Planets
(p.32), waarin wordt
gesproken over
“monitor goeroes”.
Deze passage wordt gebruikt ter ondersteuning voor het M.A.S.S.
endeverwerping van het
ritvik
-stelsel. Deze slimme analogie bespreektduidelijkde positie van
siksa
- en
niet van
diksa
-goeroes. De monitor handelt hierbij namens de leraar. Hij is zelf niet de leraar. Hij kan
net zo gekwalificeerd worden als een leraar, maar dat is een proces en gebeurt niet automatisch na het
heengaan van de leraar (
diksa
-goeroe). Een monitor goeroe kan per definitie alleen een beperkt aantal
siksa
-discipelen hebben. Wanneer een dergelijke monitor gekwalificeerd is geworden, dat wil zeggen
dat hij het platform van
maha-bhagavata
heeft bereikt en geautoriseerd is door zijn voorgaande
acarya
,
is het onlogisch hem nog langer een monitor te noemen. Hij zal zelf een leraar worden. Wanneer hij
zelf leraar is geworden, mag hij onbeperkt leerlingen aanvaarden. De monitor is dus de
siksa
-goeroe
De Laatste Instructie
20
en de leraar is de
diksa
-goeroe. Door de
diksa
-goeroe strikt te volgen, kan de
siksa
-goeroe geleidelijk
aan stijgen naar het vereiste platform alvorens
diksa
-autorisatie theoretisch plaats kan vinden. Voorts
assisteert een monitor slechts de leraar, wanneer de leraar aanwezig is. Als de monitors werkelijk
diksa
-goeroes zouden zijn, dan is dit tevens in strijd met de ‘wet’ van de geestelijke erfopvolging, die
wordt gebruikt ter ondersteuning van het M.A.S.S. . Een monitor wordt dus niet in het leven geroepen
om de leraar te vervangen of op te volgen, maar om parallel aan of naast hem te handelen.
Het monitor stelsel ondersteunt op geen enkele wijze de modificaties a) en b) van de GBC: dat het
de bedoeling was dat het
ritvik
-stelsel zou stoppen na het heengaan van Srila Prabhupada, en dat de
ritvik
s vervolgens automatisch
diksa
-goeroes zouden worden.
Buiten Srila Prabhupada’s persoonlijke brieven zijn er ook andere citaten die worden gebruikt om te
bewijzen dat hij zijn leerlingen heeft geautoriseerd om
diksa
-goeroes te worden:
“Nu, tiende, elfde, twaalfde. Mijn goeroe Maharaja is de tiende vanaf Caitanya
Mahaprabhu, ik ben de elfde, jullie zijn de twaalfde. Dus verspreidt deze kennis.”
(Srila Prabhupada Aankomst Lezing, 18/5/72, Los Angeles)
“Op hetzelfde moment zal ik hen allemaal verzoeken om geestelijk leraar te worden.
Ieder van jullie moet geestelijk leraar worden straks.”
(Srila Prabhupada
Vyasa-puja
toespraak, 5/9/69, Hamburg)
Het eerste citaat stelt duidelijk dat Srila Prabhupada’s leerlingen op
dit moment al
de twaalfde zijn
– “Jullie
zijn
de twaalfde”. Dit is voor hen dus geen autorisatie om in de toekomst
diksa
-goeroe
te worden, maar slechts een mededeling dat ze de boodschap van de
parampara
al uitdragen. Het
tweede citaat is van een soortgelijke strekking. Het verklaart zonder twijfel dat zijn discipelen
de volgende in de lijn zijn. Maar zoals het eerste citaat aangeeft, vond deze opvolging al plaats
door het energieke en krachtige prediken van de discipelen. Hoe dan ook, er is geen heldere,
expliciete instructie om leerlingen aan te nemen, maar de instructie is om simpelweg te prediken.
Dat hij zijn discipelen vroeg om de volgende geestelijk leraren te worden, betekent niet dat hij
wilde dat ze de volgende
initiërende
geestelijk leraren zouden worden. Als men beweert dat
hij dit wel bedoelde, dan is dat pure speculatie. In feite weten we dat dit
fout
is, aangezien de
laatste instructie duidelijk maakte dat zijn leerlingen alleen als vertegenwoordigers van de
acarya
mochten optreden en niet in initiërende of
diksa
hoedanigheid. Dergelijke uitspraken zouden de
laatste instructie moeten veranderen, maar dit wordt niet ondersteund en kan makkelijk worden
weerlegd door het citeren van andere specifiek gerelateerde verklaringen van Srila Prabhupada:
Reporter:
Wanneer u sterft, wat zal er dan gebeuren met de
beweging in de Verenigde Staten?
Srila Prabhupada:
Ik zal nooit sterven.
Toegewijden:
Jaya! Haribol!
(gelach)
Srila Prabhupada:
Ik zal voortleven in mijn boeken en jullie zullen ze
gebruiken.
(Srila Prabhupada, persconferentie, 16/7/75, San Francisco)
Als het de bedoeling van Srila Prabhupada was geweest, dan had hij hier zeker de kans om zijn plannen
voor het M.A.S.S. uiteen te zetten. Maar in plaats daarvan verklaarde hij dat hij nooit zal sterven en dat
zijn boeken het werk zullen doen. Uit bovenstaand gesprek kan begrepen worden dat Srila Prabhupada
21
Bezwaren
een
levende
geestelijk leraar is die doorgaat met het geven van transcendentale kennis (de voornaamste
bezigheid van
diksa
) via zijn boeken; en dat dit doorgaat zolang de ISKCON bestaat. De rol van zijn
discipelen was om de zorg van dit proces op zich te nemen.
“Wordt geen onvolwassen
acarya
. Volg eerst alle opdrachten van de
acarya
op, en dan
word je volwassen. Dan is het beter om
acarya
te worden. Want wij zijn geïnteresseerd
om de
acarya
klaar te maken, maar de etiquette is om zeker geen
acarya
te worden
in de aanwezigheid van de goeroe. Zelfs als hij klaar is, moet hij dat niet doen,
omdat het de etiquette is dat hij de toekomstige kandidaat brengt naar zijn
acarya
.”
(Srila Prabhupada
C.c.
Lezing, 6/4/75, Mayapur)
Het bovenstaande citaat spreekt over discipelen die
acarya
worden. De hele nadruk wordt echter
gelegd op het feit dat ze dit
nu
niet moeten doen. Het lijkt erop dat Srila Prabhupada alleen spreekt
over discipelen die
acarya
worden, wanneer hij ze waarschuwt dit niet in zijn aanwezigheid te
doen. Dit heeft dezelfde strekking als de bovengenoemde persoonlijke brieven en is duidelijk geen
specifieke opdracht voor welk individu dan ook om eigen discipelen te accepteren, maar meer een
algemene principiële verklaring. Zoals later duidelijk zal worden uit de
aanstellingsopname
(p.31),
die
GII
gebruikt als het belangrijkste bewijs voor het M.A.S.S. stelsel, had Srila Prabhupada zelfs in
1977 nog geen instructie gegeven om
diksa
-goeroe te worden. (“
Als
ik opdracht geef, [...]
Maar
door
mijn opdracht, [...]
Wanneer
ik opdracht geef”). En deze situatie bleef onveranderd tot zijn heengaan.
Bovendien moedigt hij zijn discipelen later in dezelfde lezing aan om deze
acarya
ambities op de
volgende manier in te vullen:
“En het is niet erg moeilijk om
acarya
te worden. [...]
amara ajnaya guru hana tara ei desa,
yare dekha tare kaha krsna-upadesa
: “Door Mijn opdracht te volgen, word je goeroe.”
Dan, in de toekomst...stel dat jullie er nu tienduizend hebben. Dit zullen we uitbreiden
tot honderdduizend. Dat is vereist. Dan honderdduizend naar een miljoen; en van een
miljoen tot tien miljoen.”
(Srila Prabhupada
C.c.
Lezing, 6/4/75, Mayapur)
Zoals aangetoond was het Heer Caitanya’s instructie dat iedereen vol overgave moet prediken en
het aantal volgers van het Krsna bewustzijn moet vergroten, maar ook dat men
geen
discipelen moet
nemen. Dit punt wordt versterkt doordat Srila Prabhupada het aanmoedigt dat zijn discipelen veel
meer toegewijden maken. De woorden van Srila Prabhupada zijn veelzeggend “stel dat jullie
nu
tienduizend…”(dit betekent ten tijde van Srila Prabhupada’s aanwezigheid). Hierdoor is het duidelijk
dat hij praat over volgers van het Krsna Bewustzijn en niet over “discipelen van discipelen”, aangezien
het belangrijkste punt van de lezing was dat zij niet moeten initiëren in zijn aanwezigheid. Zoals er op
dat moment ongeveer tienduizend volgers van het Krsna Bewustzijn waren, zo worden er in de toekomst
miljoenen toegevoegd. Het
ritvik
-stelsel zorgde ervoor dat toegewijden die geschikt waren voor
diksa
-
initiatie, dit konden ontvangen van Srila Prabhupada, net zoals zij dat konden toen hij de lezing gaf.
Conclusie
Er is geen bewijs dat Srila Prabhupada specifieke instructies heeft gegeven aan zijn discipelen
om
diksa
-goeroes te worden en dus is er geen alternatief voor het
ritvik
-stelsel.
We hebben
wel
een handvol (momenteel) ongepubliceerde persoonlijke brieven, die alleen zijn
De Laatste Instructie
22
gestuurd naar individuen die de sterke drang hadden om zelfs
diksa
-goeroe te worden in de
aanwezigheid van Srila Prabhupada, soms zelfs nadat zij zich pas recentelijk bij de beweging
hadden aangesloten. In zulke gevallen werd hun verteld om te wachten met het vervullen van
hun ambitie totdat Srila Prabhupada de planeet zou verlaten. Het is een belangrijk gegeven dat de
brieven ongepubliceerd waren ten tijde van de 9 juli brief. Dit betekent dat het niet de bedoeling
was dat ze enige invloed hadden op het toekomstig initiatieproces binnen ISKCON.
Daarnaast bevatten Srila Prabhupada’s boeken en gesprekken alleen maar instructies voor zijn
discipelen om
siksa
-goeroes te worden. Hoewel het algemene principe van een discipel die een
diksa
-goeroe wordt wel besproken wordt, instrueert Srila Prabhupada zijn discipelen niet om te
initiëren en hun eigen discipelen te nemen.
De bovenstaande citaten kunnen op geen enkele manier de plaats innemen van de expliciete
instructie van 9 juli, een instructie die was verzonden aan de hele beweging als een specifiek
bestuurlijkdocument.
HetisduidelijkdatergeensoortgelijkdocumentisdathetM.A.S.S.beschrijft.
Dus het klopt niet dat Srila Prabhupada op vele plekken heeft onderwezen dat al zijn discipelen
diksa
-goeroeszoudenmoetenworden.OfditnuonmiddellijknahetheengaanvanSrilaPrabhupada
was, een tijdje later, of zelfs ooit, het zijn niks anders dan mythes.
Het wordt regelmatig gezegd dat Srila Prabhupada in de brief van 9 juli de instructies over de
toekomstige initiaties niet hoefde uit te spellen. Hij had immers in zijn boeken, brieven, lezingen
en gesprekken al vele malen precies uitgelegd wat hij wilde dat zou moeten gebeuren. Helaas
roept deze bewering, naast het feit dat het totaal onwaar is, vooral meer absurditeiten op:
• Als Srila Prabhupada’s vorige leringen echt zo helder waren over zijn gewenste methode van
toekomstige initiaties, waarom stuurde de GBC dan allereerst een speciale delegatie naar de
zijde van zijn bed? Een delegatie met als specifiek doel om uit te vinden hoe de initiaties in de
toekomst moesten worden uitgevoerd, “specifiek” voor het moment dat hij niet meer bij hun
was (zie de aanstellingsopname op p. 31).
Srila Prabhupada verkeerde in slechte conditie en op dat moment stelde de meest ervaren
mannen hem essentiële vragen, die hij de laatste decennia zogenaamd al een groot aantal maal
had beantwoord.
• Als Srila Prabhupada zo duidelijk het M.A.S.S. stelsel heeft uitgelegd, waarom gaf hij dan zo
weinig instructies over hoe dit moest worden opgezet na zijn heengaan? Waarom voelden zijn
meest ervaren mannen zich kort na zijn heengaan gedwongen om Sridhar Maharaja (persoon
uit Gaudiya Math) te vragen hoe ze moesten handelen?
• Als het voor iedereen daadwerkelijk zo duidelijk was dat Srila Prabhupada wilde dat iedereen
diksa
-
goeroe
werd, waarom introduceerde de GBC dan het zonale
acarya
-stelsel, waarin het
diksa
-goeroeschap strikt werd beperkt, en waarom liet de GBC dit stelsel bijna één decennia
lang actief zijn?
Al zijn we wat kritisch geweest op de GBC’s paper
GII
, er is één passage die verwijst naar dit
onderwerp waarvan we vinden dat het totaal de stemming samenvat die ervoor zal zorgen dat
23
Bezwaren
Srila Prabhupada’s familie bij elkaar terugkomt:
“De enige taak van een discipel is om zijn geestelijk leraar te eren en te dienen.
Zijn geest moet niet in beroering worden gebracht over hoe hij misschien goeroe
kan worden. Een toegewijde die oprecht spirituele vooruitgang wilt maken, moet
proberen om een discipel te worden, niet een geestelijk leraar.”
(
GII
, p. 25, GBC 1995, accentuaties toegevoegd)
We zijn het hier totaal mee eens.
* (1)
– Deze interpretatie wordt naar voren gebracht in Ajamila das’ verhandeling “Regular or
Ritvik
”, gepubliceerd in het GBC’s
ISKCON Journaal
, 1990.
* (2)
– We willen graag benadrukken dat de meeste toegewijden die hierboven zijn genoemd, hun
fouten inmiddels hebben erkend en daarom verontschuldigen we ons voor eventuele overtredingen
of het eventueel beschamen van personen. Misschien waarderen zij het feit dat persoonlijke brieven
die zijn verzonden door Srila Prabhupada, om specifiek hun individuele
anarthas
aan te geven, op dit
moment worden gebruikt binnen ISKCON om het M.A.S.S. te ondersteunen.
8. “Misschien bevatten de boeken van Srila Prabhupada
sastrische
principes die verbieden dat een goeroe
diksa
mag geven, indien deze niet
op dezelfde planeet is als de discipel?”
Dit is niet in Srila Prabhupada’s boeken te vinden en aangezien Srila Prabhupada’s boeken alle
sastrische
principes bevatten, bestaat deze restrictie volgens ons niet.
Het gebruik van een
ritvik
-stelsel na Srila Prabhupada’s heengaan, komt juist overeen met de vele
instructies van Srila Prabhupada waarin hij stelt dat de fysieke associatie niet relevant is in de goeroe-
discipel relatie (zie de bijlagen). Na het lezen van de volgende citaten kan men zien hoe sommige
leden van de GBC, over de jaren heen, een ander beeld hebben gepresenteerd:
“Srila Prabhupada heeft ons geleerd dat de geestelijke erfopvolging een levende
gebeurtenis is […] De wet van de geestelijke erfopvolging bestaat uit het benaderen
van een levende geestelijk leraar – levend in de zin van fysiek aanwezig.”
(Sivarama Swami,
ISKCON Journaal
, p.31, GBC 1990)
Het is lastig om de bovenstaande bewering te verzoenen met verklaringen zoals:
“Fysieke aanwezigheid is niet belangrijk.”
(Srila Prabhupada kamer conversatie, 6/10/77,Vrindavan)
Of:
“Fysieke aanwezigheid is niet relevant.”
(SP brief 19/1/67)
Natuurlijk moeten we een externe goeroe hebben, aangezien we in de conditionele fase niet puur
kunnen vertrouwen op de Superziel, maar nergens onderwijst Srila Prabhupada dat deze fysieke goeroe
De Laatste Instructie
24
ook fysiek aanwezig moet zijn:
“Daarom moet men het voordeel van de
vani
benutten, niet van de fysieke aanwezigheid.”
(
C.c. Antya
, concluderende woorden)
Srila Prabhupada liet dit principe in de praktijk zien door een groot aantal discipelen te initiëren zonder
hen fysiek te ontmoeten. Dit feit bewijst op zichzelf dat
diksa kan
worden verkregen zonder de fysieke
tussenkomst van de goeroe. Zowel de
sastra
als Srila Prabhupada geven niet aan dat
diksa
is gekoppeld
aan fysieke aanwezigheid. Daarom is het voortzetten van het
ritvik
-stelsel perfect consistent met zowel
sastra
als het voorbeeld dat onze
acarya
gaf toen hij fysiek aanwezig was.
In één van de meest bepalende gedeeltes over
diksa
in de boeken van Srila Prabhupada, staat beschreven
dat alleen de toestemming van de goeroe nodig is om
diksa
te ontvangen. Deze toestemming was
volledig uit handen gegeven aan de
ritvik
s:
Srila Prabhupada:
Dus zonder op mij te wachten, kiezen jullie degenen die het
verdienen. Dit gebeurt op basis van gezond oordeel.
T
amal Krshna Goswami:
Op basis van gezond oordeel?
Srila Prabhupada:
Ja.
(Kamerconversatie met Srila Prabhupada, 7/7/77, Vrindavan)
Srila Prabhupada geeft ons de instructie:
“Het tijdstip van
diksa
-initiatie is volledig afhankelijk van de mening van de goeroe
[…] Als de
sad
-goeroe, de bonafide geestelijk leraar toestemt, dan kan men gelijk
worden geïnitieerd en hoeft niet te worden gewacht op een geschikte plaats of
tijdstip.”
(
C.c. Madhya
, 24.331, betekenisverklaring)
Het is belangrijk om op te merken dat er niet wordt gezegd dat de
diksa
-goeroe en de toekomstige
discipel contact met elkaar moeten hebben. Ook staat er niet beschreven dat de
diksa
-goeroe fysiek
aanwezig moet zijn om toestemming te kunnen geven (het is tevens interessant dat Srila Prabhupada
de aanduiding
‘sad-goeroe’
vergelijkt me de aanduiding ‘
diksa
-goeroe’). Srila Prabhupada heeft vele
malen duidelijk gemaakt dat initiatie simpelweg de acceptatie van de regels en regulerende principes
vereist en deze onderwees hij keer op keer:
“Dit is het proces van initiatie. De toegewijde moet toestemmen dat hij geen zondige
activiteiten meer begaat […] Hij belooft om de instructies van de geestelijk leraar
uit te voeren. Dan zal de geestelijk leraar hem onder zijn hoede nemen en hem op
spiritueel gebied laten groeien.”
(
C.c. Madhya
, 24.256, betekenisverklaring)
Toegewijde:
Hoe belangrijk is de formele initiatie?
Srila Prabhupada:
Formele initiatie betekent het officieel accepteren van
de instructies van Krsna en zijn vertegenwoordiger. Dat
is formele initiatie.
(Srila Prabhupada Lezing, 22/2/73, Auckland)
25
Bezwaren
Srila Prabhupada:
Wie mijn discipel is? Laat hem om te beginnen strikt
de disciplinerende regels volgen.
Discipel:
Zolang iemand volgt, is hij…..
Srila Prabhupada:
Dan is hij in orde.
(Srila Prabhupada ochtendwandeling, 13/6/76, Detroit)
“…als er geen discipline is, dan is er geen sprake van discipel. Een discipel betekent
iemand die de discipline volgt.”
(Srila Prabhupada ochtendwandeling, 8/3/76, Mayapur)
Impliceert de definitie van het woord ‘
diksa
’ dat de goeroe fysiek aanwezig moet zijn op de planeet?
“
Diksa
is het proces waardoor iemand zijn transcendentale kennis kan laten
ontwaken en waardoor alle reacties op zondige activiteiten verdwijnen. Een persoon
die een expert is in het bestuderen van de geopenbaarde geschriften kent dit proces
als
diksa
.”
(
C.c. Madhya
, 15.108, betekenisverklaring)
Zie ook het “
Diksa
” diagram op pagina 82.
In deze definitie van
diksa
staat er nergens dat de goeroe op dezelfde planeet als de discipel moet zijn.
Srila Prabhupada’s instructies en persoonlijke voorbeeld bewijzen juist ontegenzeggelijk dat
diksa
kan
plaatsvinden zonder de noodzaak van de fysieke betrokkenheid van de goeroe:
“Geen enkele materiële situatie kan de overdracht van geestelijke kennis
verhinderen.”
(
S.B.
7.7.1, betekenisverklaring)
“De kracht van de bovenzinnelijke klank is er door de schijnbare afwezigheid van
degene die hem voortbrengt niet minder om.”
(
S.B.
2.9.8, betekenisverklaring)
Dus alle elementen van
diksa
(transcendentale kennis, het ontvangen van de
mantra
etc.) kunnen effectief worden gegeven zonder de goeroe’s fysieke aanwezigheid.
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat er in geen enkel boek van Srila Prabhupada wordt
gesproken over een
sastrisch
principe dat verklaart dat een goeroe na het verlaten van de planeet geen
diksa
kan geven. Hoewel soms bezwaar wordt gemaakt op basis van de historische precedenten, is een
historische precedent geen
sastrisch
principe. Al kan een historisch precedent dienen als bewijs voor
de toepassing van
sastrische
principes, kan het tekort aan historische precedenten niet bewijzen dat
een
sastrisch
principe is overtreden. Onze filosofie is daarom gebaseerd op het volgen van
sastrische
instructies, niet op historische traditie. Dit is vooral wat ISKCON onderscheidt van bijna alle andere
Gaudiya Vaisnava groepen. Er zijn vele invloedrijke
smarta brahmanas
in India die sterke kritiek
leveren op Srila Prabhupada vanwege het tekort aan historische adhesie.
Sastrische
gegevens en het praktische voorbeeld van Srila Prabhupada zelf, ondersteunen volledig
het principe dat
diksa
op geen enkele manier afhankelijk is van de goeroe’s fysieke aanwezigheid.
De Laatste Instructie
26
9. “Aangezien deze instructie leidt tot het opzetten van een niet precedent
stelsel en geen historische basis heeft, moet het worden verworpen.”
Dit kan geen reden zijn om de instructie van 9 juli te verwerpen, aangezien Srila Prabhupada
vele veranderingen introduceerde: het verminderen van het vereiste aantal
japa
rondes van 64
naar 16, het uitvoeren van huwelijken, toestaan dat vrouwen in de tempels leven, het geven van
de
gayatri mantra
door middel van een tape, etc.
Inderdaad, het is een onderscheidend kenmerk van
acarya
’s in onze lijn dat zij bijna zonder
uitzondering zelf hun eigen historische precedenten scheppen. Als
acarya
’s is het hun
onschendbaarheid omditte doen; hoewel in toestemming met de
sastrische
principes. Zoals eerder
duidelijk werd, wordt er geen enkel
sastrisch
principe geschonden door het gebruik van
ritvik
s
op het moment dat de goeroe niet aanwezig is op de planeet. De boeken van Srila Prabhupada
bevatten alle
sastrische
principes en aangezien er daarin nergens wordt vermeld dat de goeroe
op dezelfde planeet aanwezig moet zijn tijdens de initiatie, kan het geen principe zijn. Daarom
is het gebruik van
ritvik
s na zijn heengaan, alleen een verandering in detail zijn, niet in principe.
Srila Prabhupada deed vele dingen die niet precedent waren, vooral op het gebied van initiatie,
maar toch verwerpen we die dingen niet (zie het schema op pagina 43).
Er kan worden tegengeworpen dat hij sommige van deze veranderingen heeft uitgelegd in zijn
boeken. Dat is waar, maar er zijn ook vele veranderingen die hij niet heeft uitgelegd in zijn
boeken. Daarnaast was het niet nodig om gedetailleerde uitleg over het
ritvik
-stelsel te geven
in zijn boeken, aangezien hij in de praktijk al prototypes hiervan gebruikte, met als afsluiting
de 9 juli instructie, waarin volledig staat vermeld hoe het stelsel verder diende te gaan. Srila
Prabhupada leerde ons nooit om een traditie blindelings te volgen:
“Onze enige traditie is het tevreden maken van Visnu.”
(Srila Prabhupada
Bg.
Lezing, 30/7/73, London)
“Nee, traditie en religie zijn materieel. Ook dit zijn allemaal benamingen.”
(Srila Prabhupada kamer conversatie, 13/3/75, Tehran)
Of de instructies van Srila Prabhupada ooit op exacte wijze eerder zijn gegeven door een vorige
acarya
, is niet relevant. Onze enige taak is om de instructies te volgen van onze eigen
acarya
.
Als een initiatiestelsel alleen op grond van het ontbreken van een exact historisch
precedent kan worden verworpen, dan zijn we op basis daarvan zeker gedwongen
om het huidige goeroe-stelsel binnen ISKCON te verwerpen.
Nooit eerder heeft een overschot aan
diksa
-goeroes zich moeten onderwerpen aan een comité dat
hen kan schorsen of hun activiteiten kan beëindigen. Geen enkele van de voormalige initiërende
goeroes in onze lijn is ooit naar het kantoor gestuurd door een tweederde meerderheidsstem,
of
ten prooi gevallen aan zware zondige activiteiten en als gevolg daarvan snel teruggetrokken uit de
‘geestelijke erfopvolging’. We verwerpen zulke afwijkende handelingen niet op basis van historische
precedenten, maar omdat zij in volledig in conflict zijn met veel van de basis leringen uit de Vaisnava
filosofie die kunnen worden gevonden in Srila Prabhupada’s boeken en ze zijn een regelrechte schending
van Srila Prabhupada’s laatste instructie.
27
Bezwaren
Het feit dat de er in de
sastra
of andere Vedische teksten niet wordt gesproken over een stelsel dat
identiek is aan het
ritvik
-stelsel, is ook niet relevant. Volgens sommige Vedische regels zouden
sudra
’s
en vrouwen helemaal geen
brahmana
-initiatie mogen ontvangen:
“
Diksa
kan niet worden gegeven aan een
sudra
[…] Deze initiatie wordt niet volgens de
Vedische regels gegeven, omdat het erg moeilijk is om een gekwalificeerde
brahmana
te vinden.”
(Srila Prabhupada Bg. Lezing, 29/3/71, Bombay)
Dus strikt genomen zou Srila Prabhupada geen enkele westerse discipel mogen initiëren, aangezien zij
allemaal waren geboren in een kaste die zich onder de laagste Vedische kaste bevindt. Srila Prabhupada
was in staat om zulke Vedische wetten te herroepen door het aanroepen van hogere
sastrische
orders.
Soms bracht hij deze orders tot uiting op manieren die nooit eerder waren vertoond:
“Zoals Hari niet is onderworpen aan wereldse regels en regulaties, zo ook is
de geestelijk leraar, die door Hem is bekrachtigd, hier niet aan onderworpen.”
(C.c.
Madhya
, 10.136, tekst en betekenisverklaring)
“Daarom is de genade van de Allerhoogste Persoonlijkheids God en Isvara Puri niet
onderworpen aan één van de Vedische regels en regulaties.”
(C.c.
Madhya
, 10.137)
Het belangrijkste is dat het
ritvik
-stelsel geen
sastrisch
e-principes schendt, al is het misschien uniek
(zover onze kennis strekt). Dat Srila Prabhupada in staat was om zulke
sastrisch
e-principes op
genadige wijze toe te passen op een nieuwe en ongebruikelijke manier, aangepast aan de tijd, plaats
en omstandigheden, is een bewijs van zijn genialiteit.
Misschien beseffen we nog niet volledig hoe uniek Srila Prabhupada is. Er is nooit eerder
een wereld
acarya
geweest. Geen enkele vorige
acarya
heeft ooit verklaard dat zijn boeken
voor tienduizend jaar lang de norm zullen zijn. Er is nooit eerder zoiets als ISKCON geweest.
Waarom zouden we zo verrast zijn als zo’n ongekende persoonlijkheid besluit om een schijnbaar
ongebruikelijk initiatiestelsel op te zetten?
10. “Aangezien het
ritvik
-stelsel niet specifiek wordt genoemd vóór 9 juli
1977, kan het onmogelijk de bedoeling zijn geweest dat dit stelsel zou
doorgaan na het heengaan van Srila Prabhupada.”
Dit bezwaar veronderstelt dat Srila Prabhupada nooit iets nieuws zou inbrengen in de beweging.
Letterlijk genomen is deze veronderstelling absurd, omdat het betekent dat elke nieuwe instructie
van de goeroe kan worden verworpen, zelfs als de instructie slechts een klein beetje anders is dan de
vorige. Het impliceert dat Srila Prabhupada in zijn laatste maanden geen belangrijke instructies aan
zijn beweging kon nalaten, behalve als iedereen al bekend was met die instructies.
Zoals eerder is uitgelegd, was het
ritvik
-stelsel niet ‘nieuw’.Voorafgaande aan de brief van 9 juli, werden
de
diksa
-initiaties in de beweging voornamelijk uitgevoerd via het gebruik van vertegenwoordigers.
Srila Prabhupada was de
diksa
-goeroe in ISKCON en de meeste initiatieceremonies, vooral in de latere
jaren, werden uitgevoerd door een tempelpresident of door een andere vertegenwoordiger of priester.
De Laatste Instructie
28
De grootste verandering die na 9 juli 1977 plaatsvond, was dat nieuwe discipelen konden worden
geaccepteerd zonder dat Srila Prabhupada benaderd hoefde te worden. De brief die werd gestuurd naar
nieuwe geïnitieerde discipelen, hoefde niet langer te worden ondertekend door Srila Prabhupada, en
het selecteren van alle namen van geïnitieerden werd gedaan door de
ritvik
s. Ook werd de procedure
vanaf dat moment gekoppeld aan het relatief onbekende woord – ‘
ritvik
’.
Door het gebruik van vertegenwoordigers werden duizenden discipelen verbonden aan de bonafide
acarya
. De brief van 9 juli definieert het woord “
ritvik
” als “vertegenwoordiger van de
acarya
”. Het
is duidelijk dat het helemaal niet nieuw is om via vertegenwoordigers geïnitieerd te worden door Srila
Prabhupada. Het was louter een voortzetting van wat Srila Prabhupada onderwees en hij hanteerde dit
stelsel vanaf het moment dat zijn beweging een snelle groei doormaakte.
Waarom is het zo schrikbarend dat dit stelsel door zou gaan na 14 november 1977?
Al was het woord ‘
ritvik
’ voor velen onbekend, het was niet nieuw. Srila Prabhupada gebruikt dit
woord en afgeleiden daarvan 31 keer in zijn boeken. Wat wel nieuw was, is het schriftelijk vastleggen
van dit reeds bestaande stelsel, met daarbij de noodzakelijke aanpassingen voor de toekomst. Dit was
weinig verassend, aangezien Srila Prabhupada op dat moment vele schriftelijke documenten over
de toekomst van zijn beweging uitbracht. Dit was eigenlijk de officiële invoering van een stelsel dat
iedereen al kende als de standaard.
Ironisch gezien was de opmerkelijke transformatie van
ritvik
s naar ‘zuivere materiële
en spirituele opvolgende
acarya
’s’ van Srila Prabhupada, wel daadwerkelijk ‘nieuw’.
Deze specifieke verandering was zo’n grote schok dat kort na de implementatie vele
honderden discipelen de beweging verlieten en duizenden zouden hen volgden.
Samenvatting
Er is aangetoond dat er geen direct bewijs is dat de beëindiging van het
ritvik
-stelsel, na het heengaan
van Srila Prabhupada, ondersteunt. Noch is er bewijs voor de transformatie van
ritvik
s naar
diksa
-
goeroes - modificaties a) en b). Zelfs indien er sterk indirect bewijs zou zijn dat modificaties a) en
b) ondersteunt, zou het nog steeds twijfelachtig zijn of dit daadwerkelijk het directe bewijs overtreft,
aangezien direct bewijs doorgaans voorrang heeft.
Zoals zojuist is aangetoond was er echter niet eens een spoortje van indirect bewijs dat de beëindiging
van het
ritvik
-stelsel ondersteunt, na Srila Prabhupada’s heengaan. Kortom:
1.
Een instructie was gericht aan de hele beweging om te worden opgevolgd –
Direct bewijs.
2.
Een onderzoek naar de instructie zelf, alsmede naar andere ondersteunde en opvolgende instructies,
ondersteunt alleen de voortzetting van het
ritvik
-stelsel –
Direct bewijs.
3.
Er is
geen direct bewijs
waarin Srila Prabhupada specifiek verklaart dat het
ritvik
-stelsel moet
worden beëindigd na zijn heengaan.
4.
Er is ook
geen indirect bewijs
op basis van de instructie,
sastra
, andere instructies, speciale
omstandigheden, de achtergrond, de aard en de context van de instructie, noch van iets anders dat we
kunnen vinden, dat een gefundeerde reden geeft om het
ritvik
-stelsel te stoppen ten tijde van Srila
Prabhupada’s heengaan. Het is interessant dat we bij het bestuderen van deze andere factoren juist
29
Bezwaren
meer indirect bewijs vinden dat de voortzetting van de instructie
ondersteunt.
Op basis van de bovenstaande analyse, delen we nederig mede dat de aanpassing van Srila Prabhupada’s
laatste instructie over initiaties op 14 november 1977, op zijn best een niet overwogen ongeautoriseerde
daad was. We kunnen geen bewijs vinden dat de modificaties a) en b) ondersteunt en deze modificaties
vormen de fundering voor het huidige goeroebeleid binnen ISKCON. Het hervatten van Srila
Prabhupada’s werkelijke instructies is onze enige optie als discipelen, volgers en dienaren van Srila
Prabhupada. Om deze overgave te ondersteunen, kijken we nu naar de conversatie van 28 mei en naar
een aantal gerelateerde verwerpingen die verwarring schijnen te veroorzaken.
De Laatste Instructie
30
31
De Aanstellingsopname
De “Aanstellingsopname”
Als bewijs voor de aanpassingen van de laatste instructie van 9 juli, geeft de
GBC in
GII
alleen een conversatie die plaatsvond in een kamer in Vrindavan op
28 mei 1977. Ter herinnering worden de aanpassingen hieronder weergegeven:
Modificatie a):
Dat de aanstelling van vertegenwoordigers of
ritvik
s alleen tijdelijk
was, en specifiek was bedoeld om te worden beëindigd na het
heengaan van Srila Prabhupada.
Modificatie b):
Nadat de
ritvik
s zijn gestopt met hun vertegenwoordigende functie
wordenzijautomatisch
diksa
-goeroeseninitiërenzijniettenbehoeve
van Srila Prabhupada, maar maken zij discipelen voor zichzelf.
Deze
sectie
is
toegewijd
aan
een
nauwkeurig
onderzoek
van
de
28
mei
conversatie, zodat duidelijk wordt of deze inderdaad kan worden gebruikt om
de laatste instructie aan te passen, zoals in de modificaties a) en b) hierboven
.
Aangezien de gehele positie van de GBC afhangt van één stuk bewijs, is het vrij zorgelijk dat
zij al minimaal
vier
verschillende officieel gepubliceerde versies of transcripten van ditzelfde
bewijs hebben gepubliceerd:
1983:
Srila Prabhupada-
Lilamrita
,
Vol 6 (Satsvapura das Goswami, BBT)
1985:
Under My Order
(Ravindra Svarupa das)
1990:
ISKCON Journal
(GBC)
1995:
Gurus and Initiation in ISKCON
(GBC)
Het presenteren van vier verschillende versies van dezelfde opgenomen conversatie creëert op
zichzelf al een aantal grote vraagtekens. Het zou bijvoorbeeld niet onredelijk zijn om te vragen
welke versie correct is? Waarom zijn er eigenlijk verschillende versies? Is het transcript een
compositie van meer dan één conversatie? Zijn er meerdere versies van de tape uitgebracht?
Als dit zo is, kunnen we er dan zeker van zijn dat elke versie overeenkomt met een werkelijke
conversatie? Dus al voordat het bewijs is onderzocht, worden we in een onaangename positie
geplaatst waarin wordt verwacht dat wij een ondertekende brief aanpassen door de analyse van
transcripten van opnames, waarbij er grote vraagtekens zijn over de betrouwbaarheid daarvan.
Hieronder volgt een compositie van de vier verschillende transcripten, met als doel om de tape
te onderzoeken. Onderstaand volgt de conversatie, waarbij de variaties tussen haakjes staan:
(1)
Satsvarupa dasa Goswami:
Dan gaat onze volgende vraag over
initiaties in de toekomst
(2)
specifiek voor het moment dat u niet
langer bij ons bent. We willen weten hoe
(3)
(een) eerste en tweede initiatie(s) worden
uitgevoerd.
31
De Laatste Instructie
32
(4)
Srila Prabhupada:
Ja, ik zal sommigen van jullie
aanbevelen. Nadat dit is geregeld.
(5)
Ik zal sommigen van jullie
aanbevelen om te handelen als
waarnemende acarya’s.
(6)
Tamal Krsna Goswami:
Wordt dat
ritvik acarya
genoemd?
(7)
Srila Prabhupada:
Ritvik
. Ja. (Ja,
ritviks
)
(8)
Satsvarupa dasa Goswami:
(Dan) Wat is de relatie van die persoon
die initiatie geeft en…
(9)
Srila Prabhupada:
Hij is goeroe. Hij is goeroe.
(10) Satsvarupa dasa Goswami:
Maar hij handelt ten behoeve van u.
(11)
Srila Prabhupada:
Ja. Dat is een formaliteit. Omdat men in mijn
aanwezigheid geen goeroe moet worden,
(12)
dus handel ten behoeve van mij. Op
mijn instructie,
amara ajnaya guru hana
,
(is hij) (wordt) daadwerkelijk goeroe.
(13)
Maar op mijn instructie.
(14) Satsvarupa dasa Goswami:
Dus (dan) kunnen (zij) ook worden
gezien als uw discipelen?
(15)
Srila Prabhupada:
Ja, ze zijn (hun) discipelen, (maar)
(waarom) overwegen… wie
(16)
Tamal Krsna Goswami:
Nee. Hij vraagt of deze
ritvik
acarya
’s die waarnemen,
diksa
geven,
(17)
(Hun) de mensen aan wij ze
diksa
geven,
van wie zijn de discipelen?
(18)
Srila Prabhupada:
Ze zijn de discipelen van hem (de
discipelen van degene die initieert).
(19)
Tamal Krsna Goswami:
Ze zijn discipelen van hem (?)
(20)
Srila Prabhupada:
Degene die initieert… (En ze zijn mijn)
(zijn) (hij is) klein-discipel
(21) Satsvarupa dasa Goswami:
(Ja)
(22)
Tamal Krsna Goswami:
(Dat is duidelijk)
(23)
Tamal Krsna Goswami:
(Laten we verder gaan)
(24) Satsvarupa dasa Goswami:
Dan hebben we een vraag betreffende ...
(25)
Srila Prabhupada:
Wanneer ik jullie de instructie geef (om)
goeroe te worden, word(en) hij (jullie)
reguliere goeroe.
(26)
Dat is alles. Hij (En zij) word(en)
discipel(en) van mijn discipel. (Dat is
het). (Zo simpel is het).
33
De Aanstellingsopname
Zoals we eerder hebben weergegeven, hebben noch de 9 juli instructie, noch een
door Srila Prabhupada ondertekent document, ooit
expliciet
terugverwezen naar de
bovenstaande conversatie. Dit is vrij bijzonder, aangezien het belangrijkste argument
van
GII
is dat deze korte uitwisseling van woorden absoluut cruciaal is voor een juist
begrip van de 9 juli instructie.
Dit was niet de normale manier waarop Srila Prabhupada instructies gaf aan zijn
zeer grote wereldwijde organisatie. Normaal gaf hij geen incomplete en misleidend
geschreven richtlijnen, die alleen op de juiste manier kunnen worden begrepen
door het onderzoeken van oude opgenomen conversaties.
Als we nadenken over het belang van de betreffende instructie, de voortgang van de
Sankirtan
missie voor tienduizend jaar, en wat er in precies dezelfde situatie gebeurde met de Gaudiya
Matha, lijkt het onvoorstelbaar dat Srila Prabhupada op deze manier zou besturen. Toch is dit
wat we moeten geloven volgens het huidige standpunt van de GBC.
Dan gaan nu zorgvuldig door het samengestelde transcript, waarbij er speciale aandacht wordt
besteed aan alle regels die volgens
GII
de modificaties van de 9 juli brief ondersteunen.
Regel 1-3:
Hier vraagt Satsvarupa dasa Goswami een specifieke vraag aan Srila Prabhupada over
hoe initiaties in de toekomst moeten worden uitgevoerd-
“specifiek voor het moment dat u niet
langer bij ons bent”.
Welk antwoord Srila Prabhupada ook geeft, we weten dat het specifiek is
gericht op de periode na zijn heengaan, aangezien Satsvarupa hier duidelijk naar vraagt:
“voor
het moment dat u niet langer bij ons bent”
.
Regel 4-7:
Hier beantwoordt Srila Prabhupada de vraag van Satsvarupa dasa Goswami. Hij zegt
dat hij enkele discipelen zal aanstellen die zullen handelen als “waarnemende
acarya
’s” of “
ritvik
s”. Srila Prabhupada blijft stil, nadat hij de vraag duidelijk heeft beantwoord.
Hij geeft verder geen uitleg, noch verklaart hij zijn antwoord of doet hij een poging daartoe.
Daarom moeten we aannemen dat dit zijn antwoord was. De enige alternatieven zijn:
1)
Srila Prabhupada beantwoorde de vraag bewust incorrect of misleidend,
of
2)
Hij hoorde de vraag niet goed en dacht dat Satsvarupa dasa Goswami alleen vroeg naar wat
er gedaan moest worden in de aanwezigheid van Srila Prabhupada.
Geen enkele discipel van Srila Prabhupada zou optie 1) ooit in overweging nemen en als optie 2)
waarheid zou zijn, dan kan de conversatie ons niks vertellen over hoe initiaties na zijn heengaan
geregeld worden; waardoor alleen nog de onaangepaste 9 juli instructie overblijft als zijn enige
verklaring over toekomstige initiaties.
Soms argumenteert men dat het volledige antwoord alleen stukje voor stukje kan worden
achterhaald uit de rest van de conversatie. Het probleem met deze uitleg is dat Srila Prabhupada,
door op deze manier instructies te geven, de originele vraag van Satsvarupa dasa Goswami alleen
correct kan beantwoorden als er wordt voldaan aan de volgende condities:
• Dat iemand meer vragen zou stellen.
De Laatste Instructie
34
• Dat de vragen door puur geluk precies de juiste antwoorden zouden geven op Satsvarupa
Maharaja’s originele vraag.
Dit zou een bijzondere manier zijn om een vraag te beantwoorden bij het besturen van een
wereldwijde organisatie, en dit was zeker niet Srila Prabhupada’s manier. Als hij inderdaad de
moeite nam om de hele beweging een brief te sturen met instructies over initiaties die alleen zouden
gelden voor de tijdsduur van slechts vier maanden, dan zou hij zeker niet op zo’n onduidelijke
manier instructies geven die voor tienduizend jaar zouden kunnen gelden.
Tot dusver geeft dit transcript weinig ondersteuning aan de modificaties a) en b). Srila Prabhupada
antwoord op de vraag over initiaties na zijn heengaan, dat hij
ritvik
s zal aanstellen. Dit spreekt
de beide voorgestelde modificaties van de GBC compleet tegen en maakt duidelijk dat de 9 juli
instructie “voortaan” gehanteerd moet worden. Laten we verder lezen:
Regels 8-9:
Hier vraagt Satsvarupa dasa Goswami welke relatie de
initiërende
persoon heeft met
de persoon die geïnitieerd is. Satsvarupa dasa Goswami heeft zijn vraag nog niet afgemaakt als
Srila Prabhupada direct antwoord “hij is goeroe”.Aangezien
ritvik
s per definitie
niet
initiëren, kan
Srila Prabhupada alleen naar zichzelf hebben verwezen als de “goeroe” van de geïnitieerden. Dit
wordt in de brief van 9 juli bevestigd, waarin
drie
keer wordt vermeld dat degenen die worden
geïnitieerd “de discipelen worden van Srila Prabhupada.”
Soms komt men tot de merkwaardige conclusie dat Srila Prabhupada bij zijn uitspraak: “hij is
goeroe”, de
ritvik
s tot goeroe maakte. Dit is uiterst merkwaardig aangezien Srila Prabhupada
vlak daarvoor
ritvik
definieerde als “waarnemende
acarya
” (letterlijk een priester die een soort
van religieuze of ceremoniële taak uitvoert). In de brief van 9 juli maakt Srila Prabhupada precies
duidelijk welke ceremoniële taken deze priesters uitvoeren. Het was de bedoeling dat zij spirituele
namen zouden geven aan de nieuw geïnitieerden, en in het geval van een tweede initiatie zouden
zij op het
gayatri
-draad chanten (alles ten behoeve van Srila Prabhupada). Dat was alles. Er staat
nergens dat ze
diksa
-goeroes worden en hun eigen discipelen initiëren, of dat ze een zelfstandig
handelend geestelijk leraar worden. De brief definieert
ritvik
specifiek als “vertegenwoordiger
van de
acarya
”. Ze moesten handelen namens de
acarya
, niet als zelfstandige
acarya
’s met
eigen rechten. Dus waarom zou Srila Prabhupada verwarring brengen door de
ritvik
s “goeroe”
te noemen? Als zij initiërende goeroes zouden worden, waarom noemde hij hen dan niet zo?
Bij het bespreken van filosofische of bestuurlijke kwesties over zijn positie als
acarya
, sprak
Srila Prabhupada vaak over zichzelf in de derde persoon. Het is in dit geval heel begrijpelijk dat
hij dit deed, aangezien Satsvarupa dasa Goswami’s vragen in de derde persoon stelde.
De conversatie kan daarom alleen kloppen, als we ervan uitgaan dat Srila Prabhupada de
“goeroe”isdienieuwediscipeleninitieertdoormiddelvanzijnvertegenwoordigers,de
ritvik
s.
Hoewel de antwoorden van Srila Prabhupada erg duidelijk en consistent zijn, lijkt het alsof
er op dit moment enige verwarring is in de geest van de vragensteller. Dit is waar Satsvarupa
dasa Goswami in
regel 10 vraagt – “Maar hij handelt ten behoeve van u”.
De “hij” waaraan
Satsvarupa dasa Goswami refereert is de
ritvik
, terwijl de “hij” waaraan Srila Prabhupada
refereerde, zoals we hebben laten zien, alleen hijzelf kon zijn, aangezien hij de enige persoon is
die
initieert
binnen het
ritvik
-stelsel. Ondanks de schijnbare verwarring van zijn discipel, past
Srila Prabhupada zijn volgende antwoord behendig aan en geeft antwoord op de werkelijke zorg
35
De Aanstellingsopname
van Satsvarupa dasa Goswami, namelijk de status van deze toekomstige
ritvik
s.
Regel 11-13:
In
GII
wordt geclaimd dat dit het bewijs is voor modificatie a). Voordat we
overwegen of deze regels inderdaad zulk bewijs leveren, moeten we eerst teruggaan naar de
analyse van de
regels 1 – 7 .
Als
de regels 11 -13
leiden tot modificatie a), dan is dit als gevolg tegenstrijdig met
de regels
1 – 7
, waarin Srila Prabhupada al duidelijk heeft geantwoord dat de
ritvik
s zouden worden
aangesteld “specifiek” voor na zijn heengaan. Dus als modificatie a) inderdaad wordt bewezen
in regels 11 – 13, is het gevolg dat Srila Prabhupada een stelling tegenspreekt die hijzelf vlak
daarvoor had gemaakt. Als dit het geval is, dan is het transcript opnieuw niet bruikbaar als bewijs
voor toekomstige initiaties, aangezien twee totaal tegensprekende posities worden bekrachtigd
in hetzelfde gesprek. Opnieuw moeten we dan terugkeren naar de laatste instructie van 9 juli
(zonder modificaties).
Laten we kijken of het bewijs daadwerkelijk aanwezig is. Vergeet niet dat we zoeken naar een
specifieke uitspraak waarin
ritvik
s hun taken moeten opgeven op het moment dat Srila Prabhupada
heengaat; dat zij dus
alleen
kunnen handelen in zijn aanwezigheid.
Bij het lezen van regels
11-13
zien we dat er slechts wordt gezegd dat zij als
ritvik
s moeten
handelen in zijn aanwezigheid, omdat zij in zijn aanwezigheid geen goeroe kunnen zijn. Dus
Srila Prabhupada bevestigt simpelweg een principe dat hij incidenteel gebruikte wanneer hij met
ambitieuze discipelen omging: men moet in de aanwezigheid van de goeroe alleen handelen ten
behoeve van hem. Wat Srila Prabhupada echter niet zegt, is dat dit “handelen ten behoeve van
hem”
moet
stoppen nadat hij de planeet verlaat. Hij zegt ook niet dat “handelen ten behoeve van
hem”
alleen
mogelijk is wanneer hij fysiek aanwezig is. Inderdaad, tot dusverre koppelt hij zijn
fysieke aanwezigheid nergens aan het handelen als
ritvik
, maar hij geeft slechts een reden dat
voorkomt dat zijn discipelen als goeroe handelen. Het is dit “geen goeroe zijn” dat is gekoppeld
aan het handelen als
ritvik
.
Met andere woorden, op het moment van deze conversatie is de fysieke aanwezigheid van Srila
Prabhupada één van de redenen dat ze geen
diksa
-goeroes konden worden. Maar dit is niet de
enige hindernis die zijn discipelen weerhoudt om de rol van goeroe aan te nemen, zoals we zullen
zien in de eerst volgende regel.
In
regel 12
zien we dat men, om goeroe te worden, ook afhankelijk is van een specifieke instructie
van Srila Prabhupada –
“op mijn instructie”
. Hij herhaalt deze voorwaarde in
regel 13
– “
Maar
op mijn instructie”
, en nogmaals in
regel 25
–“
Wanneer ik de instructie geef”
. Het is duidelijk
dat dit niet de instructie zelf kan zijn, waarom zou hij anders zeggen: “
Wanneer ik de instructie
geef”
? Als dit daadwerkelijk de instructie was om goeroe te worden na zijn heengaan, zoals de
GBC volhoudt, dan zou hij zeker iets hebben gezegd in de trend van:
“Ik geef nu de instructie
dat zodra ik heenga, jullie stoppen met het handelen als ritviks en diksa-goeroes worden
”. Zo’n
uitspraak zou zeker leiden tot de nodige geloofwaardigheid voor de huidige positie van de GBC
en de M.A.S.S. doctrine. Zoals echter kan worden gezien, is er nergens in de 28 mei conversatie
ook maar iets dat in de buurt komt van zo’n uitspraak.
Verder redeneert men dat, door het gebruik van het
“amara ajnaya”
vers,
de instructie
om goeroe te worden al is gegeven, aangezien deze instructie van Lord Caitanya al
De Laatste Instructie
36
vele malen was herhaald door Srila Prabhupada. Het “
amara ajnaya
” vers verwijst,
zoals we hebben gezien, alleen naar een
siksa
-goeroe; we weten dat de instructie om
diksa
-goeroe te worden nog niet is gegeven, aangezien Srila Prabhupada stelt: “
Wanneer ik de
instructie geef
”. Daarom gebruikt Srila Prabhupada het vers op dit moment simpelweg om mee te
delen dat een instructie nodig is voordat goeroeschap, van welk soort dan ook, kan worden vervuld.
De regels 11 -13
veranderen Srila Prabhupada’s duidelijke antwoord op de oorspronkelijke vraag
van Satsvarupa niet (
regels 1 – 7
). Daarom blijft onze uitleg van
de regels 1 – 7
intact. Srila
Prabhupada sprak zichzelf niet tegen en de instructie van 9 juli blijft tot dusverre onveranderd.
De regels 11 – 13
maken wel duidelijk dat het
ritvik
-stelsel actief diende te zijn ten tijde van
Srila Prabhupada’s aanwezigheid, maar niet dat het
alleen
actief is tijdens zijn aanwezigheid.
De brief van 9 juli maakt dit in ieder geval duidelijk door het woord “voortaan”. Het woord
“voortaan” overkoepelt alle tijdframes vanaf dat moment, ongeacht wat de fysieke staat van
Srila Prabhupada is. Laten we verder lezen.
Regels 14 – 15:
Op dit moment is het interessant dat Satsvarupa dasa Goswami een vraag
stelt in de eerste persoon:
“Dus dan kunnen (zij) ook worden gezien als uw discipelen?”
Srila Prabhupada antwoord:
“Ja, ze zijn discipelen…”
waarmee hij opnieuw bevestigt dat de
toekomstige discipelen aan hem toebehoren. Hoewel het niet duidelijk is wat Srila Prabhupada
gaat zeggen, is zijn eerste antwoord erg uitgesproken. Er wordt hem een directe vraag gesteld
over zijn positie en hij antwoord “Ja”.
Als de GBC de modificaties a) en b) staande had willen houden, had Srila Prabhupada deze vraag
moeten beantwoorden op ongeveer de volgende manier:
“Nee, ze zijn niet mijn discipelen.”
Wat
Srila Prabhupada verder wilde gaan zeggen is irrelevant, aangezien niemand dit ooit kan weten.
We weten alleen dat hij bevestigend antwoordde op de vraag of de toekomstige geïnitieerden
zijn discipelen zouden zijn:
“Ja”
. Opnieuw spreekt dit de modificaties a) en b) tegen.
Regel 16 – 18:
Tamal Krsna Goswami lijkt enige verwarring op te merken en onderbreekt Srila
Prabhupada. Hij verduidelijkt de vraag van Satsvarupa dasa Goswami, door aan Srila Prabhupada
te vragen van wie de discipelen zijn die
diksa
hebben ontvangen van de
ritvik
s. Opnieuw antwoord
Srila Prabhupada in de derde persoon (nadat de vraag ook in de derde persoon werd gesteld):
“Zij
zijn discipelen van hem”
. Zoals we hebben aangegeven, kan hij alleen naar
zichzelf
verwijzen,
aangezien
ritvik
s per definitie geen eigen discipelen bezitten. Tevens weten we dat hij zeker naar
zichzelf verwees, aangezien hij antwoord in enkelvoud
(“zijn discipelen … degene die initieert”)
,
terwijl de vraag in meervoud aan hem werd gesteld
(“deze ritvik-acarya’s”)
.
Er wordt soms aangegeven datTamal Krsna Goswami de vraag op een bepaalde vage futuristische
manier stelt, waarbij de
ritvik
s op een onbekend tijdstip op één of andere manier zelf veranderen in
diksa
-goeroes. Volgens deze theorie neemt Srila Prabhupada op mystieke wijze de gedachtegang
vanTamalKrsnaGoswamiover,enantwoordthijdatdetoekomstigegeïnitieerden“zijndiscipelen”
zijn. Hij zou hiermee bedoelen dat zij de discipelen van de
ritvik
s zijn, die eigenlijk geen
ritvik
s
maar
diksa
-goeroes zijn. Naast het feit dat deze betoverende ‘ontmoeting van gedachtes’ zowel
onwaarschijnlijk als erg speculatief is, bevat deze hypothese ook minstens één ander probleem:
Tot op dit moment heeft Srila Prabhupada niet aangegeven dat de
ritvik
s, die hij nog moest
benoemen, ooit in een andere capaciteit zouden handelen dan als
ritvik
s. Dus waarom zou
37
De Aanstellingsopname
Tamal Krsna Goswami veronderstellen dat hun status zou veranderen?
Regels 19 – 20:
Tamal Krsna Goswami (TKG) herhaalt het antwoord en dan vervolgt Srila
Prabhupada:
“degene die initieert… zijn klein-discipel.”
We hebben de versie van het transcript
waarin Srila Prabhupada zegt “zijn klein-discipel”, verkozen boven de versie “hij is klein-
discipel”, aangezien dit de grootste overeenkomst vertoont met onze kopie van de tape en het
lijkt het best samen te gaan met de logica van de conversatie. (De andere mogelijkheid is dat
de persoon die initieert tegelijkertijd een klein-discipel zou worden! – “
degene
die initieert…
hij
is klein-discipel.”)
Het argument dat Srila Prabhupada naar de
ritvik
s in plaats van zichzelf zou
verwijzen, toen hij in de derde persoon sprak, kan worden getest door de conversatie
te veranderen in samenspraak met deze visie, waarbij de derde persoon wordt
vervangen door de eerste persoon (zichtbaar tussen haakjes),
regels 17-20:
TKG:
Van wie zijn de discipelen?
Srila Prabhupada:
Ze zijn (de
ritvik’s
) discipelen.
TKG:
Ze zijn (de
ritvik’s
) discipelen.
Srila Prabhupada:
(De
ritvik
) initieert… (De
ritvik’s
) klein-discipel
...
Aangezien de
ritvik
s alleen een waarnemende en vertegenwoordigende functie hebben, is de
bovenstaande interpretatie van de
regels 17-20
onzin. Het is al niet mogelijk dat een
ritvik
zijn
eigen discipelen heeft, dus niet te spreken over klein-discipelen.
Men kan het verwijt maken dat de woorden van Srila Prabhupada worden verdraaid, omdat
uitspraken in de derde persoon worden geaccepteerd als uitspraken in de eerste persoon. We
vinden echter dat onze interpretatie consistent is met de taak die Srila Prabhupada toekende aan
zijn
ritvik
s. Er lijken slechts twee mogelijke interpretaties te zijn:
1)
Toekomstige nieuwe discipelen zouden behoren tot de
ritvik
-priesters, die per definitie geen
diksa
-goeroes maar waarnemers zijn, en speciaal in het leven zijn geroepen om te handelen als
gemachtigden.
2)
Toekomstige nieuwe discipelen zouden behoren tot de
diksa
-goeroe, Srila Prabhupada.
Optie 1 is gewoon absurd. Daarom is optie 2 de enige rationele keuze, en is de opname op die
wijze geïnterpreteerd.
Regels 25-26:
Srila Prabhupada geeft de onbetwistbare voorwaarde dat men
alleen
goeroe kan
worden, indien hij de instructie geeft. In dat geval zouden nieuwe geïnitieerden
“de discipel
van mijn discipel”
worden.
Men maakt een grote ophef over de term “klein-discipel”. Voor velen werkt Srila
Prabhupada’s gebruik van deze zin als een bepalende uitspraak, aangezien er alleen
klein-discipelen kunnen zijn als er
diksa
-goeroes zijn. Dit is waar. Helaas negeert men
vaak de woorden die achter de term “zijn klein-discipel” komen. Srila Prabhupada
verklaart daarna dat een klein-discipel en derhalve een
diska
-goeroe, alleen kan bestaan
wanneer
Srila Prabhupada zijn discipel de instructie geeft om een
diksa
-goeroe te worden.
Met andere woorden, Srila Prabhupada zegt simpelweg dat wanneer een goeroe zijn
De Laatste Instructie
38
discipel de instructie geeft om
diksa
-goeroe te worden, hij klein-discipelen zal hebben
(“zijn klein-discipel”), aangezien de nieuwe
diksa
-goeroe
dan
op eigen basis zal initiëren (hij
wordt discipel van mijn discipel”). Dit lijkt een duidelijk gegeven dat niemand kan bestrijden.
Maar waar is de instructie die zorgt dat dit goeroeschap realiteit wordt? Zeker niet in de
regels
25 – 26
, of waar dan ook in de conversatie.
In werkelijkheid wordt er in de conversatie van 28 mei aan niemand een instructie gegeven. Srila
Prabhupada maakt alleen zijn intentie kenbaar dat hij ergens in de toekomst enkele
ritvik
s zal
aanstellen. Dan gaat hij over tot het beantwoorden van de warrige vragen over goeroe-discipel
relaties binnen het
ritvik
-stelsel. Daarna verklaart hij wat er zou gebeuren als hij ooit zou
besluiten om iemand de werkelijke instructie te geven om
diksa
-goeroe te worden. Het is echter
duidelijk dat de specifieke instructie waarin specifieke mensen worden genoemd om specifieke
taken uit te voeren, als eerst werd gegeven op 7 juli (zie bijlagen), en daarna werd bevestigd in
de ondertekende brief van 9 juli. Maar zoals kan worden gezien in de brief van 9 juli, wordt er
nergens gesproken over elf aangestelde
ritvik
s die ooit
diksa
-goeroes zouden worden, of dat het
ritvik
-stelsel
ooit
zal stoppen.
Na onze uitvoerige analyse van de 28 mei conversatie, is het duidelijk dat de GBC een
klassiek voorbeeld geeft van cirkel argumentatie:
Om de modificaties a) en b) te ondersteunen, wat absoluut vitaal is voor de huidige positie over
goeroes binnen de ISKCON, wordt ons verteld dat we de brief van 9 juli moeten aanpassen
vanwege een instructie die Srila Prabhupada schijnbaar heeft gegeven in het transcript van 28
mei. Nadat we het transcript echter zorgvuldig hebben gelezen, zien we dat Srila Prabhupada zegt
dat ze alleen goeroes kunnen worden “Wanneer ik de instructie geef”. Dus hoe kan er worden
beweerd dat “
Wanneer
ik de instructie geef” dezelfde “ instructie” is als die uiteindelijk op 7 en
9 juli werd gegeven, aangezien deze “instructie” alleen
ritvik
s creëerde en de GBC juist diende
te bewijzen dat deze instructie aangepast moest worden om hun cruciale modificaties a) en b)
te kunnen ondersteunen?
Helaas worden we via de redenatie van
GII
onverbiddelijk meegesleurd in de bovenstaande
absurde uitzichtloze situatie.
Het diagram op pagina 83 dient als hulpmiddel bij de bovenstaande impasse.
Uiteindelijk is het grootste probleem van de hele modificatietheorie, los van het totaal ontbreken
van enig ondersteunend bewijs, dat een instructie niet op legale wijze kan worden aangepast
door gebruik te maken van informatie die niet beschikbaar was voor de mensen die de instructie
moesten uitvoeren.
Als er in de conversatie van 28 mei inderdaad duidelijke instructies te vinden waren die de
modificaties a) en b) ondersteunden, dan zou de laatste brief op zijn minst enkele toespelingen
over deze instructie bevatten. Het belangrijkste doel van de ontmoeting op 28 mei was dan ook
om helder te krijgen hoe de initiaties geregeld zouden worden nadat Srila Prabhupada de planeet
verlaten had. En toch argumenteert men dat Srila Prabhupada in zijn laatste geschreven richtlijn
over initiaties, om welke reden dan ook, slechts aangaf wat er gedaan moest worden voordat
hij de planeet zou verlaten.
Srila Prabhupada zou dus een duidelijk expliciet antwoord geven op iets waar hij niet over
39
De Aanstellingsopname
werd gevraagd; terwijl hij het echte belangrijke onderwerp, over hoe initiaties voor de komende
tienduizend jaar zouden verlopen, helemaal niet zou behandelen in zijn laatste ondertekende
instructie over dit onderwerp.
Niet eerder bestuurde Srila Prabhupada zijn gemeenschap op de volgende manier:
1)
Uitbrengen van belangrijke richtlijnen waarin het belangrijkste doel van de richtlijnen niet
wordt benoemd.
2)
Bewust vitale informatie achterhouden over een belangrijk nieuw managementstelsel.
3)
Verwachten dat de ontvangers van zijn instructies mystieke gedachtelezers waren, zodat ze
op de juiste manier een instructie konden opvolgen.
Het gebruikelijke weerwoord is dat Srila Prabhupada in de laatste brief geen uitleg hoefde te
geven over toekomstige initiaties, aangezien hij in zijn boeken en lezingen al heeft laten weten
dat iedereen
diksa
-goeroe moet worden. Eerder in bezwaar 7 is al bewezen dat dit onwaar is
(zie pagina 13).
In
GII
is tevens een andere poging gedaan om de modificaties a) en b) te
ondersteunen door middel van de 28 mei conversatie. Hierbij wordt gewezen
op Srila Prabhupada’s gebruik van het
“amara ajnaya guru hana”
vers in
regel 12.
Het vers wordt ook later in de 28 mei conversatie herhaald, nadat
er is gesproken over de translatie van zijn boeken. Volgens deze visie is de
ritvik
-instructie identiek aan de instructie om een
diksa
-goeroe te worden, simpelweg
omdat Srila Prabhupada deze bekende instructie van Heer Caitanya (iedereen moet
goeroe worden) noemde in dezelfde conversatie als waar hij sprak over
ritvik
s. Maar
het enige dat Srila Prabhupada verkondigt is dat:
“… iemand die de instructies van zijn goeroe begrijpt, dezelfde
parampara
,
hij kan goeroe worden. En daarom zal ik sommigen van jullie selecteren.”
(Conversatie op 28 mei 1977)
Hierbij zijn de volgende punten belangrijk om te overwegen:
1.
Wat was de “instructie van de goeroe” die ze moesten begrijpen? – ze moesten handelen als
ritvik
s. (
“Ik zal sommige van jullie aanbevelen om te handelen als
waarnemende acarya’s.
”)
2.
Waar worden ze uiteindelijk voor geselecteerd? – ze moesten handelen als
ritvik
s (zie de brief
van 9 juli op pagina 97)
3.
En als zij de instructie van de goeroe volgen, wat voor soort goeroe worden zij dan? Zoals eerder
duidelijk werd uit de analyse van Heer Caitanya’s instructie om “goeroe te worden”, is iedereen
die deze instructie op betrouwbare wijze uitvoert, automatisch gekwalificeerd als
siksa
goeroe.
GII
spreekt zichzelf tegen; door het volgen van de goeroe’s instructie om alleen te handelen
als
ritvik
(niet als
diksa
-goeroe) zou men automatisch moeten handelen als
diksa
-goeroe.
Met deze logica zou iedereen die ook maar één instructie van de goeroe opvolgt, automatisch een
specifieke instructie krijgen om
diksa
-goeroe te worden! Helaas toont
GII
geen enkel bewijs om
deze theorie te ondersteunen. Zoals eerder is aangetoond, is het gebruik van het “
amara ajnaya
”
De Laatste Instructie
40
vers simpelweg een instructie voor iedereen om
siksa
-goeroe te worden (“
Het beste is om geen
discipelen te accepteren.
”)
Conclusie
1.
Op 9 juli 1977 noemde Srila Prabhupada 11
ritvik
s die de eerste en tweede initiaties “voortaan”
zouden uitvoeren.
2.
Via de 28 mei conversatie kan niet worden bewezen dat de instructie van 9 juli moet worden
aangepast, waardoor de aangestelde
ritvik
s moeten stoppen met hun werkzaamheden na het
heengaan van Srila Prabhupada.
3.
Ook is er in de conversatie van 28 mei niks te vinden dat de instructie van 9 juli aanpast en
de
ritvik
s verandert in
diksa
-goeroes, op het moment dat Srila Prabhupada de planeet verliet.
4.
De conversatie van 28 mei maakt wel duidelijk dat het de bedoeling was dat de
ritvik
s na
het heengaan van Srila Prabhupada actief zouden moeten zijn.
Er moet worden opgemerkt dat er van dezelfde conversatie op zijn minst vier verschillende
transcripten en drie verschillende ‘officiële’ interpretaties van de GBC zijn. Alleen al om deze
reden vinden veel toegewijden dat deze conversatie niet kan worden gezien als vaststaand bewijs.
Als dit de conclusie van de lezer is, dan is men gewongen om wederom terug te keren naar de
laatste instructie in de brief van 9 juli, aangezien het een ondertekende en duidelijk geschreven
brief is, verstuurd naar de hele beweging. Dit zou zeker de conclusie zijn in een rechtbank;
geschreven en ondertekend bewijs heeft altijd de voorkeur boven bandopnames. De enige reden
dat wij de 28 mei conversatie hier zo zorgvuldig onderzocht hebben, is omdat de GBC het naar
voren heeft gebracht als het
enige
bewijs ter ondersteuning van de modificaties a) en b).
We zijn daarom gedwongen om de modificaties a) en b) totaal te verwerpen, aangezien er geen
ondersteunend bewijs voor deze modificaties is. Deze modificaties vormen de basis van de GBC’s
huidige positie over initiaties binnen ISKCON. De instructie in het bestuurlijk document van 9
juli is daarom inderdaad de laatste instructie van Srila Prabhupada over initiaties en moet dus
worden gevolgd.
Er volgen nu enkele gerelateerde verwerpingen waarvan wij denken dat het nuttig is om ze te
bespreken.
41
De Aanstellingsopname
Andere Gerelateerde Bezwaren
1. “Srila Prabhupada heeft het gebruik van
ritvik
s niet in zijn boeken
genoemd.”
1)
Het woord ‘
ritvik
’ (dat ‘priester’ betekent), en afgeleiden van het woord, hebben in feite 31
afzonderlijke verwijzingen in Srila Prabhupada’s boeken, slechts iets minder dan het woord “
diksa
”
en afgeleiden daarvan, dat 41 afzonderlijke verwijzingen heeft in de boeken van Srila Prabhupada.
Het gebruik van
ritvik
priesters om te assisteren in ceremonieën is een concept dat volledig wordt
erkend in de boeken van Srila Prabhupada:
Ritvik
:
4.6.1 / 4.7.16 / 5.3.2 / 5.3.3 / 5.4.17 / 7.3.30 / 8.20.22 / 9.1.15
Rtvijah
:
4.5.7 / 4.5.18 / 4.7.27 / 4.7.45 / 4.13.26 / 4.19.27 /
4.19.29 / 5.3.4 / 5.3.15 / 5.3.18 / 5.7.5 / 8.16.53 / 8.18.21 /
8.18.22 / 9.4.23 / 9.6.35
Rtvijam
:
4.6.52 / 4.21.5 / 8.23.13 / 9.13.1
Rtvigbhyah
:
8.16.55
Rtvigbhih
:
4.7.56 / 9.13.3
(al deze referenties komen uit het
Srimad-Bhagavatam
)
2)
Hoewel spirituele principes uitvoerig zijn behandeld in Srila Prabhupada’s boeken, werden
specifieke
details met betrekking tot die principes niet gegeven (bijvoorbeeld op het gebied van murti-verering).
Deze specifieke details werden doorgaans op een andere manier gecommuniceerd, bijvoorbeeld
via brieven en door dit te laten zien in de praktijk. Men moet dus onderscheid maken tussen het
principe
van
diksa
of initiatie en de
details
van het formele proces. Srila Prabhupada heeft
diksa
nooit
gedefinieerd in termen van een rituele ceremonie, maar als een reçu voor de transcendentale kennis
die leidt tot bevrijding:
“Met andere woorden, de geestelijk leraar ontwaakt het oorspronkelijk
bewustzijn van het slapend levend wezen, zodat hij Heer Vishnu kan
aanbidden. Dit is het doel van
diksa
, of initiatie. Initiatie betekent het
ontvangen van zuivere kennis over spiritueel bewustzijn.”
(
C.c. Madhya
, 9.61, samenvatting)
“
Diksa
betekent het initiëren van een discipel met transcendentale
kennis waardoor hij bevrijd raakt van alle materiële besmettingen.”
(
C.c. Madhya
, 4.111, samenvatting)
“
Diksa
is het proces waarmee iemand zijn transcendentale kennis kan
doen ontwaken en alle reacties, veroorzaakt door zondige activiteiten,
kan vernietigen. Een persoon die deskundig is in het bestuderen van de
geopenbaarde geschriften kent dit proces als
diksa
.”
(
C.c. Madhya
, 15.108, samenvatting)
Diksa
is normaal gesproken verbonden met een ceremonie, maar dit is zeker niet essentieel, het is
meer een formaliteit:
41
De Laatste Instructie
42
“Dus in ieder geval was ik van 1922 tot 1933 niet geïnitieerd in de praktijk, maar ik
kreeg het idee om de leer van Caitanya Mahaprabhu te prediken. Dat hield me bezig.
En dat was de initiatie van mijn Guru Maharaja.”
(Srila Prabhupada Lezing, 10/12/76, Hyderabad)
“Initiatie is een formaliteit. Wanneer je serieus bent, dat is werkelijke initiatie. Mijn
aanraking is simpelweg een formaliteit...Het is jouw vastberadenheid, dat is initiatie.”
(“The Search for the Divine”,
Back to Godhead
#49)
“…geestelijke erfopvolging betekent niet altijd dat iemand officieel geïnitieerd moet
zijn. Erfopvolging betekent het accepteren van de conclusie van de erfopvolging.”
(Srila
Prabhupada Brief aan Dinesh, 31/10/69)
“Het chanten van Hare Krsna is onze belangrijkste taak, dat is werkelijke initiatie. En
wanneer je mijn instructie op dat gebied volgt, is de initiator daar al.”
(Srila Prabhupada
Brief aan Tamal Krsna, 19/8/68)
“Nou, initiatie of geen initiatie, het belangrijkste is kennis...kennis. Initiatie is
formaliteit. Net als je naar school gaat voor kennis en de toelating een formaliteit is.
Dat is niet erg belangrijk.”
(Srila Prabhupada Interview, 16/10/76, Chandigarh)
Srila Prabhupada:
Wie mijn leerling is? Laat hem ten eerste de
voorgeschreven regels strikt volgen.
Leerling:
Zolang ze deze volgen, dan is hij…
Srila Prabhupada:
Dan is hij in orde.
(Srila Prabhupada Ochtendwandeling, 13/6/76, Detroit)
“…tenzij er discipline is, is er geen sprake van discipel. Discipel betekent
iemand die de discipline volgt.”
(Srila Prabhupada Ochtendwandeling, 8/3/76, Mayapur)
“
Als iemand de discipline niet naleeft, dan is hij geen discipel”
(
S.B.
Lezing, 21/1/74)
Dus de ceremoniële initiatie is een formaliteit die uitgevoerd wordt om de serieuze belofte van de
leerling te consolideren in het
diksa
-proces. Zulke beloftes omvatten:
• Het ontvangen van transcendentale kennis die hem zal zuiveren van alle besmetting.
• Het behouden van de vastberadenheid om altijd de instructie van de goeroe te volgen.
• Beginnen met het enthousiast uitvoeren van de opdrachten van de geestelijk leraar.
Srila Prabhupada heeft duidelijk kenbaar gemaakt dat de formaliteit van de ceremonie ook alleen een
ceremonie is, niet iets essentieels. Verder bevat de formalisering van de initiatie via een ceremonie
een aantal onderdelen:
43
Andere Gerelateerde Bezwaren
1.
Aanbeveling door een functionaris, meestal de tempelpresident.
2.
Acceptatie door uitvoerende
ritvik
.
3.
De deelname aan een vuur-
yajna
.
4.
Het aannemen van een spirituele naam.
Alleen voor punten
2
en
4
is het noodzakelijk dat een
ritvik
priester betrokken wordt.
1
en
3
worden
meestal uitgevoerd door de tempelpresident.
Zoals eerder vermeld, staat nergens dat de goeroe en de leerling op dezelfde planeet aanwezig moeten
zijn voordat de leerling een element van
diksa
kan ontvangen, zoals transcendentale kennis, vernietiging
van zondige reacties, een vuur
yajna
ceremonie en een spirituele naam. Aan de andere kant kan elk
element van
diksa
(kennisoverlevering, de
yajna
, etc.) vrij makkelijk gegeven worden zonder de fysieke
aanwezigheid van de goeroe. Dit werd praktisch gedemonstreerd door Srila Prabhupada, aangezien
hij alle elementen van
diksa
gaf door tussenkomst van zijn discipelen en boeken. Er worden dus door
het gebruik van
ritvik
s geen spirituele principes veranderd. Er is alleen een verandering in detail.
Om het gebruik van
ritvik
s in het juiste perspectief te plaatsen, is aangetoond dat we hier te maken hebben
met de details van een formaliseringceremonie; een ceremonie die zelf staat voor één enkel element dat
geen essentieel onderdeel uitmaakt van het transcendentale
diksa
-proces (zie “
Diksa
” diagram op p. 82).
We zien dat Srila Prabhupada deze onderdelen behandelde naar verhouding tot de belangrijkheid ervan:
Onder-
dwerp
Uitgelegd in
Boeken?
Volgens
Traditie?
Grote
Veranderingen
aan Traditie?
Veranderingen aan
Traditie Uitgelegd
in Boeken?
Diksa
JA
NEE
Kennis
voornamelijk
gegeven via
Vani
niet
via fysiek contact
Weinig gebruik van
persoonlijke
pariksa
Nieuwe standaard
voor initiatie
ENKELE
Initiatie
ceremonie
NEE
NEE
Gebruik van
afgezanten om te
chanten op de
mala
geïnitieerden
Geven van
Gayatri
op
magnetische tape
NEE
Proces
van het
geven
van een
naam
NEE
NEE
Naam gegeven tijdens
Harinam diksa.
Het gebruik van
afgezanten om naam
te geven
NEE
De Laatste Instructie
44
Dat het gebruik van
ritvik
s in initiatieprocedures weinig wordt vermeld in Srila Prabhupada’s
boeken, komt overeen met hoe Srila Prabhupada zaken omtrent initiatie behandelde; specifieke
vermeldingen staan in verhouding met het belang van de betreffende vernieuwingen.
2.“Hoekan
pariksa
(dewederzijdseverkenningtussendiscipelengoeroe),
eenessentieelonderdeelvan
diksa
,wordenbereiktzonderfysiekcontact?”
Deze vraagt ontstaat uit de gestelde eis dat een discipel een goeroe moet “benaderen”, “dienen”
en “vragen dient te stellen” (
Bg.
4.34) en de goeroe de discipel moet “observeren” (
C.c. Madhya
24.330). Als we deze verzen zorgvuldig bestuderen, worden de volgende punten duidelijk:
• Er wordt niet verklaard dat dit “dienen”, “vragenstellen” en “observeren” afhankelijk is van
rechtstreeks fysiek contact.
• De betekenisverklaring uit de
Bg
4.34 verklaart dat deze activiteiten essentieel zijn voor een discipel.
Dus als het voor deze activiteiten absoluut nodig is dat de goeroe op dezelfde planeet aanwezig is,
dan is
niemand
Srila Prabhupada’s discipel sinds 14 november 1977.
• Het “stellen van vragen” stelt de “geestelijk leraar”
in staat om “kennis door te geven”.
Het “doorgeven van kennis” is echter ook de definitie van
siksa
, en het wordt al geaccepteerd
het doorgeven van
siksa
niet vereist dat de goeroe op dezelfde planeet aanwezig is (zie
p. 85 - “Moet de goeroe fysiek aanwezig zijn?). En zoals hierboven beschreven, zou met deze logica
niemand
enige kennis hebben ontvangen sinds 14 november 1977.
• Het “observeren” is simpelweg de acceptatie van de toekomstige discipel om de vier reguliere
principes te volgen en dit kan worden geobserveerd door vertegenwoordigers van de goeroe:
“In onze Krishna Bewustzijn Beweging is het een vereiste dat
men
bereid is om de vier pilaren van het zondige leven op te geven[…].
In Westerse landen proberen
we
vooral
eerst te observeren of een
potentiële discipel bereid is om de reguliere principes te volgen.”
(
C.c.
Madhya
, 24.330, betekenisverklaring, accentuering toegevoegd)
Deze mogelijkheid om vertegenwoordigers te gebruiken wordt een paar regels later opnieuw
herhaald bij het bespreken van de observatie die nodig is voor potentiële tweede initiatie
kandidaten:
“Op deze manier verleent de discipel devotionele dienst onder de leiding van de
geestelijkleraar,ofzijnvertegenwoordigers,voorminstenszesmaandentoteenjaar.”
(
C.c. Madhya
, 24.330, betekenisverklaring, accentuering toegevoegd)
Een paar regels later wordt duidelijk hoe belangrijk het gebruik van vertegenwoordigers is:
“De geestelijk leraar moet de leergierigheid van de discipel minstens zes
45
Andere Gerelateerde Bezwaren
maanden tot een jaar observeren.”
(
C.c. Madhya
, 24.330, betekenisverklaring)
•
Door de wijze waarop Srila Prabhupada zijn gemeenschap heeft opgezet,
kon aan bovenstaande voorwaarde
onmogelijk
worden voldaan. Hij kon
onmogelijk elk van zijn duizenden discipelen voor de volledige zes maanden
hebben geobserveerd. Daarom was het gebruik van vertegenwoordigers
geen kwestie van keus, maar het was volstrekt
onvermijdelijk.
Alleen op
die manier kon Srila Prabhupada aan de bovenstaande voorwaarde voldoen.
Indien persoonlijke
pariksa
(fysieke aanwezigheid) van de goeroe volgens de
sastra
’s
noodzakelijkwasgeweest,waaromzouSrilaPrabhupadadandoelbewusteenpredikmissie
(met discipelen en centra over de hele wereld) opzetten die zulk persoonlijk toezicht
onmogelijk
maakte? Dit zou betekenen dat Srila Prabhupada’s grote prediksucces alleen
werd behaald door het schenden van de
sastra
’s. Deze beschuldiging komt overeen
met die van vele andere Gaudiya Vaisnava-groeperingen in India.
•
Alle bovenstaande punten worden verder bevestigd door het ultieme bewijs; het praktische
voorbeeld van de
acarya
zelf. Srila Prabhupada initieerde de meerderheid van zijn discipelen
zonder persoonlijke
pariksa
. Srila Prabhupada introduceerde dus een stelsel waarbij men, op
het gebied van
diksa
, net zo goed zijn vertegenwoordigers kon benaderen als hemzelf. Men zou
kunnen tegenwerpen dat het afschaffen van de persoonlijke
pariksa
wel rechtsgeldig was, omdat
de goeroe nog fysiek op de planeet aanwezig was. Daardoor was persoonlijke
pariksa
in ieder
geval theoretisch mogelijk. Dit argument is echter ongegrond omdat:
i)
Er wordt in geen enkel geschrift gesproken over deze speciale uitzonderingsclausule voor
persoonlijke
pariksa
. Het is gewoon een verzinsel om recht te praten wat krom is.
ii)
Srila Prabhupada heeft nooit verklaard dat de vertegenwoordigers hem alleen mogen
vertegenwoordigen zolang hij op de planeet aanwezig is. Welk mysterieus geschrift verklaart
dat de inzet van vertegenwoordigers afhankelijk is van de fysieke aanwezigheid van de persoon
die zij vertegenwoordigen?
iii)
Het is aangetoond dat persoonlijke
pariksa
geen vereiste is volgens de
sastra
’s. Srila
Prabhupada stimuleert het gebruik van vertegenwoordigers, zoals zijn discipelen en boeken, ter
vervanging van persoonlijke
pariksa
. Dus de vraag wanneer persoonlijke
pariksa
al of niet kan
worden afgeschaft, is niet relevant.
iv)
Het feit dat persoonlijke
pariksa
zelfs niet altijd plaatsvond toen het mogelijk was,
toont aan dat het niet noodzakelijk is voor het proces van
diksa
.
Srila Prabhupada gaf duidelijk aan wat hij verwachtte van een discipel; het was de taak
van de tempelpresidenten en
ritvik
s om te zorgen dat deze normen gehandhaafd bleven.
De huidige initiatie-normen zijn dezelfde als die Srila Prabhupada heeft vastgelegd toen
hij onder ons was. Dus als Srila Prabhupada toen al niet geraadpleegd wenste te worden,
waarom zou hij nu dan wel vinden dat bemiddeling nodig is? Onze enige zorg is om de
De Laatste Instructie
46
normen zorgvuldig te handhaven en deze te behoeden voor verandering of speculatie.
3. “Wij kunnen Srila Prabhupada wel accepteren, maar hoe weten we
in zijn fysieke afwezigheid, of hij ons als discipel accepteert?”
Toen Srila Prabhupada op 7 juli het
ritvik
-stelsel introduceerde, bepaalde hij dat de
ritvik
s ten
behoeve van hem discipelen mochten accepteren zonder hem te raadplegen. Srila Prabhupada
was dus niet betrokken bij het screening- of goedkeuringsproces van nieuwe discipelen. De
ritvik
s kregen de volle autoriteit en verantwoordelijkheid. De fysieke aanwezigheid van Srila
Prabhupada was niet nodig:
Srila Prabhupada:
Dus zonder op mij te wachten, kiezen jullie
degenen die het verdienen. Dit gebeurt op basis
van gezond oordeel.
Tamal Krsna Goswami:
Op basis van gezond oordeel?
Srila Prabhupada:
Ja.
(Kamerconversatie met Srila Prabhupada,7/7/77, Vrindavan)
Vervolgens schreef Tamal Krsna de naam die de
ritvik
aan de discipel had gegeven in het
‘geïnitieerde discipelen’ boek. Dus Srila Prabhupada was ogenschijnlijk niet eens op de
hoogte van het bestaan van zijn discipel. Omdat de
ritvik
volledige vrijheid van handelen
heeft, zou het proces nu hetzelfde zijn als hoe het toen was.
4. “Alleen als
diksa
-initiatie plaatsvindt voordat de goeroe de planeet
verlaat, kan men de goeroe na zijn heengaan nog steeds benaderen,
dienen en hem vragen stellen.”
In de bovenstaande aanname wordt tenminste erkend dat het mogelijk
is
om een fysiek afwezig
geestelijk leraar te benaderen, te dienen en hem vragen te stellen. De instructie dat dit
alleen
mogelijk is “als
diksa
-initiatie plaatsvindt voordat de goeroe de planeet verlaat”, is klinkklare
nonsenszonderverwijzingnaarSrilaPrabhupada’sboekenenkandaaromgenegeerdworden.
Diksa
vereist in feite niet eens een formele initiatieceremonie; het is de overdracht van transcendentale
kennis van goeroe op ontvangende discipel (waarbij zondige reacties worden vernietigd):
“…geestelijke erfopvolging betekent niet altijd dat men officieel geïnitieerd moet
zijn. Geestelijke erfopvolging betekent het accepteren van de conclusie uit de
geestelijke erfopvolging.”
(Brief van Srila Prabhupada aan Dinesh, 31/10/69)
“
Initiatie of geen initiatie, het begint met kennis… kennis. Initiatie is een formaliteit.
Net zoals je naar school gaat voor kennis en de toelating een formaliteit is. Dat is niet
zo belangrijk.”
(Srila Prabhupada Interview, 16/10/76, Chandigarh)
Dat het transcendentale proces van
diksa
niet goed kan werken als de goeroe fysiek afwezig is
47
Andere Gerelateerde Bezwaren
tijdens een niet essentiële vuur-
yajna
, is onlogisch omdat:
• Srila Prabhupada vaak toch al niet bij initiatieceremonieën aanwezig was. Deze werden
meestal uitgevoerd door zijn vertegenwoordigers, namelijk tempelpresidenten, ervaren
sannyasi
s en
ritvik
s.
• Er wordt aangenomen dat vele duizenden discipelen van Srila Prabhupada nog steeds
profijt hebben van het
diksa
-proces, terwijl hun goeroe al ruim drie decennia niet meer
fysiek aanwezig is.
Men kan tegenwerpen dat Srila Prabhupada, hoewel niet aanwezig bij de initiaties, destijds nog
wel fysiek op de planeet aanwezig was. Is de fysieke aanwezigheid van de goeroe op de planeet
daarom nodig voor
diksa
? Om dit argument te onderbouwen, dienen we een instructie te vinden
in Srila Prabhupada’s boeken met ongeveer de volgende strekking:
‘
Diksa
is alleen mogelijk indien de afstand tussen de discipel en goeroe, ten tijde van de formele
initiatieceremonie, korter is dan de diameter van de aarde.’
Tot op heden heeft niemand zo’n instructie kunnen vinden. Sterker nog, zoals het onderstaande
citaat laat zien, is het bekende voorbeeld van
diksa
in onze filosofie (
BG
4.1) in strijd met
bovenstaande aanname:
“Er was dus geen probleem in de communicatie met Manu of Manu’s zoon Iksvaku. De
communicatie was aanwezig, of het radiosysteem was zo mooi dat de communicatiesignalen
overgebracht konden worden van de ene naar de andere planeet.”
(Srila Prabhupada
BG
-
lezing, 24/8/68)
Het lijkt erop dat
diksa
niet wordt beïnvloed door de fysieke afstand tussen goeroe en discipel.
5. “Wat jullie aanbevelen lijkt verdacht veel op het stelsel van het
christendom!”
1)
Wij
bevelen het
ritvik
-stelsel niet aan, dat doet Srila Prabhupada in zijn laatste instructie van 9 juli 1977.
Zelfs als het op het christendom zou lijken, moeten we de opdracht van de goeroe nog steeds volgen.
2)
Srila Prabhupada keurde het duidelijk goed dat christenen Jezus Christus na zijn heengegaan bleven volgen
als goeroe. Hij onderwees dat iedereen die de leer van Jezus Christus volgde, een discipel was en het niveau
van bevrijding zou bereiken dat Jezus Christus bood.
Madhudvisa:
Kunnen christenen zonder hulp van een geestelijk leraar
de geestelijke hemel bereiken door Jezus Christus’
woorden en leer te geloven en te volgen?
Srila Prabhupada:
Ik volg het niet.
Tamal Krsna:
Kan een christen in deze tijd, zonder geestelijke leraar,
maar door het lezen van de bijbel en het volgen van
Jezus’ woorden…
De Laatste Instructie
48
Srila Prabhupada:
Wanneer je de bijbel leest, volg je de geestelijk leraar.
Hoe kun je zeggen ‘zonder’? Zodra je de bijbel leest,
betekent dit dat je de instructies van heer Jezus Christus
volgt. Dus de geestelijk leraar is wel degelijk aanwezig.
Madhudvisa:
Ik bedoelde een levende geestelijk leraar.
Srila Prabhupada:
Geestelijk leraar is geen kwestie van… Geestelijk
leraar is eeuwig. Dus je vraag is ‘zonder geestelijk
leraar’. Zonder geestelijk leraar bereik je geen
enkele ontwikkelingsfase in je leven. Je accepteert
een of andere geestelijk leraar. (…) Maar accepteren
moet. Als je zegt “door de bijbel te lezen”, dan volg
je de geestelijk leraar vertegenwoordigt door een
priester of pastoor in de lijn van Heer Jezus Christus.
(Ochtendwandeling 2/10/68, Seattle)
“Wat het lot van de toegewijden van heer Jezus Christus betreft, zij
kunnen naar de hemel gaan, meer niet. Dat is een planeet in de materiële
wereld. Een toegewijde van heer Jezus Christus is iemand die strikt de
tien geboden volgt. (…) Daarom is de conclusie dat de toegewijden van
heer Jezus Christus worden verheven naar de hemelse planeten, die nog
steeds in deze materiële wereld zijn.”
(Srila Prabhupada brief aan Bhagavan, 2/3/70).”
“Iemand die wordt geleid door Jezus Christus krijgt zeker bevrijding.”
(
Perfecte vragen, perfecte antwoorden,
hoofdstuk 9).
“…Of de christenen volgen Christus, een grote persoonlijkheid.
Mahajano yena gatah sa panthah
. Jullie volgen één of andere
mahajana
,
grote persoonlijkheid(…). Jullie volgen een
acarya
, zoals christenen de
acarya
Christus volgen. De moslims volgen
acarya
Mohammed. Dat is
goed. Je moet een
acarya
volgen (…)
evam parampara-praptam.
”
(Kamerconversatie met Srila Prabhupada, 20/5/75, Melbourne)
3)
De weerzin om ‘christelijk’ te zijn, is ironisch, aangezien de ISKCON zelf bepaalde
christelijke procedures heeft geadopteerd met betrekking tot het huidige goeroe-stelsel.
Het selecteren van goeroes op basis van stemmen komt overeen met het stelsel van het
college van kardinalen die de paus kiezen in de katholieke kerk:
“Stemprocedures(…) voor kandidaat-goeroes (…) die worden gekozen
door de stemgerechtigde leden(…) het proces waarbij op een goeroe
wordt gestemd(…) bij tweederde van de stemmen van de GBC(…) alle
GBC’s staan kandidaat om als goeroe aangesteld te worden.”
(GBC-resoluties)
Bovendien noemt de GBC zichzelf “het hoogste kerkelijk lichaam dat ISKCON
leidt.” (
Back To Godhead,
1990-1991); wederom christelijke terminologie.
Deze specifiek ‘christelijke’ praktijken werden nooit onderwezen door heer Jezus en
49
Andere Gerelateerde Bezwaren
werden geheel verworpen door Srila Prabhupada:
“Met wereldse stemprocedures kun je geen Vaisnava-
acarya
kiezen. Een
Vaisnava-
acarya
heeft geen bestuursbeoordeling nodig.”
(
CC. Madhya
, 1.220, betekenisverklaring)
“Srila Jiva Gosvami raadt af om een geestelijk leraar te accepteren op
grond van familie- of sociale tradities of kerkelijke conventies.”
(
CC. Adi
, 1.35, betekenisverklaring)
6. “De
ritvik
s geven een vorm van
diksa
. Srila Prabhupada is onze enige
siksa
-goeroe.”
1)
De functie van de
ritvik
is anders dan die van de
diksa
-goeroe. Zijn enige taak is
om de
diksa
-goeroe te assisteren bij het initiëren van discipelen, niet om ze zich toe
te eigenen.
2)
De
ritvik
leidt slechts de initiatieprocedure, geeft een spirituele naam etc., maar
het is niet eens nodig dat hij de vuur-
yajna
verricht. Gewoonlijk is dit de taak van de
tempelpresident en niemand zegt dat
hij
de
diksa
-goeroe is.
3)
Waarom laten we Srila Prabhupada niet zijn wat
hij
zelf wenst te zijn? Hij is zeker
onze
siksa
-goeroe, maar zoals hij aangeeft op 9 juli, zou hij ook onze
diksa
-goeroe
moeten zijn.
4)
Aangezien Srila Prabhupada onze belangrijkste
siksa
-goeroe is, is hij sowieso
onze
diksa
-goeroe, omdat:
• Hij
divya-jnana
ofwel transcendentale kennis geeft – definitie van
diksa
• Hij de
bhakti lata bija
plant – definitie van
diksa
Toegewijden kunnen ook assisteren bij de bovenstaande twee activiteiten (door te
prediken, boekdistributie etc.), maar zij zijn
vartma-pradasaka
-goeroes, geen
diksa
-
goeroes, hoewel zij door zulke diensten ook bevrijde zielen kunnen worden.
5)
De belangrijkste
siksa
-goeroe wordt gewoonlijk tevens de
diksa
-goeroe:
“Srila Prabhupada is de oorspronkelijke
siksa
-goeroe voor alle ISKCON-
toegewijden (…) De instructies van Srila Prabhupada vormen het wezenlijke
onderricht voor iedere ISKCON-toegewijde.”
(GBC-resoluties, Nr. 35, 1994)
“Het is gebruikelijk dat een geestelijk leraar die een discipel constant
onderricht in spirituele kennis, later zijn initiërend geestelijk leraar wordt.”
(CC.
Adi
, 1.35, betekenisverklaring)
“ Het is de taak van de
siksa
- of
diksa
-goeroe om de discipel op de juiste manier
te instrueren en het is de taak van de discipel om deze instructies uit te voeren.
Volgens de
sastra
’s is er geen verschil tussen
siksa
- en
diksa
-goeroe, en normaal
De Laatste Instructie
50
wordt de
siksa
-goeroe later de
diksa
-goeroe.”
(SB. 4.12.32, betekenisverklaring)
7. “Als Srila Prabhupada ieders
siksa
-goeroe is, hoe kan hij dan ook de
diksa
-goeroe zijn?”
Er bestaat momenteel verwarring rond
diksa
- en
siksa
-goeroes, omdat hun titel
wordt verward met hun taak. Er wordt soms verondersteld dat alleen de
siksa
-goeroe
siksa
kan geven, en de
diksa
-goeroe niet. Zoals het laatste citaat echter liet zien,
geeft de
diksa
-goeroe ook instructies. Dit is logisch, hoe zou hij anders
divya-jnana
kunnen overbrengen?
Pradyumna:
Guru-padasrayah -
eerst moet je bescherming zoeken
bij de lotusvoeten van de geestelijk leraar;
Tasmat
Krsna-diksadi-siksanam. Tasmat -
van hem
;
Krsna-diksadi-siksanam -
zou men
diksa-
en
siksa-
initiatie moeten nemen.
Srila Prabhupada:
Diksa
betekent
divya-jnanam ksapayati iti diksa.
Hier wordt
verklaard dat
divya-jnanan,
dus
diksa,
transcendentaal is.
Di,
divya,diksanam.Diksa.
Dus
divya-jnana,
transcendentalekennis…
Als je geen geestelijk leraar accepteert, ontwikkel je geen
transcendentale kennis. Je zult hier en daar wat leren en zo verspil
je tijd. Je verspilt de tijd van de leraar en je eigen kostbare tijd.
Daarom moet je geleid worden door een deskundig geestelijk
leraar. Lees verder.
Pradyumna:
Krsna-diksadi-siksanam
.
Srila Prabhupada:
Siksanam
. We moeten leren.Als je niet leert, kun je geen
vooruitgang maken.
(Kamerconversatie met Srila Prabhupada, 27/1/77, Bhubaneswar)
Dat transcendentale
siksa
de essentie is van
diksa
, wordt duidelijk door het bekendste vers over
de relatie tussen goeroe en discipel (BG. 4.34). In dit vers, wordt het woord
‘upadeksyanti’
in de
woord- voor-woordvertaling vertaald als ‘initieert’. Maar in de uiteindelijke vertaling wordt het
woord ‘initieert’vervangen door het ‘overbrengen van kennis’, een proces dat wordt ondersteund
door de vragen die de discipel stelt. Dus het proces van initiatie wordt hier gelijkgesteld aan het
overdragen van kennis. Degenen die stellen dat Srila‘Prabhupada wel
siksa
en geen
diksa
is, zijn
daarom in hun eigen val gelopen.Als Srila Prabhupada ‘kennis over kan dragen’zonder aanwezig
te zijn, dan geeft hij per definitie
divya-jnana
, transcendentale kennis. Dus als Srila Prabhupada als
siksa
-goeroe kan fungeren zonder fysiek aanwezig te zijn, waarom dan niet als
diksa
-goeroe? Het is absurd om te beweren dat Srila Prabhupada wel
siksa
kan geven
als
siksa
-goeroe, maar als we zijn titel veranderen niet meer.
Het feit dat hij een
siksa
-goeroe kan zijn zonder fysiek aanwezig te zijn, bewijst dat hij ook
diksa
kan geven.
51
Andere Gerelateerde Bezwaren
Sommige mensen gaan een stap verder en beweren dat Srila Prabhupada niet eens transcendentale
siksa
kan geven zonder fysiek lichaam. Als dat zo is, waarom deed Srila Prabhupada dan al die
moeite om zoveel boeken te schrijven, en richtte hij een fonds op met als enige functie om die
boeken voor de komende tienduizend jaar te propageren? Als het niet langer mogelijk is om
via Srila Prabhupada’s boeken transcendentale instructies te ontvangen, waarom distribueren
ze deze boeken dan, en waarom gaan mensen dan nog steeds over tot het Krishna-bewustzijn,
alleen door de kracht van deze boeken?
8. “Beweren jullie dat Srila Prabhupada geen zuivere toegewijden heeft
voortgebracht?”
Nee, we beweren alleen dat Srila Prabhupada een
ritvik
-stelsel heeft ingevoerd, zodat de initiaties
konden worden voortgezet. Of Srila Prabhupada wel of geen zuivere toegewijden voortbracht
is niet relevant voor zijn duidelijke en onmiskenbare laatste instructie. Als discipelen is het
simpelweg onze taak om de instructies van de goeroe te volgen. Het is ongepast om de instructies
van de goeroe te negeren en in plaats daarvan te speculeren over hoeveel zuivere toegewijden
er zijn, of nog zullen komen.
Zelfs als we van het slechtste scenario uitgaan en aannemen dat er momenteel geen echte zuivere
toegewijden zijn, dan nog kan men denken aan de situatie die bestond na het heengaan van Srila
Bhaktisiddhanta Sarasvati. Srila Prabhupada verklaarde dat er bijna 40 jaar later slechts één
gemachtigd initiërend
acarya
was voortgekomen uit de Gaudiya-matha:
“
Eigenlijk is er onder mijn godbroeders geen één gekwalificeerd om
acarya
* te
worden. (..) in plaats van het inspireren van onze studenten, kunnen zij ze soms
vergiftigen (..) ze zijn zeer competent in het belemmeren van onze natuurlijke
vooruitgang.”
(
Srila Prabhupada, brief aan Rupanuga, 28/4/74)
*
(Srila Prabhupada gebruikte de termen ‘
acarya
’ en ‘goeroe’ door elkaar):
“Ik zal een goeroes kiezen. Ik zal zeggen wie goeroe is, ‘Nu word je
acarya
.’ (…)
Je kunt valsspelen, maar het zal niet werken. Kijk maar naar onze Gaudiya-
matha. Iedereen wilde goeroe zijn. Een kleine tempel en ‘goeroe’ zijn. Maar wat
voor goeroe?”
(Srila Prabhupada, ochtendwandeling, 22/4/77)
Dit
kan
worden gezien als een beschuldiging van Srila Bhaktisiddhanta’s predikwerk. Het
is echter uiterst onverstandig om te beweren dat Srila Bhaktisiddhanta een ‘mislukking’
was. Het is bekend dat Srila Bhaktisiddhanta heeft gezegd dat hij zijn missie als geslaagd
zou beschouwen, indien hij slechts één zuivere toegewijde zou voortbrengen.
In elk geval sluit de invoering van een
ritvik
-stelsel het mogelijke bestaan van zuivere
toegewijden niet op voorhand uit. Er zijn verschillende scenario’s die zowel het bestaan
van
ritvik
s als zuivere toegewijden ondersteunen, bijvoorbeeld:
Srila Prabhupada heeft vele zuivere toegewijden voortgebracht die geen
diksa
-goeroe
De Laatste Instructie
52
wensen te worden. De bewering dat de meest gevorderde ISKCON-toegewijden degenen
zijn die zichzelf elk jaar verkiesbaar stellen, is ongegrond. Deze zuivere toegewijden hebben
misschien gewoon de wens om Srila Prabhupada nederig te assisteren in zijn missie. Er staat
nergens dat zuivere toegewijden
verplicht
zijn om
diksa
-goeroe te worden. Zij zijn tevreden
met een taak binnen een
ritvik
-stelsel, als hun goeroe dat heeft opgedragen.
Srila Prabhupada mag dan vele instruerende goeroes willen zien, dit betekent niet per
definitie initiërende goeroes. Dit strookt met een eerder citaat, waarbij de instructie was
dat iedereen
siksa
-goeroe zou moeten worden en waarin Srila Prabhupada waarschuwt
tegen het accepteren van discipelen. Ook is dit consistent met het feit dat Srila Prabhupada
eigenhandig voor het succes van zijn missie heeft gezorgd:
Guest:
Bent u van plan om een
successor
(opvolger) te
kiezen?
Srila Prabhupada:
Het is al succesvol.
Guest:
Maar er moet toch iemand zijn die weet hoe hij moet
handelen?
Srila Prabhupada:
Ja. Daar zijn we mee bezig.We leiden toegewijden
op, zodat ze weten hoe ze moeten handelen.
Hanuman:
Wat deze man vraagt is of uw successor(opvolger) al
bekend is, of zal uw successor …
Srila Prabhupada:
Mijn succes is er altijd.
(
Kamerconversatie met Srila Prabhupada, 12/2/75 Mexico)
“Dus er valt niks nieuws te zeggen. Wat er gezegd moet worden, heb ik
gezegd in mijn boeken. Probeer dit nu te begrijpen en blijf je inzetten. Of
ik wel of niet aanwezig ben, doet niet ter zake.”
(Srila Prabhupada, aankomstconversatie, 17/5/77, Vrindavan)
Reporter:
Wanneer u sterft, wat zal er dan gebeuren met de
beweging in de Verenigde Staten?
Srila Prabhupada:
Ik zal nooit sterven.
Toegewijden:
Jaya! Haribol!
(gelach)
Srila Prabhupada:
Ik zal voortleven in mijn boeken en jullie zullen ze
gebruiken.
(Srila Prabhupada, persconferentie, 16/7/75, San Francisco)
Reporter:
Bent u een opvolger aan het trainen?
Srila Prabhupada:
Ja, mijn goeroe-maharaja is er.
(Srila Prabhupada, persconferentie, 16/7/75, San Francisco)
“Alleen heer Caitanya kan mijn plaats innemen. Hij zal voor de beweging
zorgen.”
(Kamerconversatie met Srila Prabhupada – Hindi vertaling, 2/11/77)
53
Andere Gerelateerde Bezwaren
Interviewer:
Wat gebeurt op het onvermijdelijke moment dat een
opvolger nodig wordt?
Ramesvara:
Hij vraagt naar de toekomst, wie deze beweging in de
toekomst zal leiden.
Srila Prabhupada:
Zij zullen leiden, ik train hen.
Interviewer:
Zal er één geestelijk leider komen?
Srila Prabhupada:
Nee. Ik train de GBC, 18 over de hele wereld.
(Interview met Srila Prabhupada, 4/6/76, Los Angeles)
Reporter:
Gaat u iemand als opvolger benoemen, of heeft u dat
al gedaan?
Srila Prabhupada:
Daar ben ik nu niet mee bezig. Maar er is geen
behoefte aan één persoon.
(Interview met Srila Prabhupada, 4/6/76, Los Angeles)
Interviewer:
Ik vroeg me af of hij een opvolger heeft. Heeft u een
opvolger die uw plaats inneemt wanneer u sterft?
Srila Prabhupada:
Dat is nog niet bepaald.
Interviewer:
Volgens welk proces zouden de Hare Krsna’s….
Srila Prabhupada:
We hebben secretarissen. Zij besturen.
(Interview met Srila Prabhupada, 14/7/76, New York)
Het
feit
dat
Srila
Prabhupada
geen
van
zijn
discipelen
machtigde
om
als
diksa
-goeroe te handelen, betekent nog niet dat zij geen zuivere toegewijden waren. Een
siksa
-
goeroe kan ook een bevrijde ziel zijn. Het kan gewoon zijn dat het voor Krsna’s plan niet nodig
was dat zij de rol van
diksa
-goeroe aannamen. Toch hebben volgelingen van Srila Prabhupada
een belangrijke rol te vervullen, net als toen hij nog op de planeet aanwezig was. En die rol is
om te handelen als zijn assistent en niet als plaatsvervangend
acarya
.
“De GBC’s zouden allemaal instruerend goeroe moeten zijn. Ik ben de initiërend
goeroe en jullie zouden instruerend goeroe moeten zijn, door te onderwijzen wat ik
onderwijsendoortedoenwatikdoe.”
(SrilaPrabhupada,briefaanMadhudvisa,4/8/75)
“Soms is een
diksa
-goeroe niet altijd aanwezig. Daarom kan iemand leren van de
instructies van een gevorderde toegewijde. Deze wordt dan
siksa
-goeroe genoemd.”
(Srila Prabhupada, BG-lezing, 4/7/74, Honolulu)
Het gaat dus niet om de vraag of Srila Prabhupada zuivere toegewijden heeft voortgebracht,
maar om het feit dat hij het
ritvik
-stelsel heeft opgezet. Hoewel de
diksa
-goeroe momenteel niet
fysiek aanwezig is, blijft hij de
diksa
-goeroe. In zijn afwezigheid dienen wij de instructies te
volgen van bonafide
siksa
-goeroes, waarvan er miljoenen kunnen zijn.
De Laatste Instructie
54
9. “Zolang een goeroe de voorschriften volgt, maakt het niet uit hoe
gevorderd hij is, hij zal op den duur gekwalificeerd worden en zijn
discipelen terug naar God brengen.”
Zoals reeds besproken, kan men pas als
diksa
-goeroe actief zijn nadat men het hoogste niveau van
toegewijde dienst bereikt heeft, namelijk
maha-bhagavata
. Vervolgens dient men gemachtigd te
worden door de voorgaande
acarya
. De bovenstaande redenatie is een lasterlijke speculatie, wat wordt
geïllustreerd met het volgende citaat:
“Hoewel Prthu Maharaja feitelijk een incarnatie van de Allerhoogste Godspersoon
was, verwierp hij deze lofprijzingen, omdat de eigenschappen van de Allerhoogste
Persoon zich nog niet in hem hadden gemanifesteerd. Hij wilde erop wijzen dat
iemand die deze eigenschappen niet werkelijk bezit, zich niet door zijn volgelingen
en toegewijden mag laten verheerlijken, zelfs al zouden deze eigenschappen zich in
de toekomst wel kunnen manifesteren. Als iemand die de karaktereigenschappen
van een grote persoonlijkheid niet werkelijk bezit, zijn volgelingen zijn heerlijkheid
laat bezingen met de verwachting dat dergelijke eigenschappen zich in de toekomst
wel zullen ontwikkelen, is dat soort verheerlijking in feite een belediging.”
(
SB.
4.15.23, betekenisverklaring)
Zoals het een belediging is om tegen een blinde te zeggen dat hij ‘lotusogen’ heeft, is het eveneens
beledigend om gedeeltelijk geconditioneerde zielen te beschouwen als “even goed als God” (
GII
,
punt 8, p. 15). Niet alleen voor degene die ten onrechte wordt gevleid, maar ook voor de werkelijk
gerealiseerde zielen uit de zuivere geestelijke erfopvolging, tot aan de Allerhoogste Heer zelf.
Door “strikt te volgen” maakt een discipel vooruitgang, het is geen kwalificatie op zich. Toegewijden
verwarren het
proces
vaak met
de kwalificatie
, soms zeggen ze zelfs dat deze één en hetzelfde zijn.
Als iemand strikt alle regels volgt, betekent dit niet dat hij automatisch een
maha-bhagavata
is, of dat
hij door zijn goeroe is gevraagd om te initiëren. Als een discipel
wel
begint met initiëren voordat hij
op de juiste wijze gekwalificeerd en gemachtigd is, dan is er zeker geen sprake van “strikt volgen”.
Soms citeren toegewijden tekst 5 van
De Nectar of Instruction
(betekenisverklaring), om te bewijzen
dat een beginnende of een semigevorderde Vaisnava ook discipelen kan accepteren. Vreemd genoeg
lezen zij de rest van de zin niet, waarin er juist wordt gewaarschuwd voor zulke goeroes: “
onder zijn
gebrekkige leiding kunnen ze niet echt vooruitgang maken bij het realiseren van het hoogste
levensdoel.”
Daarna wordt er verklaard:
“Daarom moet een discipel zorgvuldig zijn in het accepteren van een
uttama-adhikari
als geestelijk leraar.”
Ongekwalificeerde goeroes worden ook gewaarschuwd:
“Men moet geen geestelijk leraar worden voordat men het niveau van
uttama-adhikari
heeft bereikt.”
(
De Nectar of Instruction,
tekst 5, betekenisverklaring)
Een goeroe die gebrekkig leidinggeeft, kan per definitie al geen
diksa
-goeroe zijn,
omdat dit de overdracht van de gehele
diyva-jnana
vereist. “Gebrekkig” betekent
55
Andere Gerelateerde Bezwaren
onvoldoende. Het spreekt voor zich dat initiërende goeroes die iemand niet kunnen
helpen “echt vooruitgang” te maken, het beste helemaal vermeden kunnen worden.
10. “Het
ritvik
-stelsel betekent per definitie het einde van de geestelijke
erfopvolging.”
De geestelijke erfopvolging, of goeroe-
parampara
, is oneindig; er is geen sprake van beëindiging.
Volgens Srila Prabhupada zal de
Sankirtan
-beweging(en dus ISKCON) nog 9500 jaar blijven bestaan.
Op de eeuwigheid is 9500 jaar niets, het is een kort moment in de eeuwigheid. In deze periode lijkt
Srila Prabhupada de “huidige schakel” in ISKCON te blijven, behalve als hij of Krsna een bevel geeft
waarin de instructie van 9 juli wordt herroepen, of als door externe omstandigheden de instructie niet
kan worden gevolgd (zoals bij een totale nucleaire vernietiging).
Vorige
acarya
’s hebben vaak lange tijd als huidige schakel in de lijn van opvolging gefungeerd,
duizenden (Srila Vyasadeva) of zelfs miljoenen jaren (zie onderstaand citaat). We zien geen enkel
probleem in de duur van Srila Prabhupada’s leiderschap als “huidige schakel”, al was het tot het einde
van de
Sankirtan
-beweging.
“Wat het
parampara
-stelsel betreft: Zulke grote onderbrekingen hoeven niemand te
verbazen (…) In de
Bhagavad- Gita
staat dat de
Gita
miljoenen jaren geleden werd
onderwezen aan de zonnegod, maar Krsna heeft maar drie namen genoemd in dit
parampara
-stelsel, namelijk Vivasvan, Manu en Iksvaku; en deze onderbrekingen
verstoren het
parampara
-stelsel niet. We moeten leren van de
acarya
en hem volgen (…)
We moeten de autoriteit van de
acarya
volgen van de
sampradaya
waartoe we behoren.”
(Srila Prabhupada, brief aan Dayananda, 12/4/68)
De 9 juli instructie is belangrijk aangezien het betekent dat Srila Prabhupada de prominente
acarya
blijft voor ISKCON-leden, zolang de gemeenschap bestaat. Alleen de directe interventie van Srila
Prabhupada of Krsna kan de laatste instructie herroepen (een dergelijk interventie moet op zijn minst
even duidelijk en ondubbelzinnig zijn als de gesigneerde instructie aan de gehele gemeenschap). Zonder
tegen-instructie blijft Srila Prabhupada de wetenschap van toegewijde dienst daarom rechtstreeks
doorgeven aan volgende generaties discipelen. Dit is een normaal verschijnsel in onze geestelijke
erfopvolging, en er is dus geen reden voor alarm. De geestelijke erfopvolging is pas “beëindigd” als
deze wetenschap van toegewijde dienst verloren raakt. In zo’n geval daalt Heer Krsna zelf neer om de
religieuze principes te herstellen. Zolang de boeken van Srila Prabhupada in circulatie zijn, zal deze
‘wetenschap’ zijn kracht en toegankelijkheid behouden.
11.“Het
ritvik
-stelselbetekentheteindevanderelatietussengoeroeendiscipel,
die al duizenden jaren traditie is.”
Het
ritvik
-stelsel verbindt talloze oprechte discipelen met de grootste
acarya
die de
aarde ooit heeft gezegend, namelijk Srila Prabhupada. Door zijn boeken te bestuderen
en hem te dienen in zijn gemeenschap, ontwikkelen deze discipelen een relatie met
Srila Prabhupada. Dit biedt ruimte aan talloze
siksa
-goeroe-discipelrelaties. Dus de
goeroe-discipelrelatie wordt allesbehalve beëindigd.
De Laatste Instructie
56
De formele details van de
diksa
-goeroe-discipelrelatie kunnen door een
acarya
worden aangepast
naargelang tijd, plaats en omstandigheden, maar het principe blijft hetzelfde:
“Srimad Viraraghava
Acarya
, een
acarya
in de geestelijke erfopvolging
van de Ramanuja-
sampradaya
, heeft in zijn commentaar opgemerkt dat
candala’s
, ofwel geconditioneerde zielen uit families lager dan
sudra
’s, ook
mogen worden geïnitieerd naargelang omstandigheden. De formaliteiten
mogen hier en daar iets veranderen om ze tot Vaisnava’s te maken.”
(
SB.
4.8.54, betekenisverklaring)
Hetprincipedatmeninitiatie accepteert van een bonafidegeestelijkleraar,zalevenminverdwijnen
of worden afgezwakt door het
ritvik
-stelsel.
Sommige mensen wijzen op de traditionele goeroes uit Indiase dorpen, als voorbeeld voor
ISKCON. Elke goeroe heeft een paar discipelen die hij persoonlijk opleidt. Hoe knus dit ook
klinkt, het heeft niks te maken met de wereldwijde missie zoals voorspeld door Heer Caitanya
en opgezet door Srila Prabhupada. In die missie is Srila Prabhupada de wereld-
acarya
met
duizenden en potentieel miljoenen discipelen. Srila Prabhupada richtte een mondiale beweging
op, waardoor iedereen in de wereld hem kan benaderen, dienen en vragen kan stellen. Waarom
zouden we een dorps goeroestelsel introduceren in ISKCON, terwijl Srila Prabhupada dit niet
heeft opgezet of opgedragen?
Als iedereen mediteert op honderden verschillende goeroes met verschillende opvattingen,
opinies en niveaus van realisatie, hoe kan er dan eenheid zijn? In plaats van deze willekeurige
benadering van het geestelijk leven, gaf Srila Prabhupada ons juist een beproefd en gedegen stelsel
dat de mogelijkheid biedt zich rechtstreeks over te geven aan hemzelf, een 100% gegarandeerd
gekwalificeerd goeroe. We weten dat hij ons nooit zal laten vallen en zo kan ISKCON een eenheid
blijven, niet slechts in naam, maar in bewustzijn.
Sommigetoegewijdenzijnbangdatzondereenopvolgingvanlevende,fysiekaanweziginitiërende
diksa
-goeroes, de wetenschap van toegewijde dienst verloren zal gaan. Dit beginsel is echter
nooit vermeld door Srila Prabhupada en maakt dus geen deel uit van onze filosofie. Zolang
het
ritvik
-stelsel van kracht blijft (nadat het heringevoerd is uiteraard), zal er een opvolging
van levende
siksa
-goeroes zijn die optreden namens een levende, doch niet fysiek aanwezige,
maha-bhagavata
. Zolang deze
siksa
-goeroes niks veranderen, geen filosofie verzinnen, niet
ongehoorzaam zijn aan belangrijke instructies en zichzelf niet onrechtmatig als
diksa
-goeroe
neerzetten, zal de wetenschap van toegewijde dienst perfect intact blijven. Als zulk wangedrag
de onvergankelijke wetenschap van
bhakti
zou bedreigen, dan zou Krishna zeker ingrijpen,
misschien wel door opnieuw een bewoner van Goloka te zenden om een nieuwe bonafide
gemeenschap op te richten. Laten we samenwerken om ervoor te zorgen dat dit niet nodig is.
57
Andere Gerelateerde Bezwaren
12. “
Ritvik
is niet de gangbare manier om de geestelijke erfopvolging
voort te zetten. De goeroe behoort alles wat hij over Krishna weet te
onderwijzen aan de discipel, terwijl hij fysiek aanwezig is. Wanneer
de goeroe de planeet verlaat, is het de taak van al zijn discipelen om
onmiddellijk zelf discipelen te gaan initiëren om de erfopvolging voort
te zetten. Dat is de gangbare handelwijze.”
Afgezien van de twee belangrijkste voorwaarden voor iedereen die wil initiëren (machtiging en
kwalificatie), is het duidelijk dat de
diksa
-activiteit in onze
parampara
enorm divers is.We hebben
waargenomen dat overtredingen van dit zogenaamde “gangbare” stelsel in vijf basiscategorieën
vallen, al kunnen dat er meer zijn:
A) Hiaten
Dit zijn alle gevallen waarbij een
acarya
in de
parampara
heengaat en er geen volgende schakel is
die direct begint met initiëren. Of wanneer de persoon die de volgende schakel wordt, niet direct
de machtiging van zijn geestelijk leraar ontvangt om te initiëren op het moment van, of vlak na,
zijn heengaan. Er was bijvoorbeeld een hiaat van ongeveer twintig jaar tussen het vertrek van
Srila Bhaktisiddhanta en de volgende bonafide initiatie in onze
sampradaya
. Tussen leden van
de geestelijke erfopvolging zijn hiaten van meer dan honderd jaar niet ongewoon.
B) Omgekeerde hiaten
Dit zijn alle gevallen waarbij een
acarya
zijn lichaam nog niet heeft verlaten, terwijl zijn discipelen
al beginnen met initiëren. Heer Brahma heeft bijvoorbeeld zijn lichaam nog niet verlaten en toch
hebbengeneratiesopvolgendegoeroesalvelemiljoenendiscipelsgeïnitieerd.SrilaBhaktisiddhanta
initieerde terwijl Srila Bhaktivinoda en Srila Gaura Kisore nog fysiek aanwezig waren. Volgens
GII
(p.23) is dit een gebruikelijk fenomeen in onze
sampradaya
.
C)
Siksa
-
diksa
-schakels
Er zijn voorbeelden waarbij een discipel zijn geestelijk leraar accepteert nadat deze de
planeet verlaten heeft. Het is vaak moeilijk om te bepalen of de vertrokken
acarya
een
siksa
- of
diksa
-goeroe is voor de discipel. Srila Prabhupada gaat gewoonlijk niet in op
de aard van deze spirituele interacties. Hij geeft bijvoorbeeld geen details over de relatie
tussen Srila Visvanatha Cakravarti Thakura en Narottama dasa Thakura, tussen wiens
levens op aarde een hiaat van ruim honderd jaar zat. We kunnen veronderstellen dat dit
een
siksa
-relatie is, maar dat is speculatie, omdat Srila Prabhupada simpelweg zegt:
“
Srila Narottama dasa Thakura accepteerde Srila Visvanatha Cakravarti als zijn
dienaar.”
(
CC. Adi
, 1)
“
...Visvanatha Cakravarti Thakura. Hij accepteerde Narottama dasa Thakura als
zijn goeroe.”
(Srila Prabhupada
SB.-lezing
17/4/76, Bombay)
Hoewel de ceremonie voor zulke discipelen doorgaans geleid wordt door iemand die fysiek
De Laatste Instructie
58
aanwezig is, zorgt dit er niet voor dat de
acarya
die is heengegaan wordt uitgesloten als
diksa
-
goeroe; net zoals een
ritvik
-ceremonie niet betekent dat de
ritvik
of de tempelpresident de
diksa
-goeroe is. Ook kregen zulke discipelen toestemming van een fysiek aanwezige autoriteit,
om een
sad
-goeroe te accepteren die niet fysiek aanwezig was. Hetzelfde zou gebeuren indien
het
ritvik
-stelsel zou worden hersteld, waarbij nieuwe discipelen van Srila Prabhupada eerst
toestemming van de tempelpresident en de
ritvik
krijgen voordat zij worden geïnitieerd.
d) Methode van initiatie
Dit zijn bijzondere initiatievormen waarbij de
diksa
-overdracht op ongewone wijze plaatsvindt.
Bijvoorbeeld tussen Heer Krishna en Heer Brahma; of Heer Caitanya die fluistert in het oor van
een Boeddhist. Interplanetaire
diksa
kon ook tot deze categorie worden gerekend. Dit is wanneer
een goeroe
diksa
-initiatie geeft aan een discipel op een andere planeet, bijvoorbeeld Manu aan
Iksvaku in de
Bhagavad Gita
(4.1).
e) Opvolgingsstelsel
Dit verwijst naar verschillende stelsels binnen onze
sampradaya
. Srila Bhaktivinoda had
bijvoorbeeld ‘een krachtige Vaisnava-zoon’als opvolger. Srila Bhaktisiddantha had een ‘zichzelf
bewijzende
acarya
’ als opvolger voor ogen. Zover wij kunnen beoordelen, liet Srila Prabhupada
een
“
rittik
- vertegenwoordiger van de
acarya
”
na
“om initiaties uit te voeren”,
waarbij
“de
nieuw- geïnitieerden de discipelen zijn van Zijne Goddelijke Genade A.C. Bhaktivedanta
Swami Prabhupada.”
Het huidige stelsel dat de voorkeur heeft van de GBC is een ‘meervoudig
stelsel van
acarya
opvolging’.
Het is duidelijk dat de aanpak van elke
acarya
uniek is; dus het is eigenlijk zinloos
om te spreken over een ‘gangbare’ manier om de
parampara
voort te zetten.
13. “Als we het
ritvik
-stelsel aannemen, wat weerhoudt ons dan om initiatie
te nemen van een vorige
acarya
, zoals Srila Bhaktisiddhanta?”
Om de volgende twee redenen is dit geen bonafide optie:
a)
Srila Bhaktisiddhanta, en andere vorige
acarya
’s, hebben geen machtiging gegeven voor een
ritvik
-stelsel dat “voortaan” actief is.
b)
We moeten de huidige schakel benaderen:
“… om de echte boodschap van het
Srimad Bhagavatam
te ontvangen, moet men
de huidige schakel, of de geestelijk leraar benaderen in de lijn van de geestelijke
erfopvolging.”
(
SB
. 2.9.7, betekenisverklaring)
Het spreekt voor zich dat Srila Prabhupada de
sampradaya acarya
is die Srila Bhaktisiddhanta
opvolgde. Srila Prabhupada is onze huidige schakel en is daarom de juiste persoon om te
benaderen voor initiatie.
59
Andere Gerelateerde Bezwaren
14. “Om de huidige schakel te kunnen zijn, moet je fysiek aanwezig zijn.”
Srila Prabhupada spreekt nooit over het bovenstaande gebod.
We kunnen ons daarom het volgende afvragen: Kan een geestelijk leraar ‘de huidige schakel’
zijn als hij fysiek afwezig is?
a)
De term ‘huidige schakel’ wordt slechts in één passage van al Srila Prabhupada’s boeken
gebruikt;erwordthierbijnietverwezennaardefysiekeaanwezigheid.Alsdefysiekeaanwezigheid
essentieel zou zijn, zou het zeker zijn vermeld.
b)
De taalkundige definities van het woord ‘huidig’ refereren niet aan fysieke aanwezigheid.
c)
Taalkundige definities van het woord ‘huidig’ kunnen gemakkelijk worden toegepast op een
fysiek afwezige geestelijk leraar en zijn boeken: ‘van nu’, ‘van deze tijd’, ‘tot het heden behorend’.
Zover we kunnen zien, kunnen alle bovenstaande definities worden toegepast op Srila Prabhupada
en zijn boeken.
d)
Het doel van het benaderen van een ‘huidige schakel’ kan volledig worden vervuld door het
lezen van Srila Prabhupada’s boeken:
“… om de echte boodschap van het
Srimad Bhagavatam
te kunnen ontvangen, moet
men de huidige schakel benaderen, of de geestelijk leraar in de lijn van de geestelijke
erfopvolging.”
(SB. 2.9.7, betekenisverklaring)
e)
Als synoniem voor ‘huidige schakel’ gebruikte Srila Prabhupada ook de term ‘rechtstreekse
acarya
’. Het woord ‘rechtstreeks’ betekent: ‘zonder intermediair’, ‘onmiddellijk’, ‘zonder
omwegen’, ‘regelrecht’, ‘direct’.
Deze definities rechtvaardigen een directe relatie met Srila Prabhupada, zonder noodzaak van
een intermediair, waarbij de fysieke aan- of afwezigheid wederom niet van belang is.
f)
Aangezien er voorbeelden zijn van discipelen die initiëren terwijl hun goeroe nog aanwezig
is, lijkt er geen directe relatie te bestaan tussen de status ‘huidige schakel’ en zijn fysieke
aan- of afwezigheid. Dus als het zelfs mogelijk is om de volgende huidige schakel te zijn in de
aanwezigheid van je eigen goeroe, waarom zou het voor een
acarya
die is heengegaan dan niet
mogelijk zijn om de huidige schakel te blijven?
Kortom, er is geen bewijs dat een huidige schakel afhankelijk is van de fysieke aanwezigheid.
15. “Na het heengaan van Srila Bhaktisiddhanta werden Srila
Prabhupada’s godbroeders allemaal initiërende
acarya
’s, dus waarom
zouden Srila Prabhupada’s discipelen niet hetzelfde doen?”
Door zich op te stellen als initiërende
acarya
’s, handelden Srila Bhaktisiddhanta’s discipelen
in strijd met de laatste instructie van de geestelijk leraar (het vormen van een GBC en op een
zichzelf bewijzende
acarya
wachten). Srila Prabhupada veroordeelde zijn godbroeders ronduit
om hun ongehoorzaamheid en hij vond ze ongeschikt om te prediken, laat staan initiëren:
De Laatste Instructie
60
“Onder mijn Godbroeders is niemand gekwalificeerd om
acarya
te worden.”
(Srila
Prabhupada Brief aan Rupanuga, 28/4/74)
“Wellicht weet je dat hij (Bon Maharaja) geen bevrijd persoon is en daarom kan hij
niet initiëren in het Krishna-bewustzijn. Het vereist een speciale zegen van hogere
autoriteiten.”
(Srila Prabhupada, brief aan Janardana, 26/4/68)
“Als iedereen zomaar initieert dan zal dat tegenstrijdige resultaten geven. Zolang
dit doorgaat, is het tot mislukken gedoemd.”
(Srila Prabhupada
Phalgun Krishnan Pancami,
vers 23, 1961)
We weten uit ervaring wat voor ravage slechts één zo’n persoon kan aanrichten aan de missie
van Srila Prabhupada. We raden aan om respect te tonen vanaf zo groot mogelijke afstand. Als
we willen leren hoe een discipel de missie van zijn geestelijk leraar moet voortzetten, moeten
we hen beslist niet als voorbeeld nemen. Ze hebben de missie van hun geestelijk leraar geschaad
en zijn zeer goed in staat om ook de ISKCON te schaden als wij dit toelaten.
Het goeroestelsel van de Gaudiya Matha is misschien de enige historische voorloper die
overeenkomsten vertoont met het M.A.S.S.; ook dit stelsel was in strijd met de duidelijke
instructies van de oprichter-
acarya
.
16. “Toen Srila Prabhupada zei dat ze geen
acarya
’s moesten worden,
bedoelde hij
acarya
met een grote ‘A’.” Dat is een
acarya
die een
organisatie leidt.”
Waar maakt Srila Prabhupada onderscheid tussen een initiërend
acarya
met een grote ‘A’ en een
kleine ‘a’? Waar spreekt hij over een specifiek soort initiërend
acarya
die een organisatie kan
leiden en over een lagere soort die dit niet kan?
17. “Het is algemeen bekend dat er drie soorten
acarya
’s zijn. Iedereen
in ISKCON accepteert dat.”
Deze opvatting is echter nooit door Srila Prabhupada onderwezen. Het werd geïntroduceerd
door Pradyumna dasa in een brief van 7/8/78 aan Satsvarupa dasa Goswami. Deze brief is later
herdrukt in het document
Under My Order
(Ravindra Svarupa dasa, 1985), en werd gebruikt als
bouwsteen voor de hervorming van het goeroestelsel in ISKCON. Het document
On My Order
Understood
(GBC, 1995) vormt op haar beurt de basis voor de initiatiedoctrine van
GII
(zoals
beschreven in de introductie). Dit document leidde tot de verandering van het zonaal
acarya
-
stelsel in het huidige M.A.S.S.:
“Ik ben bij deze definitie van
acarya
uitgegaan van de brief van Pradyumna
aan Satsvarupa dasa Goswami van 7 augustus 1978. De lezer zou deze brief
(die ik heb bijgesloten) nu moeten onderwerpen aan zorgvuldig onderzoek.”
(
Under My Order,
Ravindra Svarupa dasa, augustus 1985)
61
Andere Gerelateerde Bezwaren
In deze brief verklaart Pradyumna dat het woord
acarya
op drie manieren kan worden uitgelegd:
1.
Iemand die het levend voorbeeld is van wat hij predikt.
2.
Iemand die initiatie geeft aan een discipel.
3.
De spirituele leider van een organisatie die door de vorige
acarya
is aangesteld als
zijn opvolger.
We accepteren definitie 1, aangezien deze werd gebruikt door Srila Prabhupada. Deze
definitie is automatisch van toepassing op elke effectieve prediker, of hij nu
siksa
- of
diksa
-goeroe is.
Pradyumna verklaart in de tweede definitie dat een dergelijke
acarya
discipelen kan
initiëren en alleen als een
acaryadeva
gezien kan worden door zijn discipelen:
“Iedereen die als goeroe initiatie geeft, kan alleen ‘
acaryadeva
’ worden genoemd
door zijn discipelen. Iedereen die hem heeft geaccepteerd als goeroe moet hem alle
respect betuigen, maar dit geldt niet voor degenen die niet zijn discipelen zijn.”
(Pradyumna dasa 7/8/78)
Dit is een verzinsel.
Srila Prabhupda heeft nooit gezegd dat het absolute karakter van
een initiërend goeroe alleen door zijn discipelen dient te worden erkend, en niet door
de rest van de wereld en zelfs niet door andere Vaisnava’s in dezelfde lijn. Laten we
kijken naar de manier waarop Srila Prabhupada het woord ‘
acaryadeva
’ definieert. De
volgende weergaven komen uit Srila Prabhupada’s
vyasa-puja
offer en zijn geprint in
‘De wetenschap der zelfrealisatie’
, hoofdstuk 2, waar hij de term gebruikt in relatie
tot zijn eigen geestelijk leraar, Srila Bhaktisiddhanta:
“De goeroe, of
acaryadeva
, brengt de boodschap van de absolute wereld,
zoals we deze vinden in de bonafide geschriften…”
“… wanneer we spreken over de fundamentele betekenis van een
gurudeva
of
acaryadeva
, dan hebben we het over iets met universele waarde.”
“De
acaryadeva
voor wie we vanavond bijeengekomen zijn om onze
nederige eerbetuigingen aan te bieden, is niet de goeroe van een sektarisch
instituut of één uit vele verschillende exponenten van de waarheid.
Integendeel, hij is de
jagad
-goeroe of de goeroe van ons allemaal…”
(Srila Prabhupada, Wetenschap der zelfrealisatie, hoofdstuk 2).
SrilaPrabhupada’sgebruikendefinitievanhetwoord
acaryadeva
staatlijnrechttegenover
die van Pradyumna. Pradyumna zegt impliciet dat de term
acaryadeva
ten onrechte kan
worden toegekend aan personen die niet daadwerkelijk op dat hoogverheven niveau
zijn. Daarmee relativeert hij dus de absolute positie van de
diksa
-goeroe.
De term “
acaryadeva
” kan alleen worden toegekend aan iemand die daadwerkelijk “de
goeroe van ons allemaal” is; iemand die voor de hele wereld aanbiddenswaardig is:
“… hij wordt beschouwd als de directe manifestatie van de Heer en een
oprecht vertegenwoordiger van Sri Nityananda Prabhu. Een dergelijke
De Laatste Instructie
62
geestelijk leraar staat bekend als
acaryadeva
.”
(
CC
.
Adi
, 1.46)
In definitie 3 verklaart Pradyumna dat de term
acarya
specifiek is bedoeld voor het
hoofd van een instituut:
“Er wordt niet zomaar iemand mee bedoeld. Het betreft alleen een persoon
die specifiek door de vorige
acarya
is verkozen tot zijn opvolger. Hij is door
de vorige
acarya
boven alle anderen verkozen tot het hoofd van het spirituele
instituut dat hij leidt.(…) dit is de strikte traditie van de Gaudiya
Sampradaya
.”
(Pradyumna’s brief aan Satsvarupa dasa Goswami, 7/8/78).
We zijn het er zeker mee eens dat men eerst gemachtigd dient te zijn door de vorige
acarya
, voordat men mag initiëren (een punt dat niet eens wordt genoemd in de uitleg
van definitie 2):
“Men moet initiatie nemen van een bonafide geestelijk leraar uit de
erfopvolging, die is gemachtigd door zijn vorige
acarya
.”
(
SB.
4.8.54,
betekenisverklaring)
In dit licht schept de
acarya
als “hoofd van een geestelijk instituut”, enkel verwarring,
omdat Srila Prabhupada de
acarya
is van een instituut dat zich geheel heeft losgemaakt
van het instituut van zijn goeroe-maharaja. Volgens Pradyumna’s filosofie komt Srila
Prabhupada dus alleen in aanmerking voor een definitie 2-
acarya
. De “strikte traditie”
waar Pradyumna naar verwijst, is nooit door Srila Prabhupada ter sprake gebracht
en daarom kunnen we dit negeren. Hieronder kunnen we lezen waar Pradyumna’s
misleidende idee precies vandaan komt:
“In de verschillende Gaudiya Matha’s neemt een godbroeder gewoonlijk uit
bescheidenheid slechts een dun laken als
asana
en niet iets hogers, zelfs niet als
hij
acarya
is.”
(Pradyumna’s brief aan Satsvarupa dasa Goswami, 7/8/78)
Geen van Srila Prabhupada’s godbroeders waren gemachtigd om als
acarya
te handelen.
Menzoudenkendatwarenederigheidzichzouvertaleninhetopgevenvanonrechtmatige
handelingen, het erkennen van Srila Prabhupada’s onbetwiste positie en zich daarna
overgevenaandeware
jagad
-goeroe.HelaashebbenweinigledenvandeGaudiyaMatha
dit ooit gedaan. Het feit dat Pradyumna deze personen citeert als bonafide voorbeelden,
betekent dat hij wederom de positie van de
acaryadeva
omlaaghaalt.
“Betreffende Bhakti Puri en Tirtha Maharaja, zij zijn mijn godbroeders
en ze verdienen respect. Maar neem ze niet in vertrouwen, want
ze zijn tegen de opdracht van mijn goeroe-maharaja ingegaan.”
(Srila Prabhupada, brief aan Pradyumna, 17/2/68)
Het is een schande dat Pradyumna prabhu deze directe instructie van zijn goeroe-
maharaja negeerde en het is zeer opmerkelijk dat ISKCON’s huidige goeroe-
siddhanta
is gebaseerd op zijn afwijkende inzichten.
Dus wanneer Srila Prabhupada verklaart dat geen van zijn godbroeders gekwalificeerd
was om
acarya
te worden, is het niet relevant of hij nu een definitie 1- of een definitie
63
Andere Gerelateerde Bezwaren
3-
acarya
bedoelde. Als zij niet gekwalificeerd zijn voor definitie 1-, en dus niet het
levend voorbeeld zijn van wat ze prediken, zijn ze automatisch gediskwalificeerd voor
definitie 3. Derhalve zijn ze helemaal gediskwalificeerd om te initiëren. En als ze niet
gekwalificeerd zijn volgens definitie 3, dan zijn ze niet gemachtigd en mogen daarom
wederom niet initiëren.
Conclusie
a)
Alle predikers zouden ernaar moeten streven om een definitie 1-
acarya
of
siksa
-goeroe te worden.
b)
Pradyumna dasa’s uitleg van definitie 2 is klinkklare onzin. Het is voor iedereen
verboden, discipel of niet, om de bonafide goeroe of
acaryadeva
te beschouwen als een
gewone man. En als hij werkelijk een gewoon persoon is, dan kan hij niet initiëren en
een
acaryadeva
worden genoemd. Verder wordt er niet gesproken over de noodzaak
van de machtiging van de voorgaande
acarya
uit de geestelijke erfopvolging. Zonder
die toestemming kan niemand initiëren.
c)
Definitie 3 is het enige type
acarya
dat mag initiëren; iemand die gemachtigd is door
zijn eigen
sampradaya acarya
, ofwel geestelijk leraar. Hij is gemachtigd en kan wel
of geen hoofd van een instituut worden, dat is verder niet relevant.
BinnenISKCONhebbenalletoegewijdendeinstructieontvangenomdefinitie1-
acarya
’s
te worden; het levend voorbeeld van wat men predikt, oftewel
siksa
-goeroes. Een goede
start in die richting is het strikt opvolgen van de instructies van de geestelijk leraar.
18. “Het lijkt om iets kleins te gaan, dus hoe kunnen deze opvattingen over
de
acarya
een merkbaarongewensteffecthebben gehad op deISKCON?”
Het relativeren van de positie van de initiërend
diksa
-goeroe heeft geleid tot allerlei
verwarring binnen ISKCON. Sommige ISKCON-goeroes claimen dat zij hun discipelen
terug naar God brengen door te handelen als de huidige schakel naar Srila Prabhupada
(oprichter–
acarya
).Anderegoeroeszeggendatzijdediscipelensimpelwegintroduceren
aan Srila Prabhupada, die als werkelijke huidige schakel de discipelen terugbrengt naar
God (bijna
ritvik
- filosofie). Sommige goeroes zeggen dat Srila Prabhupada nog steeds
de huidige
acarya
is en anderen zeggen dat hij het niet is; terwijl een aantal zelf hebben
geclaimd de enige plaatsvervangend
acarya
van Srila Prabhupada te zijn. Sommige
ISKCON-goeroesgelovennogsteedsdatSrilaPrabhupada11plaatsvervangende
acarya
’s
heeft aangesteld (een mythe die ook staat beschreven in de
LA Times
); anderen geloven
dat hij 11 kleine “a”
acarya
’s aanstelde bij zijn heengaan, weer anderen geloven niet
dat hij alleen 11
ritvik
s aanstelde die zouden veranderen in kleine ‘a’
acarya
’s bij zijn
heengaan, maar dat alle discipelen van Srila Prabhupada deze mogelijkheid hadden
(behalve vrouwen schijnbaar).
Als we nogmaals terugkeren naar
GII
, wordt het duidelijk dat de GBC onzeker is over
De Laatste Instructie
64
de goeroes die ze machtigen. Terwijl men erkent dat het onzin is om de goeroes te
bestempelen als
sampradaya acarya
’s (
GII
, punt 6, p15), doet de GBC dit desalniettemin
jaar na jaar op elke Gaura Purnima in Mayapur. We hebben nu bijna honderd initiërende
goeroes, allen aangesteld met een “geen objectie” stempel van goedkeuring. Al deze
goeroes worden aanbeden als
‘saksad hari’
(zo goed als God) in harmonie met de
GBC’s eigen instructies voor discipelen (
GII
, punt 8, p. 15).
Dezeinitiërende
acarya
’swordenaangekondigdals‘huidigeschakels’vaneengeestelijke
erfopvolging van
maha-bhagavata
s die teruggaat tot duizenden jaren geleden, tot aan
de Allerhoogste Heer zelf:
“Toegewijden moeten onderdak zoeken bij de vertegenwoordigers
van Srila Prabhupada, zij zijn de huidige schakel in de geestelijke
erfopvolging.”
(
GII
, p34)
Tegelijkertijdwordtdeaspirant-discipelechterstrenggewaarschuwddatdegoedkeuring
van ISKCON
“…niet automatisch moet worden beschouwd als een vaststelling over
het niveau van God- realisatie van de goedgekeurde goeroe.”
(
GII
, sectie 2.2, p.9)
Ergens anders worden we verder gewaarschuwd:
“Wanneer een toegewijde wordt toegestaan de instructie van Srila
Prabhupada uit te dragen, door nieuwe discipels te initiëren en de
geestelijke erfopvolging uit te breiden, mag dit niet worden opgevat
als een bewijs of autorisatie dat hij een ‘
uttama adhikari
”, “zuivere
toegewijde” is, of dat hij een specifieke status van realisatie heeft
bereikt.”
(
GII
, p.15)
Deze goeroes worden niet vereerd door iedereen in de tempel, maar alleen door de eigen
discipelen op een afgescheiden plek. (
GII
, p7)- Pradyumna’s definitie van
acaryadeva
.
We hebben gezien dat een bonafide
diksa
-goeroe een gemachtigde
maha-bhagavata
moet zijn. (We hebben ook laten zien dat de
werkelijke
“instructie” voor
ritvik
s en
siksa
-goeroes bestemd was). Dus als iemand wordt beschreven als ‘huidige schakel’
of ‘initiërende goeroe’, dan claimt men dat hij een grote ‘A’ of een definitie 3
acarya
is, een ‘
uttama adhikari
of een ‘zuivere toegewijde’.
Wij achten het verkeerd om niet tegen de creatie van
diksa
-goeroes te protesteren en af
te zien van enige schuld of verantwoordelijkheid als zij verzaken. Volgens de moderne
psychologische terminologie heeft dit de naam ‘leven in ontkenning’. We weten zeker
dat Srila Prabhupada niet de intentie had om ISKCON een soort van loterij, of Russische
roulette te laten zijn, waar iemands geestelijk leven op het spel staat. Misschien moet
de GBC zich afzijdig houden van het verder goedkeuren, totdat zij honderd procent
staat achter degenen die zij goedkeurt. Ieder van ons staat uiteindelijk honderd procent
achter Srila Prabhupada als bonafide geestelijk leraar; dus het is niet onmogelijk om te
herkennen wanneer een persoon gekwalificeerd is.
Jayadvaita Swami heeft de dubbelzinnige positie van de GBC-goeroe onlangs beknopt
opgesomd:
65
Andere Gerelateerde Bezwaren
“Het woord ‘aangesteld’ is nooit gebruikt. Maar er zijn “kandidaten
om initiërend goeroe te worden”, er wordt gestemd en degenen die de
procedures doorkomen worden “ISKCON goedgekeurd” of “ISKCON
gemachtigd”. Om je vertrouwen te verhogen: aan de ene kant moedigt
de GBC aan dat je geïnitieerd wordt door een bonafide gemachtigde
ISKCON-goeroe en dat je hem vereert als God. Aan de andere kant
hanteert men een omslachtig stelsel van wetten die in het leven worden
geroepen wanneer de ISKCON- gemachtigde goeroe wegvalt. Men kan
worden vergeven als men denkt dat alle wetten en resoluties aantonen
dat de GBC nog steeds verward is over de rol van de goeroe.”
(
Where the
Ritvik
People are Right
, Jayadvaita Swami, 1996)
Bij het bekijken van de verschrikkelijke statistieken van goeroes in ISKCON, is
het weinig verassend dat zulk wantrouwen bestaat. Om nogmaals te quoten uit
Jayadvaita Swami’s document :
“FEIT:
ISKCON goeroes hebben vele Godbroeders en Godzusters
gedwarsboomd, verdrukt en verdreven.
FEIT:
ISKCON goeroes hebben geld in bezit genomen en misbruikt en
andere ISKCON bezittingen ontrokken voor hun eigen aanzien
en zintuiglijke genot.
FEIT:
ISKCON goeroes hebben onrechtmatige seksuele interactie gehad
met zowel mannen als vrouwen en misschien ook met kinderen.
FEIT:
..... (...etc, etc... )
”
(
Where the
Ritvik
People are Right
, Jayadvaita Swami, 1996)
ISKCON vertelt nieuwkomers dat de zij zelf verantwoordelijk zijn voor het zorgvuldig
onderzoeken van Srila Prabhupada’s boeken en instructies, zodat zij kunnen bepalen of
de ISKCON-goeroe de juiste kwalificatie heeft om te initiëren. Maar als een toekomstig
discipel tot de conclusie komt dat geen enkele ‘fysiek aanwezige’ goeroe aan die
maatstaf voldoet en zijn geloof in Srila Prabhupada als
diksa
-goeroe toevertrouwt,
wordt hij hardhandig weggejaagd uit de gemeenschap. Is dit echt eerlijk? Uiteindelijk
doet hij alleen wat de GBC hem heeft verteld te doen. Moet hij gestraft worden omdat
hij niet tot de ‘juiste’ conclusie komt, zeker aangezien er zulk helder en onmiskenbaar
bewijs is dat dit precies is zoals Srila Prabhupada het al vanaf het begin heeft gewild?
Is het redelijk om te verwachten dat iemand een onbreekbaar vertrouwen heeft in een
huidigeISKCON-goeroe,wanneerblijktdatdeGBChetzelfnodigvindtomeenrigoureus
strafsysteem te ontwikkelen om de goeroe in toom te houden? Een strafsysteem dat
zelf nooit is genoemd in de boeken en instructies waarvan de aankomende discipel was
gevraagd om zijn beslissing op te baseren. Een duidelijker geval van zelfinconsistentie
is moeilijk te vinden.
Het zou voor alle betrokkenen veiliger zijn als we gewoon Srila Prabhupada’s duidelijke
instructie volgen en alleen hem laten initiëren binnen ISKCON. Wie kan daartegen
protesteren?
De Laatste Instructie
66
19. “Volgens het
ISKCON Journaal
1990 waren sommige Godbroeders
van Srila Prabhupada eigenlijk
acarya
’s.”
Wie heeft dit gezegd?
• Dezelfde persoon die zei dat het woord ‘
ritvik
’niet bestaat in hetVaisnava woordenboek
(
ISKCON Journaal 1990
, p.23), zelfs terwijl deze term herhaaldelijk is gebruikt in het
Srimad-Bhagavatam
en in de brief van 9 juli die Srila Prabhupada persoonlijk signeerde.
• Dezelfde persoon die impliceerde dat Srila Prabhupada niet specifiek gemachtigd
was om te initiëren:
“Bhaktisiddhanta Sarasvati heeft niet gezegd, of een document gegeven
waarin staat, dat Swamiji (Srila Prabhupada) goeroe zal worden.”
(
ISKCON Journaal
1990, p.23).
• Dezelfde persoon die zei dat Madhava en Sridhar Maharaja bonafide
acarya
’s waren,
hoewel Srila Prabhupada heeft gezegd dat geen van hen gekwalificeerd was:
“Maar er is een stelsel in onze
sampradaya
. Dus Tirtha Maharaja, Madhav Maharaj,
Sridhar Maharaj, onze Gurudev, Swamiji – Swamiji Bhaktivedanta Swami, ze
werden allemaal
acarya
’s.”
(ISKCON Journaal 1990, p.23).
VergelijkhetbovenstaandemetwatSrilaPrabhupadadachtoveréénvandeze‘
acarya
’s’:
“Bhakti Vilas Tirtha is heel erg tegen onze gemeenschap en hij heeft
geen helder concept van toegewijde dienst. Hij is gecontamineerd.”
(Srila Prabhupada Brief aan Sukadeva, 14/11/73)
… en daarnaast zei hij over de rest:
“Ondermijn Godbroeders is niemand gekwalificeerd om
acarya
te worden.”
(Srila Prabhupada Brief aan Rupanuga, 28/4/74)
• Dezelfde persoon die recentelijk claimde dat Srila Prabhupada niet alles heeft prijsgegeven
en dat het nodig kan zijn om een
rasika
-goeroe te benaderen om hogere kennis te ontvangen.
20. “Srila Prabhupada sprak soms positief over zijn Godbroeders.”
Het is waar dat Srila Prabhupada incidenteel op een diplomatieke wijze omging
met zijn godbroeders, door naar Sridhar Maharaja te refereren als zijn
siksa
-goeroe
etc. Srila Prabhupada was ook een warm persoon en had oprechte zorg en affectie
voor zijn godbroeders, altijd proberend om manieren te vinden ze te betrekken in de
67
Andere Gerelateerde Bezwaren
sankirtan
-beweging. We moeten ons echter wel realiseren dat indien zij oprechte
acaryadeva
s waren geweest, Srila Prabhupada
nooit
slecht over ze had gesproken, niet
eens een enkele keer. Het beschrijven van bonafide
diksa
-goeroes als “ongehoorzaam”,
“afgunstige slangen”, “honden”, “varkens”, “wespen” etc., zou op zichzelf een serieuze
overtreding zijn en daarom niet iets dat Srila Prabhupada gedaan zou hebben. Om te
illustreren op welke manier Srila Prabhupada zijn godbroeders zag, zullen we gedeeltes
van een kamerconversatie tonen, waarin Bhavananda een pamflet leest die is uitgebracht
door Tirtha Maharaja’s
matha
:
Bhavananda:
het start met een grote opdruk, “
Acaryadeva
Tridandi
SwamiSrilaBhaktivilasaTirthaMaharaja.Allegeleerde
mannen zijn zich bewust dat in de donkere dagen van
India, toen de Hindu religie in groot gevaar was…”
Srila Prabhupada:
(lacht)… dit is onzin.
Het is duidelijk wat voor een type van “
acaryadeva
” Srila Prabhupada beschouwde
dat Tirtha Maharaja was (dezelfde Tirtha die als bonafide
acarya
werd genoemd
in het eerder genoemde
ISKCON journaal
van 1990). Later beschrijft het pamflet
hoe Srila Bhaktisiddhanta zo fortuinlijk was om een magnifieke persoonlijkheid
bij zich te hebben om de missie te vervolgen.
Bhavananda:
“...Op het juiste moment, had hij (Srila
Bhaktisiddhanta) een groot persoonlijkheid die
goedwillig zijn schouders…”
Srila Prabhupada:
“Kijk nu toch. Hij had een grote persoonlijkheid”.
Hij
is die persoonlijkheid. Hij zal dat duidelijk maken.
(later)… Niemand accepteert hem… Waar is zijn
grootheid? Wie kent hem? Kijk dan toch. Dus hij is een
planaanhetmakenomzichzelfalsgrotepersoonlijkheid
te verklaren… (Tirtha Maharaja) is erg afgunstig op
ons. Deze dwazen kunnen problemen veroorzaken.”
(Kamer Conversatie, 19/1/76, Mayapur).
Bonafide
acarya’s
kunnen nooit worden beschreven als afgunstige dwazen die louter
problemen willen veroorzaken. Helaas veroorzaken sommige leden van de Gaudiya
Matha zelfs nu nog steeds problemen. Het meest veilige plan lijkt om respect te tonen
vanaf een afstand.
21. “We weten dat bonafide
acarya
’s niet zo gevorderd hoeven te zijn,
omdat ze soms terugvallen.”
Srila Prabhupada verklaart het tegenovergestelde:
De Laatste Instructie
68
“
Een bonafide geestelijk leraar behoort voor eeuwig tot de geestelijke
erfopvolging en hij wijkt niet af van de instructies van de Allerhoogste
God.”
(BG. 4.42, betekenisverklaring)
22. “Maar vorige
acarya
’s beschrijven zelfs wat een discipel moet doen
wanneer zijn geestelijk leraar afwijkt.”
Deze afwijkende goeroes kunnen per definitie nooit leden van de eeuwige geestelijke
erfopvolging zijn geweest. Zij waren juist onbevrijde, zelf gemachtigde familiepriesters
die zich voordeden als initiërende
acarya
’s. Bonafide leden van de geestelijke
erfopvolging wijken nooit af:
“God is altijd God, Goeroe is altijd Goeroe.”
(
de Wetenschap van de Zelfrealisatie
, hoofdstuk 2)
“Als hij slecht is, hoe kan hij dan Goeroe worden?”
(
de Wetenschap van de Zelfrealisatie
, hoofdstuk 2)
“De zuivere toegewijde blijft altijd uit de greep en invloed van Maya.”
(
SB.
5.3.14)
“Er is geen mogelijkheid dat een eerste klas toegewijde zal vallen.”
(
CC. Madhya
, 22.71)
“Een geestelijk leraar is altijd bevrijd.”
(Srila Prabhupada Brief aan Tamal Krsna, 21/6/70)
In Srila Prabhupada’s boeken is er geen enkel voorbeeld van een formeel gemachtigde
diksa
-goeroeinonzegeestelijkeerfopvolging,dieooitafwijktvanhetpadvantoegewijde
dienst. De weigering van Sukracarya wordt soms gebruikt om te valideren dat
acarya
’s
vallen, of geweigerd kunnen worden, maar dit voorbeeld is hoogst misleidend aangezien
hijnooiteengemachtigdlidvanonzegeestelijkeerfopvolgingisgeweest.HeerBrahma’s
verleden met zijn dochter wordt soms genoemd, hoewel het
Srimad-Bhagavatam
duidelijk vermeld dat deze incidenten plaatsvonden voordat Heer Brahma het hoofd
van onze
sampradaya
werd. Toen de discipel Nitai naar Heer Brahma refereerde als
voorbeeld dat een
acarya
kan vallen, was Srila Prabhupada dan ook uiterst discontent:
Aksayananda:
Er is me recentelijk door een toegewijde verteld dat de
acarya
geen zuivere toegewijde hoeft te zijn.[…]
Srila Prabhupada:
Wie is die dwaas? […]
Aksayananda:
Hij zegt het. Nitai zegt het. Hij zegt het in deze
context. Hij zegt dat Heer Brahma de
acarya
in
de
Brahmasampradaya
is, maar toch is hij soms
aangetrokken tot passie. Dus het lijkt niet juist. […]
69
Andere Gerelateerde Bezwaren
Srila Prabhupada:
Hij verzint het. Daarom is hij een dwaas. Daarom is hij
een dwaas. Is Nitai een autoriteit geworden? […] Hij
bedacht iets oliedoms en dat spreekt hij uit. Daarom is
hij een grotere dwaas. Deze dingen blijven doorgaan.
(Ochtendwandeling, Vrindavan, 10 December, 1975)
Volgens Srila Prabhupada kunnen alleen ongemachtigde goeroes worden verleid door rijkdom
en vrouwen.
Ondanks dat er in Srila Prabhupada’s boeken niet wordt gesproken over bonafide
goeroes die afwijken, besteedt het boek van de GBC (
GII
) een hele sectie over wat een
discipel zou moeten doen bij het afwijken van zijn goeroe! Het hoofdstuk beschrijft
allereerst het belang van het benaderen van een huidige schakel, waarbij men niet
mag “overslaan”(
GII
p. 27). De auteurs doen vervolgens het tegenovergestelde door
verschillende vorige
acarya
’s te quoten, in een poging om principes te hanteren die
nooit zijn onderwezen door Srila Prabhupada. De goeroes die worden beschreven door
deze voormalige
acarya
’s, kunnen nooit bonafide leden zijn geweest van de
parampara
:
“Narada Muni, Haridasa Thakura en soortgelijke
acarya
’s die speciaal zijn
bekrachtigdomdeheerlijkhedenvandeHeerteverspreiden,kunnennietterugvallen
naar het materiële platform.”
(SB. 7.7.14, betekenisverklaring)
Het gevaar van ‘overslaan’zoals uitgedragen in
GII
, wordt duidelijk gedemonstreerd in
het hoofdstuk over ‘herinitiatie’ (op zichzelf een term die nooit door Srila Prabhupada
of een vorige
acarya
is gebruikt). In de vraag en antwoord sectie (
GII
, vraag 4, p.35)
staan de condities beschreven waarop men een goeroe mag afwijzen. In de uitleg staat:
“Gelukkig is de kern van dit onderwerp voor ons opgehelderd door Srila
Bhaktivinoda Thakura in zijn
Jaiva Dharma
en door Srila Jiva Gosvami
in zijn
Bhakti Sandarbha.
”
(
GII
, p.35)
Het woord ‘gelukkig’ impliceert juist ongelukkigerwijs dat
“aangezien Srila Prabhupada
heeft nagelaten om ons te vertellen wat we moeten doen wanneer een goeroe afwijkt, we net
zo goed over hem heen kunnen stappen naar al deze vorige acarya
’s.
”
Maar Srila Prabhupada
vertelde ons dat alles wat we over het geestelijk leven moesten weten, staat beschreven in
zijn boeken. Waarom introduceren wij stelsels die nooit zijn genoemd door onze
acarya
?
23. “Maar wat is er verkeerd aan het consulteren van vorige
acarya
’s?”
Niks, zolang we ze niet gebruiken om nieuwe principes toe te voegen die nooit door
onze eigen
acarya
zijn genoemd. Het idee dat een bonafide goeroe kan afwijken, is
totaal vreemd aan alles dat Srila Prabhupada onderwees. De problematische discussies
over de ‘afkomst van de
jiva’
ontstaan door de neiging om de
acarya
over te slaan:
“… we moeten de vorige
acarya
’s zien via Prabhupada. We kunnen
Prabhupada niet overslaan en dan naar hem terugkijken door de ogen
De Laatste Instructie
70
van de vorige
acarya
’s.”
(
Onze oorspronkelijke positie,
GBC-uitgave, pag.163)
Hoe kunnen we “de vorige
acarya
’s zien via Srila Prabhupada”, als er nieuwe principes worden
geadopteerd die nooit zijn genoemd door Srila Prabhupada?
Zelfs als de interpretatie over de vorige
acarya
’s , die de GBC in
GII
geplaatst heeft, correct
was, kunnen we deze nog steeds niet gebruiken om Srila Prabhupada’s leringen te veranderen
of te verruimen. Dit is duidelijk uitgelegd in twee verzen van het boek
Sri Krsna Bhajanamtra
door Srila Narahari Sarakara.
GII
zou deze verzen genoemd moeten hebben, aangezien de thesis
van
GII
is ondersteund met andere verzen van hetzelfde boek.
Vers 48:
“Het kan zijn dat een discipel de instructies hoort van een andere gevorderde
Vaisnava, maar na die goede instructie gewonnen te hebben, moet hij deze
brengen naar zijn eigen geestelijk leraar en dit aan hem presenteren. Na
deze gepresenteerd te hebben moet hij opnieuw luisteren naar dezelfde
leringen van zijn geestelijk leraar met de juiste instructies.”
Vers 49:
“… een discipel die luistert naar de woorden van andere Vaisnavas, zelfs als
hun instructies juist en waar zijn, maar deze leringen niet verifieert bij zijn
eigengeestelijkleraareninplaatsdaarvandirectpersoonlijkdezeinstructies
accepteert, wordt beschouwd als een slecht discipel en een zondaar.”
Ons nederige verzoek is om het
GII
boek te herschrijven op een manier die
overeenkomt met het bovenstaande bevel, zodat de GBC consistent blijft.
Dit is in het belang van de geestelijk levens van alle leden van ISKCON.
24. “Waarom heeft Srila Prabhupada niet uitgelegd wat er gedaan moet
worden wanneer een goeroe afwijkt?”
Volgens Srila Prabhupada’s laatste instructie is hij degene die tot ver in de toekomst de
initiaties zal verrichten. Als gemachtigde schakel in de geestelijke erfopvolging was er geen
mogelijkheid om ook maar één seconde af te wijken van de weg van zuivere toegewijde
dienst:
“De bonafide geestelijk leraar is altijd bezig met zuivere toegewijde dienst aan de
Allerhoogste Persoonlijkheids God.”
(
CC. Adi
, 1.46)
Srila Prabhupada onderwees dat een goeroe alleen valt als hij niet op de juiste manier is
gemachtigd om te initiëren:
“… soms, als een geestelijk leraar niet op de juiste manier is gemachtigd en
alleen op zijn eigen initiatief een geestelijk leraar wordt, is het mogelijk dat hij
wordt verleid door het vergaren van rijkdom en een groot aantal discipelen.”
(
Nectar van Devotie
pag. 116).
71
Andere Gerelateerde Bezwaren
Als een goeroe valt is dit het beslissende bewijs dat hij nooit op de juiste manier was
gemachtigd door zijn voorganger
acarya
. Zelfs als geen enkele ISKCON-goeroe ooit
was gevallen, zou men nog steeds legitiem kunnen vragen waar de machtiging om te
initiëren vandaan komt.
Het is lastig voor de GBC om citaten zoals hierboven te accepteren, omdat
dit onplezierige en bedreigende consequenties met zich meebrengt. Alle
ISKCON-goeroes claimen dat zij tot hetzelfde niveau en onder dezelfde voorwaarden zijn
gemachtigd (de zogenaamde ‘instructie’ van Srila Prabhupada die voor allen even relevant
is). Het is een feit dat velen van hen zichtbaar zijn gevallen en dit bewijst dat de ‘instructie’
verkeerd was begrepen. Geen van hen zou kunnen vallen als zij daadwerkelijk op de juiste
manier waren gemachtigd. Zij zouden dan inderdaad allemaal
maha-bhagavata
s zijn:
“Een geestelijk leraar is altijd bevrijd.”
(Srila Prabhupada brief 21/6/70)
25. “Zodra één van Srila Prabhupada’s discipelen perfectie bereikt, wordt
het
ritvik
-stelsel overbodig.”
Soms wordt het bovenstaande oordeel bestempeld als ‘soft
ritvik
’. Het rust op de voorwaarde dat
het
ritvik
-stelsel
alleen
was opgezet omdat er tot het moment van Srila Prabhupada’s heengaan
geen gekwalificeerde discipelen waren.
Deze voorwaarde is echter speculatief omdat Srila Prabhupada dit nooit heeft gezegd. Er is
geen bewijs dat het
ritvik
-stelsel alleen was opgezet wegens een gebrek aan gekwalificeerde
personen en dat de instructie alleen geldt totdat er een gekwalificeerd persoon is. Deze visie heeft
als ongewenst effect dat het
ritvik
-stelsel slechts op de tweede plaats komt en dat dit stelsel zal
veranderen, terwijl het eigenlijk Krsna’s perfecte plan is. Het maakt het in de toekomst tevens
mogelijk voor een charismatisch gewetenloos persoon om devotie te pretenderen en het stelsel
te stoppen.
Zelfs als er momenteel gekwalificeerde
uttama adhikari
discipelen aanwezig zijn, moet men nog
steeds het
ritvik
-stelsel volgen. Zoals we al eerder hebben aangegeven, heeft een gekwalificeerd
persoon geen reden om niet de instructies van Srila Prabhupada op te willen volgen.
Misschien dat de instructies die Srila Bhaktisiddhanta heeft achtergelaten aan de Gaudiya Matha
hebben gezorgd voor bovenstaande misvatting. Srila Prabhupada vertelde dat zijn Goeroe
Maharaja had gevraagd om een GBC te vormen en dat er na verloop van tijd een zichzelf
bewijzende
acarya
zou opstaan. Zoals bekend heeft de Gaudiya Matha dit niet opgevolgd en
was het resultaat catastrofaal. Sommige toegewijden geloven dat we ook moeten wachten op
een zichzelf bewijzende
acarya
en aangezien deze op elk moment kan verschijnen, is het
ritvik
-
stelsel er alleen om een tijdelijk gat te vullen.
Het is moeilijk om deze theorie te accepteren, omdat de instructies die Srila Bhaktisiddhanta
aan zijn discipelen achterliet, verschillen met de instructies
die Srila Prabhupada aan ons
achterliet. In de instructies van Srila Prabhupada stond zonder twijfel dat de GBC moest
De Laatste Instructie
72
doorgaan met het besturen van de gemeenschap, maar er wordt niet gesproken over het ontstaan
van een zichzelf bewijzende
acarya
voor ISKCON. Daarvoor in de plaats richtte hij een
ritvik
-stelsel op, waarbij hij “voortaan” de
acarya
zou blijven. Het is duidelijk dat we als
discipelen, Srila Prabhupada niet kunnen overslaan en Srila Bhaktisiddhanta gaan volgen.
Als Srila Prabhupada van Krishna opgedragen had gekregen dat zijn gemeenschap op korte
termijn zou worden overgenomen door een nieuwe
acarya
, dan zou hij dit laten blijken in zijn
laatste instructies. Daarvan in de plaats gaf hij de instructie dat alleen
zijn
boeken zouden worden
gedistribueerd en dat deze boeken de wet zouden zijn voor de komende tienduizend jaar. Wat
zou een toekomstig
acarya
nog kunnen toevoegen? Srila Prabhupada heeft de beweging die
elke voorspelling en uitleg van de leraren uit de geestelijke erfopvolging vervult, al in het leven
geroepen voor de tijdsduur van de
Sankirtan
- beweging.
Hoe kan het voor een nieuwe zelfbewijzende
diksa
-goeroe mogelijk zijn om te verschijnen in
ISKCON, terwijl Srila Prabhupada de enige persoon is die het is toegestaan om
diksa
te geven?
Sommigen hebben aangegeven dat
acarya
’s de macht hebben om dingen te veranderen. Dit zou
kunnen betekenen dat een nieuwe
acarya
het
ritvik
-stelsel binnen ISKCON kan veranderen.
Maar zou een gemachtigde
acarya
ooit de directe instructies van de vorige
acarya
tegenspreken?
Dit zou de autoriteit van de vorige
acarya
zeker afzwakken. Het zou ongetwijfeld zorgen voor
verwarring en perplexiteit onder de volgers, die voor de pijnlijke keuze staan welke instructies
zij moeten volgen.
Zulke zorgen smelten weg bij het lezen van de laatste instructie. Er wordt simpelweg niet
gesproken over de ‘soft’
ritvik
instructie. De brief zegt alleen “voortaan”. Wanneer men verklaart
dat het zal eindigen bij het verschijnen van een nieuwe
acarya
, of perfecte discipel, dan wordt
de eigen interpretatie verkozen boven een perfect duidelijk verzoek. De brief ondersteunt alleen
een ‘hard’
ritvik
begrip, dat wil zeggen:
Zolang als de gemeenschap bestaat, zal Srila Prabhupada degene zijn die initieert binnen
ISKCON.
Dit komt overeen met het idee dat Srila Prabhupada het succes van zijn missie al zelfstandig heeft
opgezet (zie bezwaar 8: “Zeggen jullie dat Srila Prabhupada geen zuivere toegewijde creëerde?”).
Aangezien de brief van 9 juli alleen de 11 oorspronkelijk aangestelde
ritvik
s machtigde, claimt
men soms dat het stelsel moet stoppen wanneer de 11 genomineerde personen sterven, of
afwijkend gedrag vertonen.
Dit is nogal een extreem argument. In de brief van 9 juli staat immers niet dat
alleen
Srila
Prabhupada
ritvik
s kan kiezen, of dat de lijst van actieve
ritvik
s nooit veranderd mag worden.
Er zijn andere bestuurstelsels door Srila Prabhupada in het leven geroepen, zoals de GBC zelf,
waar nieuwe leden worden toegevoegd of verwijderd wanneer dat nodig is. Het is onlogisch
om er één bestuurstelsel uit te halen en deze dan totaal anders te behandelen dan de andere
soortgelijke stelsels. Vooral omdat Srila Prabhupada nooit zelfs maar een hint heeft gegeven
dat het
ritvik
-stelsel anders moet worden behandeld dan andere stelsels die hij persoonlijk in
het leven heeft geroepen.
Om de één of andere reden is dit argument populair geworden, dus we nodigen de lezer uit om
73
Andere Gerelateerde Bezwaren
de volgende punten te overwegen:
1)
In het Topanga Canyan transcript stelt Tamal Krsna Goswami, terwijl hij zich
voorbereidt om de lijst met geselecteerde
ritvik
s te typen, de volgende vraag:
Tamal Krsna:
Srila Prabhupada, is dit alles of wilt u er nog meer
toevoegen?
Srila Prabhupada:
Als het nodig is, mogen er anderen worden
toegevoegd.
(Pyramid House confessions, Topanga Canyon, 3/12/80)
Als enkele of alle
ritvik
s zouden sterven of van het pad zouden afwijken, zou dat zeker worden
gezien worden als een “noodzakelijke” omstandigheid om meer
ritvik
s toe te voegen.
2)
De 9 juli brief definieert
ritvik
als “vertegenwoordiger van de
acarya
”. Het past perfect
binnen de verantwoordelijkheid van de GBC om iemand te selecteren of te verwijderen als
vertegenwoordiger van Srila Prabhupada. Dit kan zijn als
sannyasi
s, tempelpresidenten, of
inderdaad GBC-leden zelf. Momenteel verlenen zij goedkeuring aan
diksa
-goeroes, die directe
vertegenwoordigers van de Allerhoogste Persoonlijkheids Gods zouden moeten voorstellen.
Dus het zou gemakkelijk binnen hun capaciteit liggen om een paar naamgevende priesters te
selecteren, die verantwoordelijk handelen ten behoeve van Srila Prabhupada.
3)
De 9 juli brief laat zien dat het Srila Prabhupada’s intentie was om (voortaan) een
ritvik
-stelsel
actief te laten zijn. Srila Prabhupada maakte de GBC tot de hoogste besturende autoriteit, zodat de
GBC alle stelsels die hij in leven had geroepen, kon behouden en reguleren. Het
ritvik
-stelsel was
zijn stelsel om initiaties te besturen. Het is de taak van de GBC om het stelsel te onderhouden en
personeel toe te voegen of te verwijderen, zoals ze al doen op alle gebieden waar ze gemachtigd
zijn om te leiden.
4)
De brieven gedateerd op 9, 11 en 21 juli impliceren allemaal dat de lijst nog veranderingen
kon ondergaan. Dit wordt duidelijk door het gebruik van woorden als “tot zo ver” “zoverre”,
“voorlopige lijst”, etc. Dit laat zien dat er een mechanisme moet zijn waardoor meer
ritvik
s
kunnen worden toegevoegd, al moet dit nog worden uitgevoerd.
5)
Wanneer men een instructie probeert te begrijpen, zal men vanzelfsprekend naar de
bedoeling
achter de instructie zoeken. De brief verklaart dat Srila Prabhupada “enkele van zijn ervaren
discipelen aanstelde om actief te zijn als “
rittik
”- vertegenwoordiger van de
acarya
, met als
doel
om initiaties uit te voeren...”. Ook staat in de brief dat Srila Prabhupada op dat moment “tot zo
ver” elf namen had gegeven. Het doel van een gehoorzame discipel is om het doel van het stelsel
te begrijpen en dit doel te bewerkstelligen. Het doel van de laatste instructie was duidelijk niet om
alle toekomstige initiaties te binden aan een ‘elite’groep individuen (“sommige (…) zoverre”) die
uiteindelijk zouden sterven, waardoor het initiatieproces binnen ISKCON zou eindigen. Het doel
was juist om te verzekeren dat initiaties in zijn geheel konden doorgaan van dat moment af aan.
Zolang er behoefte is aan initiatie moet het stelsel daarom blijven bestaan. Het toevoegen van
meer “ervaren discipelen”, die handelen als “vertegenwoordigers van de
acarya
” op momenten
dat dit nodig is, zorgt er dus voor dat het stelsel de gewenste uitwerking blijft hebben.
6) Met Srila Prabhupada’s wilsverklaring samengenomen (deze wijst erop dat alle toekomstige
De Laatste Instructie
74
directeuren van permanente bezittingen in India alleen kunnen worden geselecteerd uit zijn
“geïnitieerde discipelen”), wordt het duidelijk dat het Srila Prabhupada’s intentie was om het
stelsel onbeperkt te laten draaien, waarbij de GBC het geheel simpelweg moet besturen.
Dit gezegd hebbende, is het altijd mogelijk dat Srila Prabhupada zijn order intrekt als hij dat wilt.
Zoals eerder vermeld, moet de tegen-instructie op zijn minst even duidelijk en onmiskenbaar
zijn als de persoonlijke gesigneerde brief die het
ritvik
-stelsel eerst vastlegde. Met Krishna en
zijn zuivere toegewijden is alles mogelijk:
Newsday verslaggever:
Momenteel bent u de leider en de
geestelijk leraar. Wie zal uw plaats
innemen?
Srila Prabhupada:
Krishna zal bepalen wie mijn plaats inneemt.
(Interview, 14/7/76, New York).
We vinden het echter veiliger om de instructies te volgen die wel door onze
acarya
zijn gegeven,
dan om te speculeren over instructies die misschien wel of niet in de toekomst komen, of nog
erger dan ze zelf te verzinnen.
26. “
Ritvik
voorstanders willen zich gewoon niet overgeven aan een
goeroe.”
Deze beschuldiging is gebaseerd op de misvatting dat men zich alleen aan een fysiek aanwezig
geestelijk leraar kan overgeven.Als dit het geval zou zijn, dan zouden geen van Srila Prabhupada’s
eerdere discipelen zich op dit moment kunnen overgeven aan hem. Overgeven aan de geestelijk
leraar betekent dat men de instructies volgt en dit kan zowel worden gedaan als hij fysiek aan- of
afwezig is. Het doel van ISKCON is om de juiste begeleiding en aanmoediging te verstrekken
aan alle bezoekers door middel van potentieel ongelimiteerde
siksa
relaties. Wanneer de huidige
GBC zichzelf overgeeft aan de instructie van Srila Prabhupada, zal dit stelsel anderen vanzelf
meer en meer inspireren om zich over te geven. Uiteindelijk zal dit misschien zelfs de harde
kern van
ritvik
activisten overhalen om hetzelfde te doen.
Zelfs als alle
ritvik
aanhangers daadwerkelijk te koppig zijn om zich over te geven aan een goeroe,
maakt dat de instructie van 9 juli nog steeds niet onjuist. Het feit dat
ritvik
voorstanders zich
schijnbaar niet willen overgeven, zou de GBC zelfs oplettender moeten maken om de instructies
van Srila Prabhupada op te volgen, al is het alleen om het contrast aan te tonen.
27. “Maar wie zal begeleiding en toegewijde dienst geven als er geen
diksa
-goeroes zijn?”
Er zal een
diksa
-goeroe zijn: Srila Prabhupada; en begeleiding en toegewijde dienst worden op
dezelfde wijze gegeven als toen hij aanwezig was, door zijn boeken te lezen en door
siksa
-goeroe
relaties met andere toegewijden.Wanneer iemand zich voor 1977 aansloot bij de tempel, werd deze
75
Andere Gerelateerde Bezwaren
begeleid door de
bhakta
leider, de
sankirtan
leider, bezoekende
sannyasi
s, de kok, de
pujari
, de
tempelpresident,etc.Hetwasergbijzonderomrechtstreekspersoonlijkebegeleidingtekrijgenvan
SrilaPrabhupada;infeiteontmoedigdehijconstantzulkeinteractie,zodathijzichkonconcentreren
op het schrijven. Ons verzoek is dat alles blijft doorgaan zoals opgezet door Srila Prabhupada.
28. “Op drie momenten verklaart Srila Prabhupada dat je een fysieke
goeroe nodig hebt en toch rust jullie hele positie op het idee dat dit niet
nodig is.”
“Zodra we daarom een beetje vorderen richting Krsna, dan zal Hij ons
vanuit het hart bevorderlijke instructies geven, zodat we geleidelijk
vooruitgang maken. Krsna is de eerste geestelijk leraar en wanneer we meer
geïnteresseerd raken dan moeten we naar een fysieke geestelijk leraar gaan.”
(Srila Prabhupada
BG
-lezing, 14/8/66, New York)
“ Omdat Krsna is gesitueerd in ieders hart. Eigenlijk is hij de geestelijk leraar,
caitya-goeroe.
Dus om ons te helpen, komt hij naar buiten als de fysieke geestelijk
leraar.”
(Srila Prabhupada
SB
.-lezing, 28/5/74, Rome)
“Daarom wordt God
caitya
-
goeroe
genoemd, de geestelijk leraar in het
hart. En de fysieke geestelijk leraar is Gods genade (…). Hij zal je
helpen van binnenuit en van buitenaf, van buitenaf in de vorm van de
geestelijk leraar en van binnenuit als de geestelijk leraar in het hart.”
(Kamerconversatie met Srila Prabhupada, 23/5/74)
Srila Prabhupada gebruikte de term ‘fysieke goeroe’ wanneer hij uitlegde dat we in de
conditionele fase niet louter op de begeleiding van de
caitya
-goeroe of Superziel kunnen
vertrouwen. Het is noodzakelijk dat we ons overgeven aan de externe manifestatie van de
Superziel. Dit is de
diksa
-goeroe. Een dergelijk geestelijk leraar, die wordt beschouwd als een
bewoner van de geestelijke wereld en een intiem gezelschap van Heer Krsna is, verschijnt
alleen in zijn fysieke vorm om de
gevallen geconditioneerde zielen te begeleiden. Vaak
schrijft een dergelijk soort geestelijk leraar fysieke boeken; hij geeft lezingen die
met fysieke oren gehoord kunnen worden en die worden opgenomen op fysieke
opnamemachines; hij kan fysieke
murti’s
achterlaten en zelfs een fysieke GBC die
kan besturen wanneer hij fysiek is heengegaan.
Srila Prabhupada onderwees echter
nooit
dat de fysieke goeroe ook
fysiek aanwezig
moet zijn om als goeroe te kunnen handelen. Als dit het geval zou zijn, dan is
momenteel niemand zijn discipel. Als de goeroe altijd fysiek aanwezig moet zijn
om transcendentale kennis over te geven, dan zouden na het heengaan van Srila
Prabhupada, al zijn discipelen opnieuw geïnitieerd moeten worden. Tevens waren
duizenden van Srila Prabhupada’s discipelen geïnitieerd zonder contact te hebben
gehad met het fysieke lichaam van Srila Prabhupada.
Toch wordt het geaccepteerd
dat zij de geestelijk leraar hebben benaderd, ondervraagd, en gediend. Ook zijn
zij geïnitieerd en hebben zij zich overgegeven aan de geestelijk leraar. Niemand
De Laatste Instructie
76
beweert dat de bovenstaande drie quotes hun initiaties nutteloos en ongeldig maken.
29. “Kan de
diksa
-goeroe geen geconditioneerde ziel zijn?”
Eerder is verklaard dat er slechts in één gedeelte van alle leringen van
Srila Prabhupada specifiek wordt gesproken over de kwalificatie van een
diksa
-goeroe (
CC
.
Madhya
, 24.330). Dit is het gedeelte van het
Caitanya-caritamrta
dat zich specifiek met
diksa
bezighoudt. Het citaat stelt duidelijk vast dat de
diksa
-goeroe een
maha-bhagavata
moet zijn. Het is belangrijk om Srila Prabhupada’s
gebruik van de woorden “moeten”, “moeten” en “alleen” op te merken. Het is niet
mogelijk om meer uitgesproken te zijn.
Er zijn
geen
citaten die verklaren dat de
diksa
-goeroe een geconditioneerde ziel kan
zijn. Dit is niet verassend, omdat Srila Prabhupada anders een tegenstelling in de
goeroe-tattva
zou prediken. Er zijn wel citaten die de
impressie
kunnen geven dat zij
het idee van een niet bevrijde goeroe ondersteunen, maar deze vallen gebruikelijk in
twee categorieën:
1)
Citaten die de kwalificatie van een
siksa
-goeroe behandelen: deze quotes maken
duidelijk hoe makkelijk het is om als goeroe te handelen, dat zelfs kinderen dit kunnen
en bij deze quote wordt vaak gerefereerd aan Heer Caitanya’s
amara ajnaya
vers.
2)
Citaten die het
proces
beschrijven hoe men goeroe kan worden: deze quotes hebben
gebruikelijk het woord ‘worden’ in zich. Dus door het beschreven proces ‘strikt te
volgen’, zal men vorderen en zichzelf kwalificeren voor goeroeschap. Op deze manier
‘wordt’ men goeroe. De quotes zeggen nooit dat de kwalificatie van de
resulterende
goeroe minder is dan een
maha-bhagavata
. Deze quotes beschrijven doorgaans alleen
het proces.
We hebben dit beknopt gehouden, omdat dit een onderwerp is waarover een ander
document
geschreven kan worden; nog belangrijker is dat dit onderwerp niet
direct relevant is voor het onderwerp in kwestie, namelijk wat voor instructies Srila
Prabhupada werkelijk gaf. Dat de
diksa
-goeroe een
maha-bhagavata
moet zijn,
betekent niet dat we een
ritvik
-stelsel moeten hanteren, of dat Srila Prabhupada dit
stelsel heeft opgezet. Zelfs als de vereiste kwalificatie van een
diksa
-goeroe minimaal
is, betekent dit omgekeerd ook niet dat Srila Prabhupada geen instructies gaf om een
ritvik
-stelsel te hanteren. We moeten simpelweg onderzoeken wat Srila Prabhupada
wel
deed
en dat volgen; niet wat Srila Prabhupada
kan
of
zou
gedaan kunnen hebben.
Dit document behandelt alleen de werkelijke laatste instructies van Srila Prabhupada.
30. “Srila Prabhupada heeft de GBC de bestuurlijke macht gegeven en
zij hebben gekozen voor deze manier van initiëren.”
• SrilaPrabhupadaheeftdeGBCnooitgemachtigdomookmaaréénvandebestuurstelsels
77
Andere Gerelateerde Bezwaren
te veranderen die door hem in het leven zijn gebracht:
“Besloten: De GBC (Governing Body Commission) is opgericht
door
Zijn
Goddelijke
Genade
A.C.
Bhaktivedanta
Swami
Prabhupada om Hem te vertegenwoordigen bij het besturen van de
Internationale Gemeenschap voor Krishna Bewustzijn, waarvan Hij de
Oprichter-
Acarya
en allerhoogste autoriteit is. De GBC accepteert
Zijn goddelijke instructies als haar leven en ziel en erkent dat het in
alle aspecten compleet afhankelijk is van Zijn genade. De GBC heeft
geen andere functie of doel dan het uitvoeren van de instructies die zo
vriendelijk zijn gegeven door Zijne Goddelijke Genade, en behoudt
en verspreidt Zijn Onderricht in zuivere vorm aan de wereld.”
(Definities van de GBC, Resolutie 1, GBC-notulen 1975)
“Het bestuurstelsel blijft doorgaan zoals het nu is, en er is geen reden
voor een verandering.”
(Srila Prabhupada’s Wilsverklaring, 4 juni, 1977)
• Het
ritvik
-stelsel was zijn gekozen manier om initiaties te besturen binnen ISKCON.
De GBC moet zorgen dat het soepel verloopt, en niet een eigen stelsel starten en hun
eigen filosofie ontwikkelen:
“De maatstaven heb ik al gegeven aan jullie, probeer deze nu ten allen
tijde in stand te houden onder de standaard procedures. Probeer geen
vernieuwingen te creëren of te produceren, dat zal alles verpesten.”
(Srila Prabhupada Brief aan Bali Mardan en Pusta Krsna, 18/9/72)
“De GBC is reeds in het leven geroepen om de norm van onze Krishna Bewustzijn
Gemeenschap te behouden, dus zorg dat de GBC waakzaam is. De volledige
instructies heb ik jullie al gegeven in mijn boeken.”
(Srila Prabhupada brief aan
Satsvarupa, 13/9/70)
“Ik heb oorspronkelijk 12 GBC-leden aangesteld en ik heb deze 12 zones gegeven
om te beheren en besturen, maar jullie hebben simpelweg alles veranderd door een
akkoord, dus ik weet niet wat dit voorstelt.”
(Srila Prabhupada Brief aan Rupanuga,
4/4/72)
“Wat zal er gebeuren wanneer ik hier niet ben, zal alles worden verpest door de
GBC?”
(Srila Prabhupada Brief aan Hansadutta, 11/4/72)
De GBC zou alleen moeten handelen binnen de kaders die zijn gegeven door Srila
Prabhupada. Het doet ons pijn om te zien dat het bestuurlijk orgaan dat Srila Prabhupada
vertegenwoordigt, op welke manier dan ook compromissen sluit, aangezien het zijn
verlangen was dat iedereen samenwerkt onder de directie van de GBC.
Laten we allemaal samenwerken onder de leiding
van Srila Prabhupada’s laatste instructie.
De Laatste Instructie
78
Conclusie
We hopen dat de lezer een diepere waardering heeft gekregen voor de uiterst belangrijke
laatste instructie van Srila Prabhupada over toekomstige initiaties binnen ISKCON.
We verontschuldigen ons als deze presentatie iemand heeft beledigd; dit was niet onze
intentie, dus vergeef ons alstublieft voor onze tekortkomingen.
In het begin van dit document is benadrukt dat we er zeker van zijn dat eventuele fouten
niet bewust zijn gemaakt. Het is daarom niet nodig om een heksenjacht te starten of
om onnodig energie te verspillen aan het beschuldigen van mensen. Het is een feit
dat er automatisch verwarring ontstaat wanneer de
acarya
heengaat. Wanneer men in
overweging neemt dat de beweging is voorbestemd om nog minstens 9.500 jaar mee te
gaan, zijn tientallen jaren van verwarring inderdaad niet erg lang. Het is nu tijd om te
verwerken wat er verkeerd is gegaan, om te leren van onze fouten en dan het verleden
achter ons laten, zodat we samen kunnen bouwen aan een beter ISKCON.
Het kan nodig zijn om het
ritvik
-stelsel rustig, misschien in fases, in te passen. Misschien
kan het zelfs voor een korte periode samengaan met het huidige M.A.S.S., zodat er
geen grote spanningen en onrust ontstaan. Zulke zaken dienen zorgvuldig overwogen en
besproken te worden. Zolang we als doel hebben om Srila Prabhupada’s laatste instructie
te herstellen, moet er daarbinnen zorgvuldig worden omgegaan met de gevoelens van
iedereen. We moeten toegewijden met zorg en bedachtzaamheid behandelen, waarbij
ze tijd krijgen om zich aan te passen. Als er een grootschalig programma kan worden
geïntroduceerd, waarin Srila Prabhupada’s leer en instructies over de goeroe en initiatie
systematisch worden gepresenteerd, dan hebben we er vertrouwen in dat het hele
gebeurenvrijsnelmetminimaleonrustengekwetstegevoelens,omgedraaidkanworden.
Wanneer er is overeengekomen dat het
ritvik
-stelsel de juiste weg voorwaarts is, zal
het nodig zijn om een afkoelperiode in te bouwen, waarin de vijandigheid tussen beide
zijdes kan afnemen. Er zullen momenten moeten worden gecreëerd waar beide partijen
kunnen samenkomen en vriendschappen kunnen sluiten. Helaas is er momenteel
een aanzienlijke onvolwassenheid, zowel van sommige
ritvik
voorstanders als van
anderen. Wij geloven zeker niet dat we noodzakelijk anders of beter zouden handelen,
als we ten tijden van Srila Prabhupada’s heengaan senior toegewijden waren geweest.
Waarschijnlijk hadden we de situatie slechter gemaakt.
Onze ervaring is dat vele ISKCON-toegewijden nooit echt de kans hebben gehad om
de
ritvik
kwestie nauwkeurig in detail te bestuderen. Dit geldt zelfs nog meer voor de
senior toegewijden. Helaas is de vormgeving van sommige
ritvik
-literatuur, gevuld
met persoonlijke aanvallen en erg weinig filosofie, al genoeg om vele mensen te laten
afhaken. In onze ogen kan de GBC deze kwestie het best zelf oplossen. Met de juiste
informatie voor handen, hebben wij er vertrouwen in dat alles na verloop van tijd op
de juiste manier wordt aangepast. Dit zal zeker wenselijker zijn dan constant onder
druk gezet te worden door een groep gepikeerde toegewijden, waarvan sommigen ook
hun eigen agenda kunnen hebben die niet op dezelfde lijn ligt met Srila Prabhupada’s
laatste instructie.
Natuurlijk zijn wij ook onderhevig aan de vier tekortkomingen van de geconditioneerde
78
79
Andere Gerelateerde Bezwaren
ziel en daarom verwelkomen we opmerkingen en kritiek. Onze grootste hoop bij het
schrijven van dit boekje is dat een discussie geprikkeld wordt over één van de meest
langdurigeenmoeilijkecontroversiesinISKCONsindshetheengaanvanZijnGoddelijke
Genade, waardoor een oplossing misschien dichterbij komt. Vergeef alstublieft onze
overtredingen. Alle eer aan Srila Prabhupada.
Alleen Srila Prabhupada kan ons verenigen.
De Laatste Instructie
80
80
Wat is een
Ritvik?
Ritviks
worden vaak op twee manieren verkeerd gedefinieerd:
1)
Als onbelangrijke priesters, die als functionarissen simpelweg op robotachtige manier
spirituele namen uitdelen.
2)
Als aankomende
diksa
-goeroes die handelen als
ritvik
s totdat ze volledig gekwalificeerd zijn
om namens zichzelf te initiëren.
We vergelijken deze definities met de rol die Srila Prabhupada aan een
ritvik
heeft gegeven.
Eerst kijken we naar definitie 1) De functie van een
ritvik
is een zeer verantwoordelijke positie.
SrilaPrabhupadakoosspecifiek11toegewijdendiezichzelfalhaddenbewezendoorhooggeplaatste
verantwoordelijke posities binnen zijn missie te bekleedden. Hij trok de namen niet simpelweg
uit een hoed. Dus ook al bestond de functie voor een betrekkelijk groot gedeelte uit routine, toch
zouden zij wel de eerste zijn die afwijkingen konden opmerken van de strikte noodzakelijke
initiatienormen. Omdat de meeste burgers de wet volgen, bestaat de taak van een politieagent
grotendeels uit routine, maar is hij toch vaak de eerste persoon die weet wanneer misdragingen
zijn gepleegd. Srila Prabhupada uitte vaak zijn bezorgdheid over het feit dat initiatie alleen mocht
plaatsvinden indien een student minstens zes maanden 16 rondes per dag chant, de vier reguliere
principes volgt, zijn boeken leest etc. Als een tempelpresident aanbevelingen zou sturen voor
studenten die faalden op één van deze essentiële gebieden, dan zou de
ritvik
de macht hebben om
de initiatie tegen te houden. Op deze manier zou de
ritvik
verzekeren dat de standaarden binnen
ISKCON hetzelfde bleven als op de dag dat Srila Prabhupada de planeet verliet.
Een
ritvik
moet zelf zeker strikt de orders van Srila Prabhupada volgen en zou derhalve een
gekwalificeerde
siksa
-goeroe zijn. Of de
ritvik
een
siksa
, ofwel instructiegevende relatie, met
de geïnitieerde personen zou hebben, is een ander onderwerp. Het kan zijn dat hij dat wel heeft
en het kan zijn dat hij dat niet heeft. Voor een toegewijde die deze positie inneemt, is zijn
ritvik
-
portfolio afgescheiden en verschillend van zijn
siksa
-goeroe portfolio, alhoewel de twee elkaar
soms kunnen overlappen.Tijdens Srila Prabhupada’s aanwezigheid was een ontmoeting tussen de
nieuw geïnitieerde toegewijden en de
ritvik
niet eens nodig. Geregeld werd de initiatieceremonie
uitgevoerd door de tempelpresident, die de nieuwe naam van de aangestelde
ritvik
ontving.
Tegelijkertijd zien we geen reden waarom een
ritvik
geen nieuwe geïnitieerde discipelen zou
ontmoeten en zelfs de ceremonie zou uitvoeren, mits zo’n afspraak geaccepteerd wordt op het
niveau van de lokale tempel.
We onderzoeken de tweede definitie. Zoals we meerdere malen hebben vermeld, moet men
een volledig gemachtigde
maha-bhagavata
zijn, om discipelen te kunnen aannemen. Voordat
Srila Prabhupada heenging liet hij een stelsel achter dat het, voor iemand anders dan hemzelf,
illegaal maakte om te initiëren binnen ISKCON. Daarom is er buiten Srila Prabhupada, in de
gehele toekomst van ISKCON, geen machtiging voor wie dan ook om te initiëren ten behoeve
van zichzelf. Dus zelfs als een
ritvik
, of wie dan ook, het niveau van
maha-bhagavata
behaalt,
moet hij nog steeds het
ritvik
-stelsel volgen als hij in ISKCON wilt blijven. We hebben een
instructie gekregen op 9 juli 1977 en daarin staat niet dat de
ritvik
s ooit
diksa
-goeroes worden.
81
Conclusie
Wat doen
ritvik
s en hoe zijn ze geselecteerd:
a)
De
ritvik
accepteert de discipel, koppelt de nieuwe geïnitieerde aan een spirituele naam,
chant op kralen en voor de tweede initiatie geeft hij de
gayatri mantra
- dit allemaal ten behoeve
van Srila Prabhupada (zie de 9 juli brief op pagina 97). Deze methode is gekozen door Srila
Prabhupada, waarbij verantwoordelijke toegewijden het overzicht over de initiatieprocedures
en maatstaven binnen ISKCON moesten houden. De tempelpresident stuurt de aanbevelingen
naar de
ritvik
en deze onderzoekt de aanbevelingen om te verzekeren dat de toekomstige discipel
voldoet aan de benodigde norm van toegewijde beoefening.
b)
Een
ritvik
is een priester en moet daarom een gekwalificeerde
brahmana
zijn. Tijdens het
selecteren van
ritvik
s deed Srila Prabhupada eerst het voorstel om “ervaren
sannyasi
s” te kiezen,
maar hij selecteerde ook personen die geen
sannyasi
s waren (zie de 7 juli conversatie in de
bijlagen). De gekozen
ritvik
s waren ervaren, verantwoordelijke mannen die moesten garanderen
dat het initiatieproces over de hele wereld op de juiste manier verliep.
c)
Toekomstige
ritvik
s kunnen door de GBC geselecteerd worden. De manier waarop
ritvik
s
zouden worden geselecteerd, teruggeroepen of verwijderd, zou praktisch identiek zijn aan de
manier waarop
diksa
-goeroes binnen ISKCON momenteel worden bestuurd door de GBC. Dit
ligt ongetwijfeld binnen het door Srila Prabhupada gegeven machtsgebied van de GBC, die de
autoriteit had om ervaren personen te selecteren en beoordelen, zoals
sannyasi
s, administrateuren,
zone secretarissen, etc. Ook Tamal Krishna Goswami geeft in de Topanga Canyon gesprekken
uit 1980 toe dat meer
ritvik
s konden worden toegevoegd door de GBC (zie bijlagen).
Dus kortom, het stelsel zou exact hetzelfde werken als het deed toen Srila Prabhupada nog op
de planeet was. De gemoedstoestand, visie, relatie tussen de verschillende partijen etc. zouden
onveranderd doorgaan zoals het voor een korte periode van vier maanden was in 1977. Zoals
Srila Prabhupada specifiek verklaarde in de tweede paragraaf van zijn testament:
“Het bestuurstelsel zal blijven doorgaan zoals het nu is en er is geen reden
voor verandering.”
De Laatste Instructie
82
Diksa
“
Diksa
is het proces waardoor men zijn transcendentale kennis kan aanwakkeren, en alle
reacties die zijn veroorzaakt door zondige activiteiten kan overwinnen. Een persoon die
deskundig is in het bestuderen van de geopenbaarde geschriften kent dit proces als
diksa.
”
(
C.C. Madhya
, 15:108, betekenisverklaring)
DI
DIVYA-JNANA
KSAPAYATI
STANDVASTIGHEID -----‘Werkelijke’ initiatie
AANBEVELING--------------Tempel president
FORMELE EED--------------Aan de
diksa-
goeroe
VUUR
YAJNA
------------------Tempel president
GEVEN VAN NAAM---------
Ritvik
DIVYA-JNANA
-----------------
Diksa
-goeroe
BEVRIJDING -----------------
Diksa
-goeroe
KSA
Ksapayati
- ‘vernietigt’
(
S.B.
4.24.61)
Dit is de woord- voor- woord
vertaling van dit vers. Het
verwijst naar het vernietigen
van zondes, gegeven in de
bovenstaande definitie van
diksa
.
Op het pad zijn
er verschillende
siksa-
goeroes,
inclusief
vartm-
apradasaka
,
de
tempelpresident,
en natuurlijk de
diksa-
goeroe.
“Er zijn twee woorden,
divya-jnana. Dvivajnana
betekent transcendentaal, spirituele kennis. Dus
divya
is
di
en
jnanam
,
ksapayati
verklaart het,
dat is
ksa, di-ksa
. De combinatie wordt
Diksa
genoemd. Dus
diksa
betekent de initiatie om
transcendentale activiteiten te beginnen. Dat
wordt initiatie genoemd.”
(Srila Prabhupada lezing 22 februari, 1973)
83
Diagrammen
DE BRIEF VAN 9 JULI SPREEKT
ALLEEN OVER
RITVIK
MOET WORDEN
AANGEPAST DOOR DE
TAPE VAN 28 MEI
MODIFICATIE B
Verander onmiddellijk in
diksa-
goeroes
MODIFICATIE A
Stop werkzaamheden
bij heengaan
DE TAPE SPREEKT TEN
EERSTE MODIFICATIE
A TEGEN
SPREEKT
ALLEEN OVER
DIKSA
NADAT ER
EEN INSTRUCTIE
IS GEGEVEN
ZORGT ER NIET VOOR
DAT DE
RITVIK
ALLEEN
KAN HANDELEN IN DE
AANWEZIGHEID VAN
DE GOEROE
MAAKT TEVENS
DUIDELIJK DAT DE
RITVIK
GEEN GOEROE IS
GEEN GOEROE EN
VANZELFSPREKEND
BLIJFT MEN
RITVIK
TOT ER EEN
INSTRUCTIE KOMT OM
GOEROE TE WORDEN
DUS GEEN BEWIJS,
MAAR WEL BEWIJS
VOOR HET
TEGENOVERGESTELDE
OP DE TAPE WORDT
DE INSTRUCTIE
NIET GEGEVEN
DUS MEN CLAIMT
MEN DAT DE
RITVIK
INSTRUCTIE
DE INSTRUCTIE IS
VERWIJZEN NAAR
AMARA AJNAYA
,
OM TE CLAIMEN DAT DE
RITVIK
INSTRUCTIE =
DIKSA
INSTRUCTIE
MAAR
AMARA AJNAYA
IS ALLEEN
EEN INSTRUCTIE OM DE GOEROE
TE VOLGEN EN OM TE PREDIKEN,
DIT IS WAT EEN
RITVIK
OOK DOET
GEEN BEWIJS
ANDER BEWIJS VOOR
MODIFICATIES
MAAR DIT IS DE INSTRUCTIE
DIE IN DE EERSTE PLAATS
AANGEPAST MOEST WORDEN!
DUS IS MEN TERUG BIJ AF
De Laatste Instructie
84
85
Moet de goeroe fysiek aanwezig zijn?
“Fysieke aanwezigheid is immaterieel. Het ontvangen van het transcendentale
geluid afkomstig van de geestelijk leraar zou de lijdraad in het leven moeten zijn.
Dat maakt ons geestelijke leven succesvol. Als mijn afwezigheid je erg raakt, kun je
mijn foto’s neerzetten op mijn plek en dit zal een bron van inspiratie voor je zijn.”
(SP brief aan Brahmananda en andere studeren, 19/1/67)
“
Herinner altijd dat ik altijd bij je ben. Wanneer je altijd aan me denkt, dan denk
ik ook altijd aan jou. Ook al zijn we fysiek niet bij elkaar, we zijn spiritueel niet
gescheiden. Dus we moeten ons alleen bekommeren om de spirituele connectie.”
(SP brief aan Gaurasundara, 13/11/69)
“We moeten daarom associëren door vibratie en niet door fysieke aanwezigheid. Dat is werkelijke
associatie.”
(SP lezingen SB, 18/08/68)
“Er zijn twee concepten, het fysieke concept en het vibratie concept. Het fysieke concept
is tijdelijk. Het vibratie concept is eeuwig.[…] Wanneer we ons gescheiden voelen van
Krsna of de geestelijk leraar, moeten we proberen om hun woorden of instructies te
herinneren. Dan zullen we die gescheidenheid niet meer voelen. Zulke associatie met
Krsna en de geestelijk leraar zou moeten geschieden door vibratie en niet door fysieke
aanwezigheid. Dat is werkelijke associatie.”
(
Elevation to Krsna Consciousness, hoofdstuk
4)
“Al is de materiële visie dat Zijne Goddelijke Genade Srila Bhaktisiddhanta Sarsavati Thakura
Prabhupadaisheengegaanuitdezemateriëlewereldopdelaatstedagvandecember1936,beschouw
ik zijn Goddelijke Genade nog steeds als aanwezig door zijn
vani
, zijn woorden. Er zijn twee
manieren van associatie – door
vani
en door
vapuh
.
Vani
betekent door woorden en
vapuh
betekent
defysiekeaanwezigheid.Fysiekeaanwezigheidissomswelmogelijkensomsniet,maar
vani
blijft
altijdbestaan.Daarommoetenwegebruikmakenvande
vani
ennietvandefysiekeaanwezigheid.”
(
C.c. Antya
, afsluitende woorden)
“
Daarom moeten we het voordeel benutten van de
vani,
niet van de fysieke aanwezigheid.”
(SP
brief aan Suci Devi Dasi, 4/11/75)
“
Ik zal jullie persoonlijk blijven begeleiden, of ik nu wel of niet fysiek
aanwezig
ben,
zoals
ik
begeleiding
krijg
van
mijn
goeroe
Maharaja.”
(SP Kamer Conversatie, Vrindavan, 14/7/77)
Moet de goeroe fysiek aanwezig zijn?
86
“
Mensen denken soms ten onrechte dat ze geen zorg kunnen dragen voor
hun financiële lasten als ze met toegewijden omgaan. Deze gedachte wordt
hier tegengesproken met de verklaring dat men niet rechtstreeks lichamelijk
met bevrijde mensen moet omgaan, maar door de problemen van het leven
te begrijpen via filosofie en logica.”
(
S.B.
3:31:48, betekenisverklaring)
“
Ik ben altijd bij je. Dat ik fysiek afwezig ben, maakt niet uit.”
(SP brief aan Jayananda, 16/9/67)
Paramananda:
“Simpelweg door uw leringen en instructies, voelen we
uw aanwezigheid altijd erg sterk, Srila Prabhupada. We
mediteren altijd op uw instructies.”
Srila Prabhupada:
“Dank jullie wel. Dat is werkelijke aanwezigheid.
Fysieke aanwezigheid is niet belangrijk.”
(SP Kamer Conversatie, 6/10/77, Vrndavana)
“Je schrijft dat je het verlangen hebt om in mijn associatie te zijn, maar waarom
vergeet je dat je altijd in mijn associatie bent? Wanneer je me helpt met mijn
predikactiviteiten, denk ik altijd aan je en jij denkt altijd aan mij. Dat is werkelijke
associatie. Net zoals ik altijd op elk moment denk aan mijn Goeroe Maharaja, ook
al is hij niet fysiek aanwezig. En omdat ik hem zo goed mogelijk probeer te dienen,
weet ik zeker dat hij me helpt door zijn spirituele zegeningen. Dus er zijn twee
soorten van associatie: fysiek en via onderwijzingen. Fysieke associatie is niet zo
belangrijk als associatie via onderwijzingen.”
(SP brief aan Govinda Dasi, 18/8/69)
“
Wat betreft mijn zegeningen, daarvoor is mijn fysieke aanwezigheid niet nodig. Als je
Hare Krishna chant, mijn instructies opvolgt, de boeken leest en alleen Krsna prasadam
eetetc.,danisergeenmogelijkheiddatjedezegeningenvanHeerCaitanyanietontvangt.
Zijn missie probeer ik nederig voort te zetten.”
(SP brief aan Bala Krsna, 30/6/74)
“
Iedereen die een vastbesloten vertrouwen heeft ontwikkeld in de Heer en de geestelijk
leraar, kan de geopenbaarde geschriften begrijpen. Dus behoud je huidige instelling
en je geestelijke vooruitgang zal succesvol zijn. Ik ben er zeker van dat je zelfs
zonder mijn fysieke aanwezigheid in staat bent om alle geestelijke werkzaamheden
van het Krishna Bewustzijn uit te voeren, mits je de bovenstaande principes volgt.”
(SP Brief aan Subala, 29/9/67)
“
Dus ook al is het fysieke lichaam niet aanwezig, de vibratie moet worden geaccepteerd
87
De Laatste Instructie
als de aanwezigheid van de geestelijk leraar, vibratie. Hetgeen we hebben gehoord van
de geestelijk leraar, dat is levend.”
(SP Brief, 13/1/69, Los Angeles)
Toegewijde:
“… soms is de geestelijk leraar ver weg. Hij kan in Los
Angeles zijn. Iemand komt naar de tempel in Hamburg
en denkt ‘Hoe kan de geestelijk leraar tevreden gesteld
worden?’”
Srila Prabhupada:
“Volg gewoon zijn instructie. De geestelijk leraar is bij
je door zijn woorden. Net zoals mijn geestelijk leraar
niet fysiek aanwezig is, maar ik associeer met hem door
zijn woorden.”
(SP Lezing, 18/08/71)
“Ik ben aan het werk en mijn goeroe Maharaja is er, Bhaktisiddhanta Sarasvati.
Fysiek is hij er misschien niet, maar hij is aanwezig bij elke handeling.”
(SP Kamer Conversatie, 2/5/77, Vrindavan)
“
Dus dat wordt
prakata
genoemd, fysieke aanwezigheid. En er is een ander stadium dat
aprakata
wordt genoemd, niet fysiek aanwezig. Maar dat betekent niet dat Krsna, of
God dood is. Dat betekent het niet,
prakata aprakata,
wel of niet aanwezig, dat maakt
niet uit.”
(SP Lezing 11/12/73, Los Angeles)
“
Dus spiritueel gezien is er geen sprake van gescheidenheid, ook al is er
fysiek misschien een grote afstand.”
(SP brief aan Syama Dasi, 30/08/68)
“
Ik ging naar jullie land om deze informatie over het Krsna Bewustzijn te verspreiden
en jullie helpen me in mijn missie. Ook al ben ik niet fysiek aanwezig, geestelijk ben
ik altijd bij jullie.”
(SP brief aan Nandarani, Krsna Devi en Subala, 3/10/67)
“We zijn niet daadwerkelijk gescheiden. Er zijn twee –
Vani
of
Vapuh
– waarvan Vapu
bestaat uit fysieke aanwezigheid en
Vani
is aanwezigheid door vibratie, maar ze zijn
hetzelfde.”
(SP brief aan Hamsadutta, 22/6/70)
“Dus in de afwezigheid van de fysieke presentie van de geestelijk leraar, is de
vaniseva
het meest belangrijk. Mijn geestelijk leraar Sarasvati Goswami lijkt fysiek afwezig te
zijn, maar omdat ik probeer zijn instructies te volgen, voel ik me nooit gescheiden van
hem.”
(SP brief aan Karandhara, 22/8/70)
Moet de goeroe fysiek aanwezig zijn?
88
“Ik voel me ook niet gescheiden van mijn goeroe Maharaja. Wanneer ik ben
toegewijd in zijn dienst, geven zijn foto’s me genoeg kracht. Het dienen
van de woorden van de leraar is belangrijker dan hem fysiek te dienen.”
(SP brief aan Syamasundara, 19/7/70)
Volg de instructie, niet het lichaam
“
Wat betreft de associatie met de goeroe, ik was slechts 4 of 5 keer met mijn
goeroe Maharaja, maar ik heb zijn associatie nooit losgelaten, niet eens voor een
moment. Omdat ik zijn instructie volg, heb ik nooit enige gescheidenheid gevoeld.
Er zijn enkele godbroeders hier in India die wel constant persoonlijke associatie
hadden met goeroe Maharaja, maar zij geven geen aandacht aan zijn instructies.
Dit is precies zoals een insect die op de schoot van een koning zit. Hij kan erg
opgeblazen zijn door zijn positie, maar het enige dat hij kan doen is de koning
bijten. Persoonlijke associatie is niet zo belangrijk als associatie door te dienen.”
(SP brief aan Satyadhana, 20/2/72)
“Dus spiritueel aanwezig of afwezig, er is geen verschil… spiritueel is er geen
verschil, aanwezig of afwezig. Dus ook al is dit de verdwijningdag van Om
Visnupada Sri Srimad Bhaktisiddhanta Sarasvati Thakura, er is geen reden om te
treuren, al voelen we gescheidenheid.”
(SP Lezing, Los Angeles 13/12/73)
“Dus mijn goeroe Maharaja zal erg, heel erg tevreden over jullie zijn… het is niet
dat hij dood en weg is. Dat is geen spiritueel begrip… hij kijkt. Ik voel me nooit
alleen.”
(SP Lezing, 2/3/75)
“
Vani
is belangrijker dan
vapuh
.”
(SP brief aan Tusta Krishna Das, 14/12/72)
“Ja ik ben blij dat je centrum het zo goed doet en alle toegewijden de aanwezigheid
van hun geestelijk leraar waarderen door zijn instructies te volgen, ook al is hij daar
niet aanwezig. Dit is de juiste instelling.”
(SP brief aan Karandhara, 13/9/70)
“De geestelijk leraar kan met zijn woorden tot het hart van de lijdende persoon
doordringen en het vullen met bovenzinnelijke kennis, dat is het enige middel
waarmee de brand van het materieel bestaan kan worden geblust.”
(S.B. 1.7.22, betekenisverklaring)
“Er zijn twee woorden,
vani
en
vapuh
.
Vani
betekent woorden en
vapuh
betekent
het fysieke lichaam.
Vapuh
zal eindigen. Dit materiële lichaam zal eindigen, dat
is de natuur. Maar als we de
vani
behouden, de woorden van de geestelijk leraar,
dan blijven we sterk gefixeerd… als je de connectie naar de woorden en de hogere
instructies altijd intact houdt, dan ben je altijd fris. Dit is geestelijke begrip.”
(SP lezing, 2/3/75)
“Dus we zouden meer de nadruk moeten leggen op de geluidvibratie, of van
Krishna, of van de geestelijk leraar. Denk nooit dat ik afwezig ben. Fysieke
89
Volg de instructie, niet het lichaam
90
90
aanwezigheid is niet essentieel; aanwezigheid door berichten (of door te horen) is werkelijk
contact.”
(SP brief aan leerlingen, 2/8/67)
“Geen enkele materiële situatie kan de overdracht van de geestelijke kennis verhinderen.”
(S.B. 7.7.1, betekenisverklaring)
“De potentie van het transcendentale geluid wordt nooit verminderd doordat de spreker
afwezig lijkt te zijn.”
(S.B. 2.9.8, betekenisverklaring)
“De leerling en de geestelijk leraar zijn echter nooit gescheiden, omdat de geestelijk leraar
altijd bij de leerling is zolang deze de aanwijzingen van zijn geestelijk leraar strikt opvolgt.
Dit heet de omgang van
vani
. Fysieke aanwezigheid noemt men
vapuh
. Zolang de geestelijk
leraar lichamelijk aanwezig is, moet de leerling zijn lichaam van dienst zijn, en wanneer hij
niet langer fysiek aanwezig is, moet de leerling de instructies van de geestelijk leraar dienen.”
(S.B. 4:28:47, betekenisverklaring)
“Als er geen mogelijkheid is om de geestelijk leraar rechtstreeks te dienen, zou een
toegewijde hem moeten dienen door zijn instructies te herinneren. Er is geen verschil tussen
de instructies en de geestelijk leraar zelf. In zijn afwezigheid zouden zijn instructies daarom
moeten dienen als de trots van de leerling.”
(C.c. Adi 1.35, betekenisverklaring)
“Hij leeft altijd voort in zijn goddelijke instructies en de volger leeft met hem.”
(S.B. Voorwoord)
“Degene die verklaart dat Vaisnavas sterven redeneren onjuist, omdat er wordt geleefd in
geluid.”
(Bhaktivinoda Thakura)
“Ja, de ecstasy van het gescheiden zijn van de geestelijk leraar is zelfs groter dan de ecstasy
bij het ontmoeten van hem.”
(SP brief aan Jadurani, 13/1/68)
“Krsna en Zijn vertegenwoordiger zijn hetzelfde. Net zoals Krsna gelijktijdig aanwezig kan
zijn op miljoenen plekken, zo kan ook de geestelijk leraar aanwezig zijn waar de leerling dat
wilt. Een geestelijk leraar is het principe, niet het lichaam. Net zoals televisie kan worden
gezien op duizenden plekken door het principe van elektrische signalen.”
(SP brief aan Malati, 28/5/68)
“ Het is beter om Krsna en de geestelijk leraar te dienen in een gevoel van gescheidenheid;
soms brengt het rechtstreeks dienen risico’s met zich mee.”
(SP Letter to Madhusudana, 30/12/67)
91
De Laatste Instructie
De boeken zijn genoeg
Toegewijde:
“Srila Prabhupada, hoe is het mogelijk om uw instructies
te ontvangen wanneer u niet meer bij ons bent?
Bijvoorbeeld bij vragen die opkomen…”
Srila Prabhupada:
“Nou de vragen worden beant… antwoorden staan in
mijn boeken.”
(SP ochtendwandeling, Los Angeles, 13/5/73)
“Dus benut alle tijd die je kunt vinden om mijn boeken door en door te bestuderen. Dan
worden al je vragen beantwoord.”
(SP brief aan Upendra, 7/1/76)
“Als er de mogelijkheid is om naar de tempel te gaan, benut dat voordeel dan. Een tempel
is een plaats waar men de mogelijkheid heeft om directe devotionele dienst te verlenen aan
de Allerhoogste Heer Sri Krishna. Tevens moet je mijn boeken altijd dagelijks lezen en al je
vragen zullen beantwoord worden en je Krishna bewustzijn krijgt een stevige basis. Op deze
manier zal je leven perfect zijn. “
(SP brief aan Hugo Salemon, 22/11/74)
“Iedereen van jullie moet als gewoonte onze boeken tweemaal per dag lezen, in de ochtend en
avond en dan zullen alle vragen automatisch worden beantwoord.”
(SP brief aan Randhira, 24/01/70)
“In mijn boeken wordt de filosofie van het Krsna Bewustzijn volledig uitgelegd, dus als er iets
is dat je niet begrijpt, moet je het simpelweg opnieuw en opnieuw lezen. Door dagelijks te lezen
zal de kennis aan je worden
onthuld
en door dit proces zal je spirituele leven ontwikkelen.”
(SP brief aan Brahmarupa Dasa, 22/11/74)
Srila Prabhupada:
“Zelfs een moment van associatie met een pure
toegewijde – alle succes!”
Revatinandana:
“Geldt dat voor het lezen van de woorden van een pure
toegewijde?”
Srila Prabhupada:
“Ja”
Revatinandana:
“Zelfs een kort moment van associatie door uw boeken
heeft hetzelfde effect?”
Srila Prabhupada:
“Effect. Natuurlijk vereist het twee dingen. Iemand
moet het erg graag willen.”
(SP kamer conversatie, 13/12/70)
Paramahamsa:
“Ik heb de volgende vraag: wanneer een pure toegewijde
commentaar geeft op de
Bhagavad-Gita
, en als iemand
in contact komt met zijn commentaar zonder hem fysiek
te zien, is dit dan hetzelfde?”
91
De boeken zijn genoeg
92
Srila Prabhupada:
“Ja.JekuntmetKrsnaassociërendoorde
Bhagavad-Gita
te lezen. En deze heilige personen hebben hun uitleg
gegeven, hun commentaar. Dus wat is het probleem?
(SP Ochtendwandeling, Parijs 11/6/74)
“Dus er valt niks nieuws te zeggen. Ik heb alles al gezegd in mijn boeken. Probeer
dit nu te begrijpen en blijf je inzetten. Of ik wel of niet aanwezig ben, doet niet ter
zake.”
(Srila Prabhupada, aankomstconversatie, 17/5/77, Vrindavan)
“Als ik heenga is er geen reden voor treurnis. Ik zal altijd bij jullie zijn door
mijn boeken en instructies. Ik zal op die manier altijd bij jullie blijven.”
(Back to Godhead 13:1-2, december 1977)
93
De Laatste Instructie
Srila Prabhupada is onze eeuwige goeroe
Reporter:
Wie zal u opvolgen als u sterft?
Srila Prabhupada:
Ik zal nooit sterven.
Toegewijden:
Jaya! Haribol! (laughter)
Srila Prabhupada:
Ik zal eeuwig voortleven in mijn boeken en jullie zullen ze
gebruiken.
(Srila Prabhupada, persconferentie, 16/7/75, Berkley)
Vrouw uit India:
“
…geeft de geestelijk leraar na de dood nog steeds begelei-
ding?”
Srila Prabhupada:
“
Ja, ja. Net zoals Krsna ons begeleidt, zo zal de geestelijk leraar
ons begeleiden.”
(SP lezing, 3/9/71)
“Het eeuwige verbond tussen leerling en geestelijk leraar begint vanaf de dag dat hij hoort.”
(SP brief aan Jadurani, 4/9/72)
“Als iemand met een beetje geloof de associatie zoekt van een pure toegewijde, krijgt die persoon
de kans om te horen over de Heer uit geschriften met autoriteit, zoals de
Bhagavad-gita
en het
Srimad-Bhagavatam
. Dit is de invloed van pure toegewijden en de eerste fase van associatie met
pure toegewijden.”
(Nectar of Devotion, (1982 Ed.), p.146)
“Dit zijn geen gewone boeken. Het is opgenomen chanten. Iedereen die het leest, hoort het.”
(Brief aan Rupanuga Das, 19/10/74)
“Wat het
parampara
-stelsel betreft: Zulke grote hiaten hoeven niemand te verbazen. We moeten
leren van de
acarya
en hem volgen…”
(Brief aan Dayananda, 12/4/68)
“Deze grote zielen (leden van de geestelijke erfopvolging) waren niet zoals stralende kometen die
voor een tijdje aan de hemel verschijnen en dan verdwijnen zo gauw als hun missie klaar is. Ze zijn
zoals vele zonnen die ten volle schijnen om licht en warmte te geven aan opvolgende generaties.
Lange tijd gaan ze door en worden dan opgevolgd door anderen met sublieme geest, schoonheid en
kaliber.”
(Srila Bhaktivinoda Thakura)
Narayana:
“Dus deze leerlingen die niet de mogelijkheid hebben
om u te zien, of met u te spreken…”
Srila Prabhupada:
“
Dat was waar hij over sprak,
vani
en
vapuh
. Zelfs als je zijn
lichaam niet ziet, kun je zijn woorden accepteren,
vani
.”
Narayana:
“
Maar hoe weten ze dat ze u een plezier doen?”
Srila Prabhupada:
“
Als je werkelijk de woorden van de goeroe volgt, dan wilt dat
zeggen dat je hem een plezier doet. En als je niet volgt, hoe kan
het hem dan plezieren?”
93
Srila Prabhupada is onze eeuwige goeroe
94
Sudama:
“
Niet alleen dat, maar uw genade wordt overal
verspreid, en als we er ons voordeel mee doen, dat heeft u ons
ooit eens verteld, dan zullen we het resultaat merken.”
Srila Prabhupada:
“Ja.”
Jayadvaita:
“
En als we vertrouwen hebben in wat de goeroe zegt, dan doen
we dat automatisch.”
Srila Prabhupada:
“
Ja. Mijn goeroe Maharaja verliet deze wereld in 1936 en ik
startte deze beweging 30 jaar later in 1965. Dan? Ik krijg de
genade van de goeroe. Dit is
vani
. Als je de
vani
volgt, dan
krijg je hulp, zelfs als de goeroe niet fysiek aanwezig is.”
Sudama:
“
Dus zolang de leerling de instructies van de goeroe volgt, is er
geen sprake van gescheidenheid.”
Srila Prabhupada:
“
Nee.
Cakhu-dano-dilo-jei.
Wat volgt?”
Sudama:
“
Cakhu-dano-dilo-jei, janme janme prabhu sei.”
Srila Prabhupada:
“
Janme janme prabhu sei.
Dus waar is er sprake van
gescheidenheid? Degene die je ogen heeft geopend, is geboorte
na geboorte je
prabhu.”
(SP Ochtendwandeling, 21/7/75, San Francisco
)
Madhudvisa:
“
Kunnen christenen zonder hulp van een geestelijk leraar de
geestelijke hemel bereiken door Jezus Christus’ woorden en leer
te geloven en te volgen?”
Srila Prabhupada:
“
Ik volg het niet.
”
Tamal Krsna:
“
Kan een christen in deze tijd, zonder geestelijke leraar, maar
door het lezen van de bijbel en het volgen van Jezus’ woorden
…”
Srila Prabhupada:
“
Wanneer je de bijbel leest, volg je de geestelijk leraar. Hoe kun
je zeggen ‘zonder’? Zodra je de bijbel leest, betekent dit dat je de
instructies van heer Jezus Christus volgt.
Dus de geestelijk leraar is wel degelijk aanwezig.”
Madhudvisa:
“
Ik bedoelde een levende geestelijk leraar.
”
Srila Prabhupada:
“
Geestelijk leraar is geen kwestie van… Geestelijk leraar is
eeuwig. Dus je vraagt ‘zonder geestelijk leraar’. Zonder geestelijk
leraar maak je geen enkele ontwikkeling in je leven. Je accepteert
een of andere geestelijk leraar. (…) Maar accepteren moet. Als
je zegt ‘door de bijbel te lezen’, dan volg je de geestelijk leraar
vertegenwoordigt door een priester of pastoor in de lijn van Heer
Jezus Christus.”
(Ochtendwandeling 2/10/68, Seattle)
“Je vroeg of het klopt of de geestelijk leraar in dit universum blijft totdat al zijn leerlingen zijn
overgebracht naar de spirituele wereld. Het antwoord is ‘ja’, dit is de regel.”
(SP brief aan Jayapataka, 11/7/69)
95
De Laatste Instructie
BIJLAGEN
Bijlagen
96
Een kopie van de werkelijke brief
97
De Laatste Instructie
ISKCON
INTERNATIONALE GEMEENSCHAP VOOR KRISHNA-BEWUSTZIJN
Oprichter-Acharya: Zijne Goddelijke Genade A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupada
9 juli 1977
Aan alle GBC en tempelpresidenten
Dierbare Maharaja’s en Prabhu’s,
Accepteer alsjeblieft mijn nederige eerbetuigingen aan je voeten. Recentelijk
toen alle GBC leden bij Srila Prabhupada in Vrindavan waren, benadrukte Srila
Prabhupada dat Hij enkele van zijn senior discipelen zou aanstellen om te handelen als
“rittik”- vertegenwoordiger van de
acarya
, met als doel om zowel eerste als tweede initiaties
uit te voeren. Zijne Goddelijke Genade heeft dusver een lijst gegeven van elf discipelen die in
die hoedanigheid zullen handelen:
Zijne Heiligheid Kirtanananda Swami
Zijne Heiligheid Satsvarupa das Gosvami
Zijne Heiligheid Jayapataka Swami
Zijne Heiligheid Tamal Krsna Gosvami
Zijne Heiligheid Hrdayananda Gosvami
Zijne Heiligheid Bhavananda Gosvami
Zijne Heiligheid Hamsadutta Swami
Zijne Heiligheid Ramesvara Swami
Zijne Heiligheid Harikesa Swami
Zijne Heiligheid Bhagavan das Adhikari
Zijne Heiligheid Jayatirtha das Adhikari
Bij het aanbevelen van specifieke discipelen voor initiaties, schreven de tempelpresidenten
in het verleden aan Srila Prabhupada.Aangezien Srila Prabhupada deze vertegenwoordigers heeft
benoemd, mogen tempelpresidenten voortaan aanbevelingen voor eerste en tweede initiatie sturen
naar één van deze vertegenwoordigers die zich het meest dichtbij hun tempel bevindt. Na de
aanbeveling overwogen te hebben, mogen deze vertegenwoordigers de toegewijde accepteren als
een geïnitieerd discipel van Srila Prabhupada door een spirituele naam te geven, of in het geval van
tweede initiatie, door op het gyatri draad te chanten, net zoals Srila Prabhupada deed. De nieuwe
geïnitieerde toegewijden zijn discipelen van Zijne Goddelijke GenadeA.C. Bhaktivedanta Swami
Prabhupada, de bovenstaande senior toegewijden handelen als zijn vertegenwoordigers. Nadat
de tempelpresident een brief ontvangt van deze vertegenwoordigers, met daarin een spirituele
naam of een draad, kan hij de vuur-yajna in de tempel uitvoeren, zoals voorheen gedaan werd.
De naam van de nieuw geïnitieerde discipel moet zijn gestuurd door de vertegenwoordiger die
hem of haar heeft geaccepteerd namens Srila Prabhupada, en de naam wordt toegevoegd aan
het geïnitieerde discipel boek van Zijn Goddelijke Genade.
Hopende dat dit je in goede gezond bereikt.
Je dienaar,
Goedgekeurd
(Handtekening is te op het originele document)
Tamal Krsna Gosvami
Secretaris van Srila Prabhupada
De werkelijke inhoud van de brief
Bijlagen
98
Een kopie van de werkelijke brief
99
De Laatste Instructie
De werkelijke inhoud van de brief
ISKCON
INTERNATIONALE GEMEENSCHAP VOOR KRISHNA-BEWUSTZIJN
Oprichter-Acharya: Zijne Goddelijke Genade A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupada
10 juli 1977
Mijn dierbare Hamsadutta Maharaja,
Aanvaardt alsjeblieft mijn nederige eerbetuigingen aan je voeten. Srila Prabhupada heeft je brieven
ontvangen, respectievelijk gedateerd op 4 en 5 juli 1977, en heeft me de instructie gegeven om ze te
beantwoorden.
Srila Prabhupada was erg tevreden toen hij hoorde hoe je alles in Ceylon hebt georganiseerd, en dat zoveel
mensen nu serieuze interesse hebben, bewijst de effectiviteit van je prediken. Zijn Goddelijke Genade
zei, “Je bent een geschikt persoon en kan initiatie geven aan degenen die er klaar voor zijn. Ik heb jou als
één van de elf mensen gekozen als “rittvik” of vertegenwoordiger van de
acarya
, om zowel eerste als
tweede initiaties te geven ten behoeve van mij.” (Een nieuwsbrief is gestuurd naar alle tempelpresidenten
en de GBC met betrekking tot het benoemen van de elf vertegenwoordigers die door Srila Prabhupada
zijn benoemd. De geïnitieerde discipelen zijn de discipelen van Srila Prabhupada en je moet van iedereen
die volgens jou geschikt is en die je op deze manier initieert de naam opsturen, zodat deze kunnen
worden toegevoegd aan Srila Prabhupada’s “geïnitieerde discipelen” boek. Op gelijke wijze zullen de
tempelpresidenten hun aanbevelingen voor initiatie sturen naar de meest dichtstbijzijnde vertegenwoordiger
die een spirituele naam geeft, of chant op het Gayatru draad, zoals Srila Prabhupada voorheen deed).
Srila Prabhupada had een grote grijns op zijn gezicht toen hij hoorde van het succesvol programma dat door
lokale mensen georganiseerd werd en waaraan 2000 personen deelnamen. Toen hij hoorde dat je een vol
feestprogramma op zondag hebt geïntroduceerd, zei hij, “Je bent een goede kok, dus leer anderen nu om te
koken, net zoals ik het jou heb geleerd.”
Wat betreft het trage printproces verklaart Zijn Goddelijke Genade, “Het is niet erg. Ga door. Ook al gaat
het langzaam.” Ik heb Pradyumna Prabhu gevraagd over de vertaling in het Singalees, waar jij het over had.
Hij zei dat “On Chanting Hare Krishna Mantra” was vertaald in het Singalees en dat de vertaling in zijn
kofferbak in Bombay ligt. We zullen proberen om het zo snel mogelijk bij jou te krijgen. Ik weet niet of
Gopal Krishna een Tamil manuscript heeft, maar als ik hem over ongeveer tien dagen zie, zal ik hem vragen
om het naar jou te sturen. Je mag hem ook zelf schrijven. Pradyumna zegt dat het sneller zal zijn om een
nieuwe vertaling te maken- het is slechts 1 pagina.
Srila Prabhupada was erg blij om te vernemen dat je wilt proberen om Ceylonese toegewijden naar Mayapur
te brengen en zei, “Oh, dat is erg goed!” Hij weet niet of het waar is of Bhaktisiddhanta’s discipelen hebben
gezien dat een man een rat aan het eten was. Wat betreft de exacte positie van Sri Lanka, dit is de opinie van
sommige mensen. Srila Prabhupada adviseerde om deze discussie niet publiekelijk te voeren op dit moment.
Srila Prabhupada deed je ook de aanbeveling om bij Hari Sauri ghee te halen. Hij zei dat je één vijfde kunt
krijgen van de hoeveelheid die Hari Sauri naar India stuurt. Betreffende de keuze of je de naam Swami of
Goswami moet gebruiken, zei Srila Prabhupada, “Blijf bij één. Swami is beter.”
Je dienaar,
(Handtekening is te op het originele document)
Tamal Krsna Gosvami
Secretaris van Srila Prabhupada
Zijne Heiligheid Hamsadutta Swami
c/o ISKCON Colombo
Bijlagen
100
Een kopie van de werkelijke brief
101
De Laatste Instructie
ISKCON
INTERNATIONALE GEMEENSCHAP VOOR KRISHNA-BEWUSTZIJN
Oprichter-Acharya: Zijne Goddelijke Genade A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupada
11 juli 1977
Mijn dierbare Kirtanananda Maharaja,
Aanvaardt alsjeblieft mijn meest nederige eerbetuigingen aan je voeten. Zijne Goddelijke Genade
Srila Prabhupada heeft recentelijk de laatste uitgave van Brijabasi Vil. IV, No. 4 ontvangen, wat
Hem grote vreugde bracht. Toen Hij naar de cover keek en zag hoe Kaladri de vuurceremonie aan
het uitvoeren was, zei Hij, “Je hoeft alleen naar zijn gezicht te kijken om te zien hoe toegewijd
hij is, zo bedreven in alles.” Toen Srila Prabhupada de eerste pagina opende, fixeerde Zijn ogen
zich op de foto van Radha- Vrindavana Chandra, en Hij zei, “Vrindavana Bihari – zo prachtig.
Er is geen gevaar waar Vrindavana Chandra is.” Na genoten te hebben van het hele tijdschrift
zei Srila Prabhupada, “Het is geprint op hun eigen drukpers. Dat is een erg grote vooruitgang.”
Zijne Goddelijke Genade waardeerde het artikel van de jeugdige toegewijde jongen heel erg.
Srila Prabhupada voelde grote sympathie bij het lezen van zijn verhaal en zei, “Als één persoon
verandert zoals deze jongen dan is deze beweging succesvol. Er is een goed vooruitzicht, goede
hoop. Bundel jullie krachten en zorg dat deze beweging door en door blijft gaan. Nu ben ik
er zeker van dat het door zal gaan.” Terwijl Hij het tijdschrift doornam, zag Srila Prabhupada
je goede foto op de pagina “Istagosthi” en Srila Prabhupada liet een lange liefhebbende blik
op je goede zelfexpressie, zijn diepe waardering tonend voor de manier waarop je dit Krishna
Bewustzijn hebt begrepen.
Er is een brief gestuurd naar alle tempelpresidenten en de GBC, welke jij spoedig zult ontvangen.
Hierin staat het proces van initiatie beschreven, zoals het in de toekomst gevolgd moet worden.
Srila Prabhupada heeft tot dusver elf vertegenwoordigers aangesteld, die ten behoeve van Hem
nieuwe toegewijden zullen initiëren. Je kunt wachten tot deze brief je bereikt (het originele
exemplaar is gestuurd naar Ramesvara Maharja om te dupliceren) en dan kunnen alle personen
die jij in je vorige brieven hebt aanbevolen, worden geïnitieerd.
Zijne Goddelijke Genade houdt Zijn gezondheid op hetzelfde niveau en meest verbazingwekkend
heeft Hij de snelheid van Zijn vertaalwerk kunnen verdubbelen zodat deze samengaat met de
verdubbeling van de boekdistributie.
Hopende dat dit je in goede gezond bereikt.
(Handtekening is te op het originele document)
Tamal Krsna Gosvami
Secretaris van Srila Prabhupada
Zijne Heiligheid Kirtanananda Swami
c/o ISKCON New Vrndavana
De werkelijke inhoud van de brief
Bijlagen
102
Een kopie van de werkelijke brief
103
De Laatste Instructie
BBT
THE BHAKTIVEDANTA BOOK TRUST
Oprichter-Acharya: Zijne Goddelijke Genade A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupada
21 juli 1977
ALLE EER AAN SRI GURU EN GOURANGA!
Dierbare GBC Godbroeders Prabhu’s,
Aanvaardt alsjeblieft mijn meest nederige eerbetuigingen aan het stof van jullie voeten. Alle eer
aan Srila Prabhupada! Ik heb recentelijk enkele brieven van Tamal Krishna Maharaja ontvangen
en voeg hier twee documenten bij: 1) Srila Prabhupada’s laatste versie van zijn wilsverklaring
en 2) Srila Prabhupada’s eerste lijst van discipelen die zijn aangesteld om initiaties uit te voeren
voor Zijne Goddelijke Genade. Deze lijst is ook naar alle centra gestuurd.
Uit Tamal’s brieven blijkt dat Srila Prabhupada ondanks zijn aanhoudende slechte gezondheid
enthousiast is, en hij is met volle kracht aan het vertalen. Hij wordt vooral enthousiast wanneer
berichten van verschillende GBC mensen en tempels hem bereiken met resultaten van het
prediken en met algemeen goed nieuws. Tamal Krsna Maharaja heeft benadrukt dat we allemaal
zulke berichten moeten sturen, omdat Zijne Heiligheid vaak vraagt, “Wat is het nieuws?” Een
buitengewoon voorbeeld van Srila Prabhupada’s stemming werd duidelijk na het ontvangen
van een aanmoedigend predikrapport van Hansadutta Swami in Ceylon. Srila Prabhupada zei,
“Ik wil naar Ceylon gaan. Ik kan gaan. Ik kan overal heengaan met een rolstoel. Het is alleen
moeilijk in verbeelding. De zwelling raakt de huid, niet mijn ziel.”
Meer dan wat dan ook heeft Tamal de oprechte noodzaak benadrukt van het maandelijks
bezoek en het geven van persoonlijke dienst door een GBC-lid. Aangezien Srila Prabhupada
recentelijk zei dat deze regelmatige bezoeken erg belangrijk zijn, zouden alle GBC-leden
gemotiveerd moeten zijn om dit te doen. Het bevat niet alleen belangrijk werk dat Srila
Prabhupada van managementzaken bevrijdt, maar het omvat ook het persoonlijk vergezellen
van Srila Prabhupada, zoals het geven van massages en vele andere nectargelijke diensten. Over
het algemeen gezien bevat het een ongebruikelijke hoeveelheid persoonlijke associatie, zelfs
meer dan in het verleden. Uit de meer dan 23 GBC-leden zou er nooit een maand oningevuld
mogen zijn.
OnslaatstenieuwsisdatSrilaPrabhupadaeennieuwGBC-lidvoorNoord-Indiaheeftaangesteld
(inclusief Delhi, maar niet Vrndavana)- Zijn Heiligheid Bhakti Caitanya Swami. Tamal Krsna
Maharaja zei dat Zijne Goddelijke Genade hem heeft aangesteld om hem aan te moedigen in
zijn buitengewone predikwerk dat hij verricht in Punjab.
Jai,ikhoopdatditjullieallemaalingoedeomstandighedentreftendatjullievollediggeabsorbeerd
zijn in het prediken, waardoor Srila Prabhupada compleet voldaan is.
Jullie meest onwaardige dienaar,
(handtekening is te zien op het originele document)
Ramesvara das Swami
Bijgesloten
De werkelijke inhoud van de brief
Bijlagen
104
Een kopie van de werkelijke brief
105
De Laatste Instructie
[BRIEF van Tamala Krsna Goswami aan Hansadutta, namens Srila Prabhupada]
31 juli 1977
Mijn dierbare Hansadutta Maharaja,
Aanvaardt alsjeblieft mijn meest nederige eerbetuigingen aan je voeten. Ik heb de
instructie gekregen van Zijne Goddelijke Genade Srila Prabhupada om je te bedanken voor
je brief gedateerd op 25 juli 1977. Je hebt aan Srila Prabhupada geschreven dat je niet weet
waarom hij jou heeft gekozen om zijn genade te ontvangen. Zijn Goddelijke Genade antwoordde
onmiddellijk, “Dat is omdat jij mijn oprechte dienaar bent. Je hebt de gehechtheid voor een
prachtige en gekwalificeerde vrouw opgegeven en dat is een groot voordeel. Je bent een echte
prediker. Daarom waardeer ik je. (Dan lachend) Soms ben je eigenwijs, maar dat geldt voor elke
intelligente man. Nu heb je een erg goed gebied. Organiseer het nu en blijf een rittik en het zal
van grote waarde zijn. Niemand zal je daar storen. Creëer je eigen gebied en blijf een rittik en
handel ten behoeve van mij.”
Srila Prabhupada luisterde met grote enthousiasme toen ik hem het krantartikel
voorlas. Zijn Goddelijke Genade was erg tevreden: “Dit artikel zal je aanzien vergroten. Het
is een erg mooi artikel. Daarom heeft de krant zoveel ruimte gereserveerd om het te printen.
Het is heel mooi. Het moet gepubliceerd worden in Back to Godhead. Momenteel is er een
column in Back to Godhead met de naam ‘Prabhupada Speaks Out’. Jouw artikel kan de naam
krijgen ‘Prabhupada’s discipel Speaks Out’. Ja, we zullen dit artikel zeker publiceren. Laat
deze schurk voor gek staan voor het publiek. Dit artikel heeft me voldoening gegeven. Ik
wil dat mijn discipels zich uitspreken… ondersteund door een volledige redenatie. ‘Brahma
sutra sunisthita’, dit is prediken. Wees gezegend. Al mijn discipelen gaan vooruit. Jij hebt
ze uitgedaagd. Zij kunnen niet antwoorden. Deze Dr. Kovoor moet uitgenodigd worden…
Voor Dr. Svarupa’s conventie over ‘Leven komt van Leven’. Hij kan wat leren van deze
wetenschappelijk conventie.
Ja, je moet zeker wat geld van de ISKCON voedselondersteuning krijgen. Er wordt geld
voor je programma ingezameld en gestuurd voor voedseldistributie. Dat is mijn voorstel. Drie
honderd mensen die komen is geen grap. Je noemt zoveel fijne bereidingen. Ik zou willen eten,
maar kan het niet. Het simpelweg horen van de namen (van bereidingen) is al verzadigend. Deze
morgen dacht ik aan je en nu heb je me geschreven.”
(laatste paragraaf onleesbaar)
Je dienaar,
(Handtekening is te op het originele document)
Tamal Krsna Gosvami
Secretaris van Srila Prabhupada
De werkelijke inhoud van de brief
Bijlagen
106
Een kopie van de werkelijke wilsverklaring
107
De Laatste Instructie
Een kopie van de werkelijke wilsverklaring
Bijlagen
108
Een kopie van de werkelijke wilsverklaring
109
De Laatste Instructie
De Laatste Instructie
De inhoud van de wilsverklaring
Tridandi Goswami
A.C. Bhaktivedanta Swami
Oprichter-Acharya:
Internationale Gemeenschap voor Krishna-Bewustzijn
CENTRUM: Krsna-Balarama Mandir,
Bhaktivedanta Swami Marg,
Ramanareti, Vrndavana, U.P.
DATUM:
4
Juni, 1977
WILSVERKLARING
Ik, A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupada, oprichter-
acarya
van de
Internationale Gemeenschap voor Krishna-Bewustzijn, oprichter van de Bhaktivedanta
Book Trust, en discipel van Om Vishnupada 108 Sri Srimad Bhaktsiddhanta Sarasvati
Gosvami Maharaj Prabhupada, momenteel verblijvend in de Sri Krsna- Balarama
Mandir in Vrndavana, maak dit tot mijn laatste wilsverklaring:
1.
De Governing Body Commission (GBC) zal de hoogste besturende
autoriteit zijn van de gehele Internationale Beweging voor Krishna Bewustzijn.
2.
Elke tempel zal eigendom van ISKCON zijn en wordt bestuurd
door drie uitvoerende directeuren. Het bestuurstelsel zal door blijven gaan
zoals het nu is en er is geen reden voor welke verandering dan ook.
3.
Eigendommen in India zullen worden bestuurd door de volgende uitvoerende
directeuren:
a) Bezittingen in Sri Mayapur Dhama, Panihari, Haridaspur en Calcutta: Gurukrpa
Swami, Jayapataka Swami, Bhavananda Gosvami en Gopal Krsna das Adhikari.
b)
Bezittingen in Vrndavana: Gurukrpa Swami, Akshoyananda Swami, en Gopal
Krsna das Adhikari.
c)
Bezittingen in Bombay: Tamal Krsna Gosvami, Giriraj das Brahmachary, en
Gopal Krsna das
Adhikari
d)
Bezittingen in Bhubaneswar: Gour Govinda Swami, Jayapataka Swami, en
Bhagawat das Brahmachary.
e)
Bezittingen in Hyderbad: Mahamsa Swami, Sridhar Swami, Gopal Krsna das
Adhikari en Bali Mardan das Adhikari.
De uitvoerende directeuren die hierin zijn benoemd, zijn aangesteld voor het leven.
In het geval van overlijden, of wanneer één van de benoemde directeuren om welke
reden dan ook faalt in zijn handelen, mogen de blijvende directeuren een nieuwe
directeur of directeuren aanstellen, mits de nieuwe directeur mijn geïnitieerde
Bijlagen
110
discipel is en strikt alle regels en regulaties van de Internationale Gemeenschap voor
Krishna-Bewustzijn volgt, zoals uitgelegd in mijn boeken en mits er nooit minder
dan drie (3) en meer dan vijf (5) uitvoerende directeuren tegelijkertijd handelen.
4.
Ik heb de Internationale Gemeenschap voor Krishna-Bewustzijn opgericht, tot
ontwikkeling gebracht en georganiseerd en zodoende wil ik hierbij dat geen van de
onverplaatsbare bezittingen die in India op naam van ISKCON staan, ooit zullen
worden verpand, verhuurd, verkocht, verplaatst, of op welke manier dan ook worden
verwijderd, afgeschaft, of uitgesloten. Deze opdracht is onveranderbaar.
5.
Bezittingen buiten India dienen in principe nooit te worden verpand, verhuurd,
verkocht, verplaatst, of op welke manier dan ook worden verwijderd, afgeschaft, of
uitgesloten, maar als de noodzaak daar is, mogen ze met toestemming van het GBC-
comité van leden die zijn verbonden aan die bezitting, worden verpand, verhuurd,
verkocht, etc...
6.
De bezittingen buiten India en de daaraan verbonden GBC comité
bestuursleden zijn als volgt:
a)
Bezittingen in Chicago, Detroit en Ann Arbor: Jayatirtha das Adhikari.
b)
Bezittingen in Hawaii, Tokyo, Hong Kong: Guru Krpa Swami, Ramesvara
Swami and Tamal Krishna
Gosvami.
c)
Bezittingen in Melbourne, Sydney, Australia Farm: Guru Krpa Swami, Hari
Sauri, and Atreya Rsi.
d)
Bezittingen in Engeland (London Radlett), Frankrijk, Duitsland, Nederland,
Zwitserland and Zweden: Jayatirtha das Adhikari, Bhagavan das Adhikari, Harikesa
Swami.
d)
Bezittingen in Kenia, Mauritius, Zuid Afrika: Jayatirtha das Adhikari,
Brahmananda Swami and Atreya Rsi.
e)
BezittingeninMexico,Venezuela,Brazilië,CostaRica,Peru,Ecuador,Colombia,
Chile: Hrdayananda Gosvami, Panca Dravida Swami,Brahmanananda Swami.
f)
Bezittingen in Georgetown, Guyana, Santo Domingo, St.Augustine:Adi Kesava
Swami, Hrdayananda Gosvami, Panca Dravida Swami.
g)
BezittingeninVanouver,Seattle,Berkeley,Dallas:SatsvarupaGosvami,Jagadisa
das Adhikari, Jayatirtha das Adhikari.
h)
Bezittingen in Los Angeles, Denver, San Diego, Laguna Beach: Rameswara
Swami, Satsvarupa Swami, Adi Kesava Swami.
i)
Bezittingen in New York, Boston, Puerto Rico, Port Royal, St. Louis, St Louis
Farm: Tamal Krishna Gosvami, Adi Kesava Swami, Rameswara Swami.
j)
Bezittingen in Iran:Atreya Rsi, Bhagavan dasAdhikari, Brahmanananda Swami.
k)
Bezittingen in Washington D.C., Baltimore, Philadelphia, Montreal en
(onleesbaar): Rupanuga das Adhikari, Gopal Krishna das Adhikari, Jagadisa das
Adhikari.
De inhoud van de wilsverklaring
111
De Laatste Instructie
l)
Bezittingen in Pittsburg, New Vrndavana, Toronto, Cleveland, Buffalo:
Kirtanananda Swami, Atreya Rsi, Balavanta das Adhikari.
m) Bezittingen in Atlanta, Tennessee Farm, Gainsville, Miami, New Orleans,
Mississippi Farm, Houston: Balavanta dasAdhikari,Adi Kesava Swami, Rupanuga
das Adhikari.
n)
Bezittingen in Fiji: Hari Sauri, Atreya Rsi, Vasudev.
7.
Ik verklaar, zeg en bevestig dat alle bezittingen die op mijn naam staan, zowel
de verplaatsbare als onverplaatsbare, inclusief lopende rekeningen, spaarrekeningen
en vaststaande geldbeleggingen in verschillende banken, de bezittingen en
eigendommen zijn van de Internationale Beweging voor Krishna-Bewustzijn, en de
erfgenamen en opvolgers van mijn vorige leven, of iemand die via hen aanspraak
maakt, heeft hoe dan ook geen recht, aanspraak en belang in deze bezittingen,
behalve en uitgezonderd in situaties die later aangegeven worden.
8.
Hoewel het geld dat onder mijn persoonlijke naam in verschillende banken is
ondergebracht wordt uitgegeven voor ISKCON en behoort tot ISKCON, heb ik een
paar deposito’s geselecteerd voor het toekennen van een maandelijkse toekenning
van Rs. 1.000/- (onleesbare toevoeging) aan de leden van mijn vorige familie
(twee zonen, twee dochters en vrouw). Na de dood van de leden van mijn vorige
families, zullen deze specifieke deposito’s (kapitaal, rente en spaargeld) eigendom
worden van ISKCON ten gunste van het kapitaal van het pensioenfonds, en de
nabestaanden van mijn voormalige familie of iemand die aanspraak maakt via hen,
zal niet worden toegestaan om toeslagen te ontvangen.
9.
Hierbij stel ik, Guru Krpa Swami, Hrdayananda Gosvami, Tamal Krishna
Gosvami, Rameswara Swami, Gopal Krsna das Adhikari, Jayatirtha das Adhikari
en Giriraj das Brahmachary aan om te handelen als testamentuitvoerders van
deze wilsverklaring. Ik heb deze wilsverklaring gemaakt op deze vierde dag van
juni 1977, in het bezit van goed werkende zintuigen en stabiele geest, zonder
overreding, geweld of dwang van wie dan ook.
Getuigen:
A.C. Bhaktivedanta
Swami
HetbovenstaandewasgesigneerddoorSrilaPrabhupadaendevolgendemensenwaren
hier getuigen van: Tamal Krsna Goswami, Bhagavan das Adhikari en verschillende
andere getuigen (handtekeningen zijn te zien op het originele document).
De inhoud van de wilsverklaring
Bijlagen
112
Codicil 5 november 1977
Ik, A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupada, een sannyasi en oprichter-Acharya van de
Internationale Gemeenschap voor Krishna-Bewustzijn, oprichter van de Bhaktivedanta
Book Trust, en discipel van Om Vishnupada 108 Sri Srimad Bhaktsiddhanta Sarasvati
Gosvami Maharaj Prabhupada, momenteel verblijvend in de Sri Krsna- Balarama Mandir
in Vrndavana, maak hierbij deze laatste wilsverklaring en erfrecht, zodat mijn intentie wordt
uitgedrukt, en om bepaalde zaken op te helderen die in mijn vorige wilsverklaring gedateerd
op 4 juni 1977, tot op zekere hoogte onduidelijk waren, als volgt:
Ik heb op 4 juni 1977 een wilsverklaring gemaakt en heb daar bepaalde schikkingen ingezet.
Eén van deze was het toekennen van een onderhoudsschikking aan Sri M.M. De, Brindaban
Chandra de, Miss Bhakti Lata De en Smt. Sulurmana Dey, welke zijn geboren tijdens mijn
grhastha ashram en aan Smt. Radharani De, die mijn vrouw was in grhastha ashram, voor
de tijdsduur van hun leven zoals genoemd in paragraaf 8 van de genoemde wilsverklaring.
Na zorgvuldige overwegingen heb ik het gevoel dat de genoemde paragraaf niet mijn ware
intenties laat zien. Hierbij geef ik aan dat Smt. Radharani De haar leven lang Rs. 1.000/-
per maand zal krijgen uit een rente van een vaste spaarbelegging van Rs. 120.000 die door
ISKCON in elke bank, die de autoriteiten van deze gemeenschap juist achten, voor een
periode van 7 jaar in de naam van ISKCON kan worden vastgelegd. Dit bedrag is niet
beschikbaar voor één van haar erfgenamen en na haar dood wordt de genoemde hoeveelheid
behandeld door ISKCON op een manier die de autoriteiten van ISKCON beschouwen als
juist, waarbij zij kijken naar de benodigdheden van de gemeenschap.
Wat betreft Sri M.M. De, Sri Brindaban Chandra De, Smt. Sulurmana Dey en Mevrouw
Bhakti Lata De, zal de ISKCON Rs. 120.000/-, vastleggen voor zeven jaar in een bank om
rente te verdienen van minstens Rs. 1.000 per maand voor elk van hun. Uit deze vermelde
som van Rs. 1.000/-, zal alleen Rs. 250/- worden betaald aan elk van hen uit de rente van hun
vaststaande spaarrekeningen. De overblijvende rente van Rs. 750/- zal opnieuw voor zeven
jaar worden vastgelegd in een nieuw vaststaande spaarrekening op hun respectieve namen.
Bij het vervallen van deze vaststaande spaarrekening zullen de gecreëerde ontvangsten van
Rs. 750/- per maand, die zeven jaar zijn ontvangen aan rente, worden geïnvesteerd door de
hierboven genoemde personen in enkele overheidobligatie vaststaande spaarrekeningen of
in een andere overheidsbeleggingsplan, of worden gebruikt om onverplaatsbare bezittingen
te kopen, zodat de hoeveelheid veilig blijft en niet verkwanseld wordt. In het geval echter,
dat één van de bovengenoemde personen deze voorwaardes overtreedt en het genoemde
geldbedrag voor andere doeleinden gebruikt, zullen de ISKCON-autoriteiten vrij zijn om
de betaling van het maandelijkse onderhouden, via de vaststaande spaarrekening van Rs.
120.000/- van deze persoon te stoppen en in plaats daarvan zullen zij het bedrag aan rente
van Rs. 1.000/- per maand, geven aan het Bhaktivedanta Swami Charity Trust. Dus het is
duidelijk dat de nabestaanden van de genoemde personen geen recht zullen hebben op iets
van de genoemde bedragen en dat deze bedragen alleen voor het persoonlijke gebruik van
de genoemde personen uit mijn vorige leven zijn en dit geldt alleen gedurende hun leven.
Ik heb enkele uitvoerders van mijn genoemde testamentverklaring aangesteld. Hierbij zal
ik nu de naam toevoegen van Jayapataka Swami, mijn discipel die verblijft op Sri Mayapur
Chandrodoya Mandir, Dist. Nadia, West Bengalen, als een uitvoerder van mijn genoemde
De inhoud van de wilsverklaring
113
De Laatste Instructie
De Laatste Instructie
wilsverklaring, samen met de personen die al waren genoemd in de gegeven wilsverklaring
gedateerd op 4 juni 1977. Verder gebied ik dat mijn uitvoerders zullen worden gerechtigd om
samen of individueel te handelen om hun plichten die zijn genoemd in mijn wilsverklaring
te kunnen vervullen.
Om die reden herzie, verander en hervorm ik hierbij mijn genoemde wilsverklaring gedateerd
op 4 juni 1977, op de manier zoals hierboven aangegeven. Op alle andere gebieden blijft
de genoemde wilsverklaring staan en het zal altijd blijven staan.
Hierbij maak ik deze herziene wilsverklaring van 5 november 1977, met mijn volle
bewustzijn en het bezit van een goedwerkende geest, zonder overreding, geweld of dwang
van wie dan ook.
Getuigen:
(handtekeningen zijn te zien op het originele document)
A.C.Bhaktivedanta Swami
De inhoud van de wilsverklaring
Bijlagen
114
KAMER CONVERSATIE 22 april 1977, Bombay
Srila Prabhupada:
“
Ik vertelde hem ‘Je kan dit niet onafhankelijk doen. Je doet
het goed, maar doe het niet in het tijdschrift’. (Pauze) Mensen
hadden klachten tegen Hansadutta. Wist je dat?”
Tamala Krsna:
“Ik ben niet precies op de hoogte van de specifieke
incidenten, maar ik heb algemene…”
Srila Prabhupada:
“In Duitsland. In Duitsland.”
Tamala Krsna:
“De toegewijden daar.”
Srila Prabhupada:
“Zoveel klachten”.
Tamala Krsna:
“Daarom is verandering goed.”
Srila Prabhupada:
“Je wordt goeroe, maar je moet eerst wel gekwalificeerd
zijn, dan word je het.”
Tamala Krsna:
“Oh, dat soort klacht was er.”
Srila Prabhupada:
“Wist je dat?”
Tamala Krsna:
“Ja, ik heb dat gehoord ja.”
Srila Prabhupada:
“Wat is het nut om wat schurkachtige goeroes te
produceren?”
Tamala Krsna:
“
Nou, ik heb mezelf en al uw discipelen geanalyseerd en het
is een duidelijk feit dat we allemaal geconditioneerde zielen
zijn. Dus we kunnen geen goeroe zijn. Misschien is het ooit
een dag wel mogelijk.”
Srila Prabhupada:
“Hmm!”
Tamala Krsna:
“…maar nu niet.”
Srila Prabhupada:
“Ja
ik zal goeroes produceren. Ik zal zeggen wie goeroe is.
“Nu word je
acarya
. Je bent gemachtigd”. Daar wacht ik op.
Jullie worden allemaal
acarya
. Ik trek me volledig terug. Maar
de training moet compleet zijn.”
Tamala Krsna:
“Het zuiveringsproces moet er zijn.”
Srila Prabhupada:
“
Oh ja, dat moet er zijn. Caitanya Mahaprabhu wil dat.
Amara
ajnaya guru hana.
Je wordt goeroe, maar wees gekwalificeerd.
Klein iets, strikte volger.”
Tamala Krsna:
“Geen rubberen stempel.”
Srila Prabhupada:
“Dan is het niet effectief meer. Je kunt vals spelen, maar het zal
niet effectief zijn. Kijk alleen naar de Gaudiya Matha. Iedereen
wilde goeroe worden.Wat voor soort goeroe? Geen publicaties,
niet prediken, simpelweg wat voedsel brengen… Mijn Goeroe
Maharaja noemde het een “samengebracht zooitje, een plaats
om te eten en slapen.”
115
De Laatste Instructie
De Laatste Instructie
KAMER CONVERSATIE 27 mei 1977, Vrindavana
Bhavananda:
“Er zullen mannen zijn, dat weet ik. Er zullen mannen
zijn die zich zullen proberen neer te zetten als goeroe.”
Tamala Krsna:
“Dat gebeurde jaren geleden ook. Uw godbroeders
dachten op die manier. Madhava maharja…”
Bhavananda:
“Oh ja, Oh, klaar om te springen”
Srila Prabhupada:
“Er is een erg streng bestuur vereist en grote
waakzaamheid.”
KAMER CONVERSATIE 28 mei 1977, Vrindavana
Satsvarupa Maharaja:
“
Dan richt onze volgende vraag zich op initiaties
voor de toekomst, specifiek voor het moment dat u
niet meer bij ons bent. We willen weten hoe eerste en
tweede initiaties moeten worden uitgevoerd.”
Srila Prabhupada:
“
Ja, ik zal sommigen van jullie benoemen. Nadat dit
is opgelost zal ik sommigen van jullie benoemen om
te handelen als
waarnemend acarya
.”
Tamal Krsna Maharaja:
“Wordt dit
ritvik acarya
genoemd?”
Srila Prabhupada:
“Ritvik
. Ja.”
Satsvarupa Maharaja:
“Wat is de relatie van de persoon die initiatie
geeft en...”
Srila Prabhupada:
“Hij is goeroe, hij is goeroe.”
Satsvarupa Maharaja:
“Maar hij doet dit ten behoeve van u.”
Srila Prabhupada:
“
Ja. Dat is een formaliteit. Omdat men in mijn
aanwezigheid geen goeroe moet worden, om die
reden dus ten behoeve van mij. Op mijn instructie
amara ajnaya guru hana
, wees werkelijk goeroe.
Maar op mijn instructie.”
Satsvarupa Maharaja:
“Dus zij kunnen worden beschouwd als uw
discipelen?”
Srila Prabhupada:
“Ja, ze zijn discipelen, maar waarom overwegen
van wie ...”
Tamal Krsna Maharaja:
“
Nee. Hij vraagt of deze
ritvik acarya’
s, zij nemen
waar, geven
diksa
, hun…. De mensen aan wie zij
diksa
geven, van wie zijn de discipelen?”
Srila Prabhupada:
“Ze zijn de discipelen van hem.”
Tamal Krsna Maharaja:
“Ze zijn de discipelen van hem.”
Srila Prabhupada:
“Degene die initieert…. Zijn klein discipel…”
Satsvarupa Maharaja:
“Dan hebben we een vraag omtrent…”
Bijlagen
116
Srila Prabhupada:
“
Wanneer ik de order geef om goeroe te worden, dan
wordt hij goeroe, hij wordt reguliere goeroe. Dat is
alles. Hij wordt discipel van mijn discipel. Zie dit
eenvoudigweg.”
KAMER CONVERSATIE 7 juli 1977, Vrindavana
Tamala Krsna:
“Srila Prabhupada, momenteel ontvangen we een aantal
brieven. Deze mensen willen geïnitieerd worden. Tot op
heden hebben we dus gewacht, aangezien u ziek bent,
hebben we hen gevraagd te wachten.”
Srila Prabhupada:
“
De locale senior
sannyasis
kunnen dat doen.”
Tamala Krsna:
“Dat is wat we deden. Ik bedoel, dat deden we voormalig… De
locale GBC
sannyasis
chantten op hun kralen en zij schreven
naar u Goddelijke Genade. En u gaf een spirituele naam. Dus
moetdatprocesblijvendoorgaan,ofmoetenwe…Ikbedoel,één
ding dat wordt gezegd is dat de geestelijk leraar overneemt…
hij neem over de… hij moet de discipel zuiveren door.. Dus we
willen niet dat u hoeft te uh… Uw gezond is niet zo goed, dus
dat moet niet........ dat is waarom we iedereen hebben gevraagd
te wachten. Ik wil alleen weten of we nog een tijdje moeten
blijven doorgaan met wachten.”
Srila Prabhupada:
“Nee. Senior
sannyasis
.”
Tamala Krsna:
“Dus zij moeten doorgaan met...”
Srila Prabhupada:
“Je kunt me een lijst met sannyasis geven. Ik zal ze
markeren.”.
Tamal Krsna:
“OK.”
Srila Prabhupada:
“Jij kunt het doen. Kirtanananda kan het doen. Satsvarupa
kan het doen. Dus deze drie kunnen het doen.”
Tamala Krsna:
“Dus stel dat iemand in Amerika is. Schrijven zij dan
simpelweg naar Kirtanananda of Satsvrarupa?”
Srila Prabhupada:
“Dichtstbijzijnd. Jayatirha kan het doen.”
Tamala Krsna:
“Jayatirtha.”
Srila Prabhupada:
“Bhagavan. En hij kan het ook...Harikesa.”
Tamala Krsna:
“Harikesa Maharaja.”
Srila Prabhupada:
“Vijf, zes mannen en zij verdelen het aan degene die het
meest dichtbij is.”
Tamala Krsna:
“Wie het meest dichtbij is. Dus personen hoeven niet
meer naar U Goddelijke Genade te schrijven. Zij kunnen
direct naar die persoon schrijven. Eigenlijk worden deze
personen namens u geïnitieerd. De mensen die geïnitieerd
zijn, blijven uw…..”
117
De Laatste Instructie
De Laatste Instructie
Srila Prabhupada:
“Tweedeinitiatie.Daarmoetenweoverdenken.Tweede.”
Tamala Krsna:
“Dit is voor de eerste initiatie. OK. En voor de tweede
initiatie, voor dit moment moeten ze…”
Srila Prabhupada:
“Wederom moeten ze wachten. Tweede initiatie moet
er zijn.”
Tamala Krsna:
“Sommige toegewijden schrijven u nu voor tweede
initiatie. En ik schrijf dat ze een tijdje moeten wachten,
omdat u niet helemaal gezond bent. Dus kan ik hen dit
blijven vertellen?”
Srila Prabhupada:
“Ze kunnen tweede initiatie krijgen.”
Tamala Krsna:
“Door u te schrijven?”
Srila Prabhupada:
“Nee. Deze mannen”
Tamala Krsna:
“
Deze mannen. Zij kunnen ook tweede initiatie doen. Dus het is
niet nodig dat toegewijden u schrijven voor de eerste en tweede
initiatie. Ze kunnen de meest dichtstbijzijnde persoon schrijven.
Maar al deze personen zijn nog steeds uw discipelen. Iedereen
die initiatie geeft, doet dit ten behoeve van u.”
Srila Prabhupada:
“Ja.”
Tamala Krsna:
“U kent het boek waarin ik al de namen van uw discipelen
bijhoudt? Moet ik daarmee doorgaan?”
Srila Prabhupada:
“Hmm!”
Tamala Krsna:
“
Dus als iemand zoals Harikesa Maharaja initiaties geeft, moet
hij de naam van de persoon naar ons sturen en ik noteer het
in het boek. OK. Is er iemand anders in India waarvan u wilt
dat hij dit doet?”
Srila Prabhupada:
“India? Ik ben er. We zullen zien. In India – Jayapataka.”
Tamala Krsna:
“Jayapataka Maharaja?”
Srila Prabhupada:
“Jij bent ook in India. Je kunt deze namen noteren.”
Tamala Krsna:
“Ja ik heb ze.”
Srila Prabhupada:
“Wie zijn het?”
Tamala Krsna:
“KirtananandaMaharaja,SatsvarupaMaharaja,Jayatirtha
Prabhu,BhagavanPrabhu,HarikesaMaharaja,Jayapataka
Maharaja en Tamal Krsna Maharaja.”
Srila Prabhupada:
“Dat is goed. Verspreid dit nu.”
Tamala Krsna:
“Zeven. Er zijn zeven namen.”
Srila Prabhupada:
“Voor dit moment zeven namen. Genoeg. (Een pauze)
Je kunt Ramesvara Maharaja opschrijven.”
Tamala Krsna:
“Ramesvara Maharaja.”
Srila Prabhupada:
“En Hrdayananda.”
Tamala Krsna:
“Oh, Zuid Amerika.”
Srila Prabhupada:
“Dus zonder op mij te wachten, kiezen jullie degenen die
het verdienen. Dit gebeurt op basis van gezond oordeel.”
Tamala Krsna:
“Op basis van gezond oordeel?”
Bijlagen
118
Srila Prabhupada:
“Ja.”
Tamala Krsna:
“Dat geldt voor de eerste en tweede initaties.”
Srila Prabhupada:
“Hmm!”
Tamala Krsna:
“Zal ik een
kirtana
groep sturen, Srila Prabhupada?”
KAMER CONVERSATIE 19 juli 1977, Vrindavana
Tamala Krsna:
“Upendra en ik konden het ver zien…. (pauze).”
Srila Prabhupada:
“En niemand gaat je daar storen.. Creëer je eigen gebied,
blijf een
ritvik
en handel ten behoeve van mij. Mensen
krijgen genegenheid daar. De plek is erg aangenaam.”
Tamala Krsna:
“
Ja. Hij zegt: ‘De introductie van de
Bhagavad-Gita
is vertaald
in het Tamil, en het tweede hoofdstuk is het volgende dat ik
krijg, waarna ik een klein boekje publiceer voor distributie’”.
KAMER CONVERSATIE 18 oktober 1977,Vrindavana
Srila Prabhupada:
“Hare Krishna. Is een Bengaalse meneer gekomen
vanuit New York?” (
Een man reisde van New York om
te worden geïnitieerd door Srila Prabhupada
)
.
Tamala Krsna:
“Ja, Srila Prabhupada. Mr Sukamoy Roy Choudry.”
Srila Prabhupada:
“Ikhebsommigenvanjullietochafgevaardigdomteinitiëren?”
Tamala Krsna:
“Ja.”
Srila Prabhupada:
“
Volgens mij kan Jayapataka het doen. Dus ik vaardig hem af
om dit te doen in Mayapura en jullie kunnen met hem meegaan.
Ik stop voor dit moment. Is dat goed?”
Tamala Krsna:
“
Wat Srila Prabhupada?”
Srila Prabhupada:
“
Dit initiëren, ik heb mijn discipelen afgevaardigd, is dat
duidelijk, of is het niet duidelijk?”
Tamala Krsna:
“Het is duidelijk.
”
Srila Prabhupada:
“
Je hebt de lijst met namen? En als mijn gezondheid door
Krsna’s genade herstelt, dan zal ik starten of misschien niet,
maar in deze staat is het niet goed om te initiëren.”.
119
De Laatste Instructie
De Laatste Instructie
KAMER CONVERSATIE
2 november 1977, Vrindavana
(Srila Prabhupada legt uit wat er was besproken met de gasten)
Srila Prabhupada:
“…Dus na u, wie zal de leiding nemen, en (ik zei)
iedereen zal de leiding nemen. Al mijn discipelen. Als
je wilt kun je ook de leiding nemen. (Gelach) Maar je
moet volgen. Zij zijn bereid om alles op te geven. Zij
zullen de leiding nemen. Ik zal er op een moment niet
zijn. Maar er zullen er honderden zijn. Honderden zullen
prediken. Als je wilt kun je ook leider zijn. We hebben
niet zoiets als leider. Iedereen die de vorige leider volgt.
Hij is leider.”
Tamala Krsna:
“
Hmm”
Srila Prabhupada:
“
Indiaas!Wehebbennietzulkeverschillen.Indiaas.Europees.”
Toegewijde:
“Ze wilden een leider uit India”
Srila Prabhupada:
“
Ja. Iedereen. Al mijn discipelen zijn leiders. Zo puur als ze
volgen, zo worden ze leider. Als jullie willen volgen, kun je
leiderworden.Maarjullievolgenniet.Datverteldeik.” (pauze)
Tamala Krsna:
“
Ja. Ze wilden waarschijnlijk iemand voorstellen die onze
beweging zou overnemen.”
Srila Prabhupada:
“
Ja. Hmm. (
pauze
) ‘Leider’… allemaal onzin. (
pauze
) Leider
betekent dat men een eerste klas discipel is. Hij is leider ‘
evam
parampara praptam
’, iemand die onze instructies perfect
opvolgt, hij is een leider. Hmm. Het is niet erg moeilijk om
een leider te worden, mits men bereid is om de instructies van
een bonafide goeroe op te volgen.”
Bijlagen
120
PYRAMIDE HUIS BEKENTENISSEN, 3 december 1980
Tamala Krsna Maharaja:
“ Een paar dagen geleden had ik een soort van realisatie.
(…) Er zijn zeker vele uitspraken van Srila Prabhupada waarin hij stelt dat zijn goeroe
Maharaja geen opvolgers benoemde.(…) Zelfs in Srila Prabhupada’s boeken zegt hij
dat goeroe betekent dat men gekwalificeerd is. (…)
De inspiratie kwam omdat er een vraag in mij opkwam, dus Krishna sprak. Eigenlijk
heeft Prabhupada nooit goeroes benoemd. Hij benoemde elf
ritvik
s. Hij heeft hen
nooit als goeroes aangesteld. Ik en de andere GBC-leden hebben deze beweging de
laatste drie jaar de slechtste dienst bewezen, omdat we de benoeming tot
ritvik
s hebben
geïnterpreteerd als een benoeming tot goeroes.
Ik zal uitleggen wat er werkelijk is gebeurd. Ik heb het uitgelegd, maar de interpretatie
wasverkeerd.WatwerkelijkgebeurdeisdatPrabhupadabekendmaaktedathijmisschien
ritvik
s zou benoemen, dus de GBC kwam om verschillende redenen bijeen en we
gingen met vijf of zes man naar Prabhupada. (
Dit refereert naar de bijeenkomst van
28 mei, 1977
). We vroegen hem, “Srila Prabhupada, na u heengaan, als we discipelen
accepteren, van wie zullen die discipelen zijn, van u of van mij?”
Later werd de lijst van mensen die geïnitieerd moesten worden groter en dit leidde tot
vertragingen. Ik zei, ‘Srila Prabhupada, u sprak eens over
ritvik
s. Ik weet niet wat we
moetendoen.Wewillenunietbenaderen,maarerzijnhonderdennamenvantoegewijden
en ik houd alle brieven vast. Ik weet niet wat u wilt doen’.
Srila Prabhupada zei, “Dat is goed, ik zal er een aantal benoemen…” en hij begon met
het benoemen. Hij maakte het erg duidelijk dat het zijn discipelen zijn. Op dat moment
was het voor mij erg duidelijk dat zij de discipelen van hem waren. Later vroeg ik hem
twee vragen, één: “Hoe zit het met Brahmananda Swami?”. Ik vroeg hem dit omdat ik
affectie had voor Brahmananda Swami.(…) Srila Prabhupada zei, “Nee, niet voordat
hij gekwalificeerd is”. Voordat ik klaar was om de brief te gaan typen, stelde ik hem de
tweede vraag: “Srila Prabhupada is dit alles of wilt u er meer toevoegen?”. Hij zei, “Als
het nodig is, mogen anderen worden toegevoegd.” Nu begrijp ik dat het erg duidelijk is
wat hij deed. Hij was fysiek niet in staat om de functies van de initiatie uit te voeren:
daarom benoemde hij waarnemende priesters om ten behoeve van hem te initiëren. Hij
benoemde er elf en zei erg duidelijk, “Wie het dichtstbijzijnd is kan initiëren”. Dit is
erg belangrijk omdat het bij initiëren niet gaat om wie het dichtstbijzijnd is, het gaat om
naar wie je hart uitgaat. Degene die je vertrouwen heeft, daarvan neem je initiatie. Maar
wanneer het om waarnemen gaat, dan gaat het om degene die het meest dichtstbijzijnd
is en hij was erg duidelijk. Hij benoemde hen. Ze waren over de hele wereld verspreid,
en hij zei, “Benader gewoon de persoon die het meest dichtbij is en zij keuren je. Dan
initiëren ze je ten behoeve van mij” .
Aan wie je jezelf toevertrouwt komt helemaal niet aan de orde, helemaal niks. Dat is
een functie voor de goeroe. “ Om deze beweging te besturen” , zei Prabhupada, “heb
ik een GBC gevormd en zal ik de volgende mensen benoemen. Om het proces van
121
De Laatste Instructie
mensen die zich de beweging aansluiten en het initiëren te kunnen voortzetten, moet
ik een aantal priesters benoemen, omdat (…)ik fysiek niet iedereen zelf kan managen.”
En dat was alles en het was nooit meer dan dat. Je kunt je laatste dollar erop wedden
dat Prabhupada er dagen, uren en weken eindeloos over hebben gesproken over hoe
we het hele goeroe gebeuren zouden moeten opzetten, omdat hij het al miljoenen keer
had gezegd. Hij zei: “ Mijn goeroe Maharaja heeft niemand aangesteld. Het gaat om
kwalificatie.” We hebben een grote fout gemaakt. Wat is de positie van deze elf mensen
na Prabhupada’s heengaan?(…)
Prabhupada liet zien dat het niet alleen
sannyasis
waren. Hij benoemde twee mensen
die
grihastas
waren, die konden toch
ritvik
s zijn, waardoor hij liet zien dat ze gelijk
waren aan een
sannyasi
. Dus iedereen die spiritueel gekwalificeerd is – het was altijd
duidelijk dat je geen discipelen kan accepteren in de aanwezigheid van je goeroe,
maar wanneer de goeroe er niet meer is, als je gekwalificeerd bent en iemand je zijn
vertrouwen geeft, dan kun je discipelen accepteren. Natuurlijk zullen de toekomstige
discipelen volledig op de hoogte moeten zijn over hoe ze moeten beoordelen wie een
propere goeroe is. Maar als je een propere goeroe bent, en je goeroe niet meer aanwezig
is, dan heb je het recht. Het is zoals een man kan verwekken(…)
Helaas kon de GBC dit niet inzien. Zij namen direct aan (ze besloten) dat deze elf
mensen de geselecteerde goeroes waren. Ik kan zonder twijfel zeggen, en ik smeek
nederig om vergeving van iedereen, dat ik zeker tot een zekere hoogte probeerde om te
domineren(…) Dit is de geconditioneerde natuur en het kwam naar boven in de hoogste
positie van alles, ‘Goeroe, oh prachtig! Nu ben ik een goeroe en we zijn maar met
elf”(…). Ik voel dat deze realisatie, of dit begrip, essentieel is om verdere herhalingen
te vermijden, omdat geloof me, het zich zal herhalen. Het is gewoon een kwestie van
tijd voordat alles een beetje vergeten is en dan zal een volgend incident zich opnieuw
voordoen, of het nu hier in L.A. is of ergens anders. Het zal continu gebeuren totdat
er wordt toegestaan dat de werkelijke spirituele kracht van Krishna zonder restrictie
wordt getoond. (…) Ik vind dat het lichaam van de GBC, als ze dit punt niet spoedig
accepteren, als ze zich deze waarheid niet realiseren. Men kan me geen enkele opname
of schrijfwerk tonen waarin Prabhupada zegt: “Ik heb deze elf goeroes aangesteld”.
Het bestaat niet omdat hij nooit goeroes heeft aangesteld. Dit is een mythe.(…) De
dag dat je bent geïnitieerd, heb je het recht om een vader te worden als je eigen vader
verdwijnt, als je gekwalificeerd bent. Niet op aanstelling. Er is geen aanstelling vereist,
omdat er geen één is.
Bijlagen
122
123
De Laatste Instructie
Wilt u dit tijdschrift elk kwartaal gratis ontvangen, stuur
dan uw volledige naam en postadres naar:
irm@iskconirm.com
Meld u aan voor het tijdschrift van de IRM
– het is GRATIS!